ALLERHANDE RADIO 329 ZATERDAG 1 JUNI 195 7. De druk van de grote voorraden granen op de wereldmarkt is helaas zoals we ook in ons land kunnen ervaren nog steeds zeer groot en het schijnt dat hoewel de absolute voorraden niet gro ter worden door de afzetpolitiek van sommige lan den de moeilijkheden eerder groter dan kleiner worden- Onze verbouwers van gerst ondervinden hiervan in de eerste plaats de gevolgen. Niettemin schijnt ook de tarwepositie nog al wat moeilijkheden te geven. In het „Persoverzicht" van het Hoofdpro- duktschap voor Akkerbouwprodukten lezen we hierover het volgende bericht ontleend aan „E rnahr ungsdienst" „De nieuwe officiële raming van de komende wintertarweoogst in de Verenigde Staten heeft op de markten verwarring aangericht. De raming van het Departement van Landbouw was voor winter tarwe 1.190.000 ton hoger dan op 1 december j.l. zodat deze thans 18.190.000 ton bedraagt, tegen 19.990.000 ton in het vorige seizoen. Aangenomen dat de oogst van zomertarwe het gemiddelde van 2.990.000 ton zal bereiken, komen in totaal 22.980.000 ton tarwe beschikbaar, tegen 27.010.000 ton in het vorige seizoen. Hierbij komen dan nog de voorraden aan oude tarwe. Wanneer men de optimistische raming van het Departement van Landbouw aangaande een export van 11.420.000 ton tot eind juni 1957 zou aanhou den, dan zou aan het eind van het seizoen nog steeds ongeveer één miljard bushei tarwe (27.2 miljoen ton) aanwezig zijn. Met inbegrip van de in Canada aanwezige oude voorraad van 16.300.000 ton zou Noord-Amerika bij het begin van het nieu we oogstjaar ca 43.720.000 ton tarwe uit vroegere oogsten aan de importlanden kunnen aanbieden. Tegenover het vorige jaar betekent dit een ver mindering van ongeveer 10.990.000 ton, wat op zichzelf zeer belangrijk is. In normale gevallen zou dit de marktpositie sterk moeten beïnvloeden. Onder de geeeven omstandigheden moet echter de druk van de oude voorraden voelbaar blijven. Wanneer er geen bijzondere factoren aanwezig zijn, zoals intematiori&le moeilijkheden of misoogsten van grote omvang, kan er in afzienbare tijd nau welijks een motief voor een stijging van het prijs niveau worden gevonden." Sommige landen blijken in het nauw te komen bij de export van hun granen, in verband met de pogingen om de voorraden sterk in te krimpen. Wat betreft de positie die de Verenigde Staten op de wereM<raanmarkt inneemt lezen we in het zelfde „Persoverzicht": „Op de exoortmarkt voor granen is een felle concurrentiestrijd te verwachten, aldus de Canade se Minister van Handel. Hoewel, aldus de redactie van „Ernahrungsdienst", waaraan onderstaande werd ontleend, de minister in de eerste plaats de onbevredigende afzetpositie van Canada op het oog had, kunnen er ook nog wel enkele algemene gevolgtrekkingen gemaakt worden. In de maanden, die tot aan de nieuwe oogst nog moeten verlopen, bestaan er voor de grote export landen nog enige afzetmogelijkheden. Zij specu leren op een grotere afname door de importlanden, omdat in vele dezer landen de aansluiting aan de nieuwe oogst nog niet verzekerd is, Om een gro tere afzet te verwezenlijken zal er scherp gecon curreerd moeten worden, want er zal stellig min der worden gekocht dan de exportlanden willen en moeten afzetten. Reeds wekenlang bestaat er een gespannen toe stand in de internationale graanhandel. De eerste tekenen hiervan traden aan de dag toen de Ver enigde Staten begonnen hun overschotten in grote re omvang te liquideren. De wil hiertoe was reeds lang aanwezig; ook in de vroegere jaren waren