Grepen uit de wordingsgeschiedenis der TREKPAARDFOKK.ERIJ 33L (V) DE VOORBEELDWONING IN DE M. D. DE GROOTSTRAAT TE GOES ZATERDAG 1 JUNI 1957. We hebben, ons nochtans zeer beperkend, vrij uitvoerig moeten stilstaan bij de voorgeschiedenis der trekp. fokkerij in België omdat dit land de eer niet kan. worden ontzegd, het oude inlandse ras met „koudbloed-inslag'" dat enkele honderden ja ren geleden in West-Europa inheems was te hebben omgevormd tot het Belgische trekpaard zoals dat er ruim een halve eeuw terug uitzag, toen het de basis hielp leggen voor de trekp. fokkerij in Neder land. Als wea annemen dat de paardenfokkerij in Ne derland in de achttiende eeuw, wat betreft uiterlijk en bloedopbouw van het materiaal, in wel heel weinig van die in België verschilde dan is dat ver moedelijk wel juist. De regeringen en vooral die der provincies be moeiden zich met de paardenfokkerij en vooral was dit, aldus Dr. v. Leeuwen, het geval in Fries land dat als de voornaamste paardenfokkende pro vincie werd beschouwd. Dat wil niet zeggen dat 't daar zo goed ging met het inlandse paard. De stalmeesters prezen 't oude ras nog wel aan voor de fokkerij van koetspaarden, maar daar de mili tairen het meeste te zeggen hadden inzake aange legenheden die de paardenfokkerij betroffen, wer den paarden „met bloed" toch veel sterker aan bevolen. Hetgeen te begrijpen valt. Hengsten van, Engelse, Turkse, Spaanse en (Vervolg van vorige pagina.) VOOR DE VROUW, kleed prijkte reeds in de hal en deed het bijzon der goed. Bij de rondgang ontdekten wij de belangrijke uitbreiding, die de school heeft ondergaan. Er zijn drie naailokalen toegevoegd en een groot combinatielokaal voor de vakken huishouden en koken. De keuken is naar de eisen des tijds inge richt. Wij zagen echter, dat men met verschillen de omstandigheden rekening heeft gehouden en zo leren de meisjes koken zowel op een electrisch als op een gasfornuis en zelfs het petroleumstel ontbreekt niet. Alle nieuwe lokalen hebben een T.L. verlichting. Zij zijn geschilderd in mooie harmonische kleuren, waarvan een weldadige rust uitgaat. Nieuw zijn ook de douches, die door de leerlin gen gebruikt zullen worden. Hygiëne speelt een grote rol bij hun opleiding. Voor zover de meisjes thuis niet het genot van een douche kennen, zul len zij op school de waarde hiervan leren kennen. Dit zal ongetwijfeld ten gevolge hebben, dat zo zij een dergelijke cel in hun huis hebben, deze niet gebruiken als bergplaats, maar er de bestem ming aan geven, die zij verdient. Vol bewondering waren wij voor de zitkamer van de directrice, die volgens het advies van onze binnenhuisarchitecte mej. J. A. Bosman was ge verfd en ingericht. De kleurencombinatie deed weldadig aan. Wat het meubilair betreft viel ons oog dadelijk op een ruime zitbank, die in een oog wenk tot rustbank kan worden omgetoverd. Wij vernamen dat het ontwerp speciaal door mej. Bosman was gemaakt. Boordevol indrukken togen wij huiswaarts. Toen deze bezonken waren en wij wat de school betreft alles nog eens de revue lieten passeren, kwamen wij tot de erkenning, dat het eiland Schouwen-Duiveland thans een landbouwhuis- houdschool rijk is, die bijzonder goed geoutilleerd is en aan hoge eisen voldoet. Gelukkig de meis jes, die hier haar opleiding mogen ontvangen en die hiervan in haar later leven de zegenrijke ge volgen zullen mogen ondervinden. En met hen allen, die aan haar zorgen zullen zijn toever trouwd, want om het met burgemeester Ter Haar Romeny te zeggen: „Het jonge meisje van heden is de huisvrouw en moeder der toekomst". L. N. H.