er reeds transacties in het raam van het liquidatieprogramma tot stand gekomen. Thans schijnt het echter zover te zijn, dat de Verenigde Staten hun concurrenten, Canada en Australië, in het nauw beginnen te brengen. In de Canadese en Australische graanhavens moeten de graanversehepingen bijna tot stilstand zijn ge komen, wat om deze tijd van het jaar wel nog nooit is voorgekomen. De andere exportlanden zoals Argentinië, Frankrijk, Zweden en Italië heb ben hier voorlopig minder onder te lijden, daar zij, dank zij hun meer beweeglijke prijsvorming, in overeenstemming met de marktbehoeften kunnen opereren. De strijd om de afzet tussen de grote export landen speelt zich echter niet zo zeer af op het terrein van de prijzen, als wel op dat van de beta lingsvoorwaarden. Noch Canada, noch Australië zijn in staat de kopers credieten op zo lange ter mijn te verlenen als de Verenigde Staten thans doen. Zij kunnen ook niet tegen lokale valuta's ver kopen, om maar niet te spreken van graanleveran- ties, waarvoor als compensatie militaire steunpun ten in het buitenland worden verkregen. Deze ver smelting van economische en politieke doelstellin gen maakt het voor de Verenigde Staten gemakke lijk de machtspositie terug te winnen, die zij jaren lang hebben bezeten en die hun pas de laatste ja ren in sommige gevallen door Canada werd be twist. Hoe deze concurrentie zich in de toekomst zal ontwikkelen, is afhankelijk van factoren, welke op het ogenblik nog niet zijn te overzien. Canada vertrouwt er blijkbaar op, dat het over betere graankwaliteiten beschikt en dat het, wanneer de voorraden van de Verenigde Staten eenmaal zijn uitgeput, weer terrein zal kunnen winnen. Wan neer zal dit echter het geval zijn? Australië daaren tegen houdt zich bezig met plannen, hoe 't best naar de veredelingssector zal kunnen worden uit geweken. Voor de Europese landen is het echter te hopen, dat de concurrentiestrijd het prijsniveau niet zal aantasten, daar anders de overal opgerichte tolmuren zouden worden ondermijnd en de mark ten met het buitenlandse produkt zouden worden overstroomd". Dit laatste kunnen we tenvolle onderschrijven, daar anders de produktie van onze eigen telers sterk in het gedrang komt tengevolge van export subsidies en dumpdngspraktijken. Sinds lang is er in 't geheel geen verband meer tussen de binnenlafidse prijzen in de Verenigde Staten en de exportprijzen, zodat de wereldprijzen niet gebouwd zijn op de prijs die men aan de eigen boeren betaald, maar veel meer er op afgestemd is om de aanwezige voorraden af te zetten. Tegenover deze felle concurrentiestrijd om de vooraden te liquideren staat het feit dat men steeds zoekt naar nieuwe toepassingsmogelijkheden van landbouwprodukten. In bovengenoemde publicatie lezen we hierover nog het volgende: Door president Eisenhower werd in de Verenigde Staten enige tijd geleden een commissie ingesteld, welke tot taak heeft nieuwe afzetmogelijkheden voor landbouwprodukten te vinden door middel van research. Een werkgroep die zich speciaal bezighield met de mogelijkheden voor maïs is intussen met voor stellen gekomen. Met het doel het gebruik van zetmeel groter te doen worden werden door de werkgroep een tien tal researchobjecten voorgesteld, waarvan we als voornaamste willen noemen, het gebruik van zet meel in de metaalnijverheid, bij de papierfabricage, bij het stot stand brengen van katoen-zetmeelcom- bij het tot stand brengen van katoen-zetmeelconm- binaties en bij het produceren van insecticiden, en loofdodende middelen. De toepassing