—Gr. In onze vorige vrouwenpagina vertelden wij u iets van de modelwoning, die het adviesbureau voor woninginrichting ging inrichten. Wij beloof den de lezeressen nadere bijzonderheden hierom trent te geven in de vrouwenpagina van deze week. Wij kunnen u tot onze vreugde vertellen, dat het ontwerp in éyn vergevorderd stadium ver keert. De dames van het adviesbureau hebben er met elkaar reeds vele uren aan besteed en er is goede hoop, dat de meubels op tijd van de fabriek zullen komen. Als alles dan volgens de plannen verloopt, kan de opening van de modelwoning in de derde week van juni plaats vinden. Wij hopen, dat velen deze woning komen bezichtigen om er te leren, dat, ondanks de betrekkelijk kleine ruim te, die de moderne woningen bieden, toch een goed bewoonbaar geheel verkregen kan worden. Advertenties in de Zeeuwse dagbladen zullen nog nadere gegevens bevatten. RED. Noorse oorsprong werden ingevoerd. Het was in 't algemeen gesproken slecht gesteld met de fokke rij, er zat geen systeem in en als er desondanks veel uitvoer was, vooral naar Frankrijk, dan valt dat te verklaren uit het feit dat het er in genoemd land nog veel miserabeler voorstond met de fok kerij. L. W. F. van Oebschelwitz vertelt in zijn in 1774 uitgegeven geschrift „De Nederlandsche stalmees. ter" niet veel fraais over de Nederlandse paarden fokkerij. Wel werd 'n aanzienlijk aantal paarden uit Noord-Holland, Gelderland, Overijssel, Utrecht, Groningen en Friesland uitgevoerd en waren voor al de inlandse Friese paarden in Duitsland en Frankrijk zeer gezocht, maar er kleefden niettemin ernstige gebreken aan, men fokte onoordeelkundig terwijl voeding zowel als opfokmethoden alles te wensen lieten. De goede werden verkocht omdat ze 't meeste geld opbrachten; de slechte hield men aan. Wie leest over de fokkerij in dit tijdperk komt tot de overtuiging dat de fokkerij op laag peil stond, terwijl zowel bij de Overheid als bij de fok kers de nodige kennis ontbrak, 't Eind der acht tiende en 't begin der negentiende eeuw waren slecht voor de Nederlandse paardenfokkerij die door revolutie en oorlogen ernstig had geleden en evenals de fokkerij in België en andere landen, sterk onder Franse invloed stond. Algemene schaarste, voedselgebrek en veelvuldige vorderin gen van paarden waren debet aan de weinig roos kleurige toestand. Tijdens de regering van Koning Lodawijk Na poleon (18061810) was de vraag naar paarden groot en de prijzen waren navenant. Een algemeen tekort aan paarden (ook hengsten) leidde er toe dat velen zich genoodzaakt zagen met ossen en zelfs koeien te werken. Stijgende zuivelprijzen deden de belangstelling voor de melkveehouderij toenemen, welke in bepaalde streken de paarden fokkerij geheel overvleugelde. De grote vraag naar paarden en de hoge prijzen bleven overigens niet voortduren; omstreeks 1820 begon een tijdperk van grote malaise waarin vooral de landbouw deelde. Alles werd spotgoedkoop, óók paarden en andere landbouwhuisdieren. Het is ons niet mogelijk stil te staan bij de Over heidsmaatregelen die ter „verbetering" der paar denfokkerij genomen werden in de achttiende en negentiende eeuw, maar we kunnen niet zonder meer passeren de oprichting van de Stoeterij te Borculo door Koning Lodewijk Napoleon in 1808. Hier waren ondergebracht een aantal halfbloed merries en enige tientallen hengsten die over de provincies werden gedistribueerd, maar weinig dekten want het waren alle paarden van buiten landse oorsprong met min of meer bloed. Onnodig te zeggen dat er voor het oude inlandse ras geen plaats was ingeruimd in de stoeterij van Borculo. Door Koning Willem I werd de instelling, zij 't in ietwat gewijzigde vorm, gehandhaafd, nadat deze vorst zoals reeds medegedeeld, ook reeds in Wal- ferdange een