van zetmeel in de metaalindustrie zou kunnen leiden tot een jaarverbruik van naar raming 2.540.000 ton mais. Reeds lang is bekend dat bij de ijzerertsen van laag gehalte de toevoe ging van zetmeel leidt tot samenklontering van de verontreinigingen. In sommige gevallen is zetmeel gebruikt als bindmiddel en voor korrelvorming van ertspoeders voor droging en export. De delf stof- nijverheid is zo groot, dat de toepassing van, slechts een kleine hoeveelheid zetmeel per ton erts, een diepgaand effect op de maisoverschotten zou kun nen hebben. Wanneer zetmeel toepassing zou kunnen vinden als integrerend bestanddeel van papier, naast het reeds bestaande gebruik van zetmeel als o.a. bind middel voor de papiervezels, zou het maisgebruik kunnen toenemen met naar raming 7.600.000 ton per jaar. De onderzoekingen inzake het gebruik van zet meel in insecticiden en doodspuitmiddelen zouden bij uitstek veel belovend zijn, hoewel het verbruik uit dien hoofde slechts 254.000 ton 's jaars extra zou zijn. Enkele andere projecten zoals het gebruik van combinaties van katoen en zetmeel en het gebruik van houtachtige zetmeelbevattende bouwmaterialen bieden momenteel schijnbaar wat minder perspec tief. Hoewel de mogelijkheden die in de plannen wor den genoemd een verbijsterende omvang hebben, dienen we ons wel te realiseren dat nog vele pro blemen dienen te worden overwonnen. Wanneer de maisverwerkende industrie zich op dit gebied belangrijk gaat uitbreiden moet men verzekerd zijn van een permanente grondstoffen aanvoer tegen lage prijzen. We mogen echter wel de hoop uitspreken dat de onderzoekingen op dit gebied met kracht worden voortgezet, daar hierin mogelijkheden liggen voor vergroting van het afzetgebied voor onze land bouwprodukten. v. I. In de radiorubriek van het Ministerie van Land bouw zal op maandag 3 juni a.s. van 19.4520.00 uur over de zender Hilversum II Ir. H. M. Elema van het Rijksconsulentschap voor de werktuigen spreken over mechanisatie bij de oogst. Na een mededeling van de Veeartsenijkundige Dienst over de runderhorzelbestrijding zal Ir. D. J. Ophof van de Planteziektekundige Dienst in Wageningen uw aandacht vragen voor de bestrij- dingsactie van de zwarte rat. De uitzending zal worden besloten met een praatje van Ir. Th. Zwart van het Rijks vee teelt- consulentschap in Den Haag over de keuze van vaderdieren. Naar wij vernamen, zullen ook een aantal Zeeuw, se paarden uitkomen op de Nationale Landbouw- Expositie te Utrecht, welke daar gehouden wordt van 2429 juni. Er zal een speciale trekpaarden dag worden gehouden op woensdag 26 juni. Ook andere landbouwhuisdieren zullen worden gede- monstreerd, zodat met recht gezegd mag worden, dat op deze Nationale Landbouw-Expositie het puikje van de Nederlandse fokkerij te zien zal zijn. Ongetwijfeld zijn dit dagen waarop iedere agrariër met volle teugen kan genieten. Want ook al is men zelf geen fokker, toch zullen er maar weinig platte, landers zijn, die niet getroffen worden door een demonstratie van de beste vertegenwoordigers van een bepaald landbouwhuisdier. We dwalen echter wat af van onze paarden. Er zullen deelnemers zijn uit West Zeeuws-Vlaanderen, Zuid-Beveland en Walcheren. Het schijnt dat de fokkers in Oost Zeeuws-Vlaanderen niet mee zul len doen. Wij vragen ons af, hoe dit komt. Er zijn in dat gewest een stel prima paarden, die beslist mede tot de beste uit ons gehele land behoren. En daar gaat het nu juist de 26e juni om. We moeten paarden laten zien in Utrecht, die elke kritiek kun nen weerstaan. Het is daarom