hengstendepöt had opgericht, terwijl als voorheen werd getracht met behulp van bloed- hengsten goede militaire paarden te fokken en met dezelfde hengsten de boerenpaarden te ver beterend) Wat aan mannelijk fokmateriaal in Borculo was samengebracht werd aangeduid met de namen Turks, Pools, Engels, Egyptisch, Ara- bisch, Perzisch, enz. In 1826 werd de stoeterij offi ciéél een militaire inrichting, maar als gevolg van weinig voelden voor de lichte hengsten, werden in 1827 vijf Jutlanders aangekocht, een landras, sterk verwant aan onze inlanders en dus wel aanvaard baar. De hengsten werden, misschien niet vanaf 't begin, maar dan toch later, kosteloos ter be schikking gesteld van de fokkers en dit had tot gevolg dat er veel meer gebruik van werd gemaakt. In sommige streken kon. men de staatshengsten min of meer waarderen, in andere echter in het geheel niet. 't Best voldeden de zware Duitse warm- bloedhengsten (Oldenburgers) zo ze aanwezig wa ren, terwijl, naar verluidt, ook de Engelse heng sten wel chique veulens gaven. Waardeloos bleken die met Oosters bloed. Ze pasten niet in de fokrich* ting die in Nederland overheersend werd voorge staan en de laatrijpe, veeleisende veulens van de fijnere rassen werden ook niet verzorgd op een wijze die ze nodig hadden. Bij Kon. Besl. werd de stoeterij in 1842 opgehe ven. In bepaalde streken van ons land t.w. in som de oppostie der boeren, die voor 't overgrote deel mige delen van Gelderland, waar dus blijkbaar al tijd al fokkers hebben gewoond met een „bloed- complex" en hier en daar in Zuid-Holland werd de opheffing betreurd; over 't algemeen echter werd ze toegejuicht. Men mag gerust zeggende stoeterij van Borculo had niiet beantwoord aan de verwach tingen der regering. De bekende landbouw-promo- tor W. C. H. Staring zei er van dat 't jammer was dat de stoeterij niet als een landbouw-inrichting was beheerd, in plaats als een kind van het Depar tement van Oorlog. Men had zich moeten afvragen op welke wijze onze inlandse rassen verbeterd hadden kunnen worden en welke verbetering de fokkers zelf be geerden. In dat geval zou de 60.000 die de in stelling jaarlijks kostte, bespaard hebben kunnen worden. Dit wat betreft de stoeterij in Borculo waarover een enorme hoeveelheid gegevens ter beschikking staan, w.o. zeer interessante die we overigens achterwege moeten laten omdat het ons veel te ver zou voeren. Na de opheffing van „Bor culo" als staatsstoeterij exploiteerde de inmiddels aan 't bewind gekomen Koning Willem II deze nog tot 1850 voor eigen rekening. De laatste hengsten werden verkocht, deels naar 't 'buitenland, o.a. naar de staatsstoeterij in Tervueren (Belg.). Ook op „Het Loo" bleven er enkele, alsmede op enkele andere particuliere stoeterijen waarvan echter een zo miniem gebruik werd gemaakt dat hun invloed nihil moest worden genoemd. De kolonel der cavalerie C. A. Gelsweit v. d. Net ten, die het paard natuurlijk in hoofdzaak be schouwde uit een oogpunt van militaire doelmatig heid, vertelt in zijn „Handboek der paardenkennis" (1811) iets over het in die dagen in Nederland in heemse paard. De „Vriese" paarden hadden, vol- gens deze schrijver, o.m. „een korten, sterken, ge- bogenen hals, zware manen en staart, een breeden rug en rond, gespleten kruis, sterke, zwaar be hangen benen en groote hoeven". Zuid-Holland en Groningen leverden hetzelfde ras op. Het Gelderse paard, dat zeer wordt ge roemd, had o.m. óók „een schoonen, zwaren hals, welgesloten zijden, een breed en rond, vaak gesple ten en afgevallen kruis, brede en platte, inder- behaarde benen dan de Vriese paarden, zijnde ook gestrekter van lijf, met breede, vaak platte hoeven, zware manen