wel jammer, dat de fokkers uit Oost Zeeuws-Vlaanderen verstek laten gaan. De oorzaak hiervan is schijnbaar, dat men het onderling niet eens kon worden. Was het nu niet mogelijk, dat het stamboek hier bemiddelend was* opgetreden? Enfin, misschien is het toch nog wel voor elkaar te brengen. Laten ook de Oost Zeeuws- Vlaamse fokkers niet vergeten, dat daar in Utrecht een flinke propaganda voor het trekpaard wordt geboden. Er komt daar, volgens mijn mening, een gevariëerder publiek dan op de bekende „Natio nale" in Den Bosch. In mijn vorig artikeltje heb ik mij afgevraagd of er voor het nummer aangespannen hengsten deelname zal zijn. Het is toch immers zó, dat de trekpaardhengsten de laatste jaren niet meer in het gareel komen; een hoge uitzondering daarge. laten. Wij achten dit beslist fout. Een bekend ge zegde in fokkerskringen luidt, dat het vaderdier de halve „kudde" is. Hierin schuilt ongetwijfeld een grote waarheid. Bij de trekpaardfokkerij nu heeft men de laatste jaren de mogelijkheid, dat een be paalde hengst furore maakt, dus veel nakomelin gen brengt en misschien geen streng recht wil trekken. Wij vinden het een harde noodzaak dat hieraan wat gedaan wordt. Natuurlijk worden er allerlei (bezwaren aangevoerd, met name het ont breken van personeel. Het is echter nog steeds zó, dat iedere hengst een geleider nodig heeft. Die zelfde man moet ook in staat zijn de hengst aan te spannen en er volop mee in het land te werken. Vroeger kon dit ook, waarom dan nu niet meer? Trouwens, wie regelmatig de keuringen bezoekt, heeft in Oostburg enkele jaren geleden een vier span jonge hengsten zien defileren, wel een bewijs dus, dat er op dat terrein mogelijkheden zijn. Èr wordt altijd zo hoog opgeheven over dat makke trekpaard. Maar zodra het hengsten betreft, schijnt dat opeens niet op te gaan. Daarom K. V. N. T., zorg dat de hengsten worden ingespannen, zodat ze blijk kunnen geven dat ze goede gebruikspaar- den zijn. En zijn ze dat niet, dan is er maar één mogelijkheid: die hengst uitrangeren voor de fok kerij, al is zijn exterieur nog zo goed. Nogmaals vragen we ons af, zijn er deelnemers in Utrecht? Zo ja, laat dit dan een begin zijn van een uitgebreider onderzoek van aangespannen hengsten. ROSSINANT. FEYOA EEN NIEUWE FRUITSOORT? Het Instituut voor de Veredeling van Tuinbouw- gewassen te Wageningen heeft een voor onze lucht streken nieuwe fruitsoort in onderzoek, de Feyoa of Nieuwzeelandse banaan. Deze vrucht geniet reeds wegens zijn op aardbei en ananas gelijkende smaak meerdere bekendheid in Nieuw-Zeeland, Californië, Italië en De Krim. Pas wanneer de vruchten een tijdlang zijn bewaard, waardoor de kleur geel-groen is geworden, wordt het vruchtvlees zachter en gaan de vruchten aan genaam geuren. Dit zou betekenen, dat de in no vember geoogste vruchten met Kerstmis aan de markt kunnen komen. In een recent verschenen publikatie van het in stituut (mededeling no. 98 door Ir. C. J. Gerritsen) wordt geconcludeerd, dat indien de smaak van de Feyoa's beantwoordt aan de gewekte verwachtin gen en de produktiviteit van de planten redelijk is, zou kunnen worden onderzocht of de teelt onder glas winstgevende resultaten kan opleveren. Feyoa's hebben ook sierwaarde als struik. De donkergroene, leerachtige bladen zijn grijsviltig aan de onderzijde. De bloemen zijn van buiten wit en van binnen veelkleurig rood met een groot aan tal karmijnrode meeldraden. De plant lijkt onvol doende winterhard voor de vollegrondkultuur te zijn.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 5