en staart". Brabant, Vlaanderen en Zeeland worden in één adem genoemd als leveran ciers van „een overeenkomstig ras van zware werk paarden, welke zich bijzonder door dikke, platte hoofden, kwalijk geplaatste ooren, breede en zware halzen, een rond en gespleten kruis, sterk behan- gene grove benen en zware manen en staart doen onderkennen". Wij komen naar aanleiding van het bovenstaande tot de o.i. weinig voorbarige conclusie dat, afge zien van een zeker percentage minder gewenste kruisingsprodukten afkomstig van staatsheng sten het inlandse paard van anderhalve eeuw geleden in Nederland, van één type was, natuurlijk met zwaardere en lichtere uitvoeringen en kleine re, met de bodemgesteldheid en andere omstandig heden verband houdende verschillen. Paarden, gelijk aan die waaruit bijv. de Engelsen hun Shires e.a. rassen reeds hadden gefokt en de Belgen doen de waren hun beroemd trekpaard te creëren. Paarden die natuurlijk óók goeddeels 't uitgangs materiaal vormden voor de latere Nederlandse warmbloedfokkerij. Want, hadden de fokkers niets willen weten van de staatshengsten in 't algemeen en van die van Oosterse oorsprong in 't bijzonder, verbeteren en veredelen van 't oude, inlandse ras wilde men wel. Velen bepaalden zich daarbij tot selectie in eigen ras, anderen wilden dit of zwaar der maken óf lichter en sneller. Men ging nu op eigen initiatief kruisen en ook dat gebeurde niet op een altijd even verstandige manier. Tal van associaties werden er opgericht in de negentiende eeuw, maar 't bleef in zeer vele gevallen een zoeken en tasten. Want, terwijl men in Gelderland meer dan elders gebruik had gemaakt van de rijksheng- sten met bloed en door invoer van „bovenlandse" (Older.burger) hengsten vrij consequent en doelbe wust bezig was een warmbloedfokkerij op te bou wen, kon men daar rond 1870 veel dure paarden exporteren en wel voornamelijk naar Frankrijk dat er voor 't leger nodig had. Ook in Zeeland begon men met „bovenlanders" te kruisen, waarvan er in 1876 stonden op Noord- en Zuid-Beveland, op Tho- len en Schouwen. In 1878 gebruikte men in 's-Gra ven polder, Nisse en Zierikzee Oldenburgers, terwijl in Vrouwenpol der een „Vlaamse" (Belgische) hengst was gesta- tionneerd. Te Poortvliet dekten èn Zeeuwse èn Oldenburger hengsten. Te Eikerzee Friese en Duit se (Oldenburgers)te Kortgene Gelderse en Duit se en te St. Annaland Hannoveraijen In 1877 kreeg men in Groningen Norfolks (voor lopers van de Hackney) en verder Suffolks en Percherons, maar wat later waren de inlandse zwarten (het ras was in 't Noorden overwegend zwart) weer favoriet. Op de Veluwe en in Drente dekten uitsluitend inlandse zwarten (Friezen) en in Horn (Limburg) werd in 1879 een Belgische hengst (Condroz) inge voerd die jaren dekte en uitstekend voldeed. Drie jaar later kwam er ook in Zuid-Limburg een Belg (Brabander). Ook in Zeeland voerde men naast Duitse hengsten Belgische in. Maar in Ouwerkerk, op Duiveland, stond een Clydesdale. In 1882 nam men in Groningen een proef met Holsteiners en Normandiërs en in Friesland deden een aantal Ar- denners hun intrede. Terwijl Limburg zich meer en meer op België oriënteerde, werden in Zeeland in 1883 naast enkele Vlaamse hengsten weer Cly desdales ingevoerd. De verwarring was algemeen, een vast fokplan ontbrak vrijwel overal en men sprong van de hak op de tak. Het was, om met Dr. Van Leeuwen te spreken „ein buntes Durcheinan- der, wie Mausendreck und Coriander". En te midden van al deze narigheid werden de eerste stamboeken opgericht en werd het ,,kind van staat" 't Rijkshengstveulendepöt te Bergen op Zoom geboren. COLENBRANDER.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 7