AT
i&verzic/it
Zitdagen-
Boekhoud-
bureau
No. 2375 Frankering bij abonnement: Terneuzen ZATERDAG 4 MEI 1957
45e Jaargang
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
waarin opgenomen
DE BOERENJEUGD
Officieel Orgaan van de
ZEEUWSE LANDBOUW MAATSCHAPPIJ
de LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP
ZEELAND
Deze week willen wij in deze kolommen eens
aandacht wijden aan een onderdeel van het werk
van de georganiseerde landbouw, dat op interna
tionaal terrein ligt.
10 JAAR I.F.A. P.
Ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van de
Internationale Boeren Organisatie, de Iinternatio
nale) F(ederatie) van.A(erarische) P(roducenten)
werd door de drie Centrale Landbouw Organisa
ties, waaronder dus het K. N. L. C., verleden week
te Scheveningen een plechtige vergadering belegd.
Als voorzitter van deze bijeenkomst fungeerde op
voortreffelijke wijze Mr. B. W. Biesheuvel, terwijl
als sprekers optraden de Voorzitter van de Natio
nal Farmers Union van Engeland en Wales, Sir
James Turner en de Voorzitter van het Landbouw
schap, de heer H. D. Louwes. Beiden verdienden
hun sporen in de internationale boerenorganisatie,
want Sir James was de eerste Voorzitter van de
I.F.A. P.; de heer Louwes was vice voorzitter. Na
de redevoeringen, waarover hieronder meer, sprak
de Minister van Landbouw, Dr. S. L. Mansholt, een
opwekkend woord en bracht de Vice-Voorzit ter van
de Belgische Boerenbond, de heer Ir. A. Conix, de
beste wensen van onze Zuiderburen over.
Dat de I. F. A. P., waarbij de boerenorganisaties
van 26 landen in alle vijf werelddelen zijn aange
sloten en die in 1947 werd opgericht, een belang
rijke plaats inneemt in de wereld, moge nog blijken
uit het feit, dat de grote jaarvergadering, die in
mei van dit jaar in de Verenigde Staten van Ameri
ka wordt gehouden, zal worden toegesproken door
President Eisenhower, door de Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties Dag Hammarskjöld en
door de Directeur-Generaal van de F. A. O., de We
reld Voedsel Organisatie van de Verenigde Naties.
INTERNATIONAAL WERK BELANGRIJK.
Men kan zich natuurlijk de vraag stellen of de
boerenorganisaties zich op internationaal terrein
moeten begeven. Men dient zich dan af te vragerf
of de belangenbehartiging van de boerenstand er
mede gediend is. Immers een landbouworganisatie
heeft als grootste en voornaamste taak de belan
gen van de boeren te verdedigen en overal waar
dit nodig is. Het bestuderen van internationale
landbouwproblemen en het voeren van besprekin
gen met de leidende agrarische figuren uit andere
landen kost tijd en geld en dit heeft slechts zin,
als het nut afwerpt. Er zijn onzes inziens vier be
langrijke redenen, waarom het werk van de inter,
nationale boerenorganisatie gedaan moet worden.
TEGENPOOL VAN F. A. O.
In de eerste plaats heeft zich na de Tweede
Wereldoorlog als onderdeel van de Verenigde Na
ties gevormd de F. A. O. Deze wereldvoedselorga
nisatie bestaat uit vertegenwoordigers van de
regeringen van de aangesloten landen. Het is al
dadelijk na de oorlog gebleken, dat de F. A. O. een
actief wereldlandbouworgaan werd, waarvan heel
wat meer te verwachten was dan van het vroegere
Internationale Landbouwinstituut te Rome, dat
veel meer statistisch en wetenschappelijk was in
gesteld. Door deze nieuwe agrarische apparatuur
van de Verenigde Naties, de F. A. O., kon en nu
halen wij een passage uit de door de heer Louwes
uitgesproken rede aan er een begin gemaakt
HULST: Maandag 6 mei in „De Graanbeurs".
TERNEUZEN: Woensdag 8 mei in hotel „Des
Pays-Bas".
OOSTBURGWoensdag 8 mei in café „De Windt".
ZIERIKZEEDonderdag 9 mei in hotel „Huis van
Nassau".
MIDDELBURG: Donderdag 9 mei in café „De
Eendracht".
KORTGENE: Donderdag 9 mei in hotel „De
Korenbeurs"
worden met het voeren van een Wereldlandbouw-
politiek. De omvang van de huidige taak van de
Overheden houdt in dat zij soms diep ingrijpende
bemoeiingen met de landbouw hebben. Deze kunnen
eerst goed tot hun recht komen, indien er behoor
lijk contact en overleg met het bedrijfsleven is ge
weest en heeft plaats gehad. Dit overleg kan uiter
aard alleen met organisaties uit dat bedrijfsleven
geschieden. Sterke landbouworganisaties, gesteund
door een goed apparaat en geschraagd door tradi
tie van verantwoordelijkheid, vormen de onmis
bare tegenspeelsters van onze overheden ten aan
zien van hun landbouwbeleid. Wat nationaal geldt,
doet dit ook internationaal. Een uitstippelen van
een wereldlandbouwpolitiek door de F. A. O. dient
een tegenpool te hebben in de vorm van een wereld
landbouworganisatie.
De I. F. A. P. kan aldus voor de boeren in de ge.
hele wereld nuttig werk doen en het is zeker lo
gisch dat de Nederlandse landbouworganisaties
aan dit internationale werk meedoen. Materieel
gezien is onze landbouw zeer afhankelijk van wat
er elders in de wereld op landbouwgebied en op
markt- en afzetgebied gebeurt.
Moreel heeft ons Nederlandse volk de naam, door
de daden in het verleden en het heden, aan inter
nationale zaken ten volle mede te werken, ja dik
wijls mede vooraan te gaan. Ons landbouwbedriifs-
leven jdient deze traditie hoog te houden, als be
langrijk onderdeel van ons Nederlandse bedrijfs
leven.
WERELDLANDBOUWPROBLEMEN
Er is hierboven reeds gesoroken over een wereld-
landbouwpolitiek. Nu zijn de internationale politie-
ke vraagstukken nog zo groot, dat de tijd, waarin
de wereldbevolking werkelijk één landbouw- en
voedselbeleid zal aanvaarden, rog veraf ligt. Maar
toch kunnen F. A. O. en I. F. A. P. de grote pro
blemen op het agrarische terrein bestuderen en
aanbevelingen ^an de diverse regeringen opstellen
ter oplossing. Het grootste vraagstuk van de
hedendaagse wereld is ongetwijfeld dat overschot-
ten aan voedsel, die in sommige landen aanwezig
zijn en daar marktverstorend werken, niet gebracht
kunnen worden naar die landen, waar de bevolkin
gen voor een groot deel honger lijden en ondervoed
zijn.
Het was Sir James Turrer, d'e dit nunt m ziin
rede scherp in het licht stelde. Wij zagen, aldus de
Voorzitter van de National Farmers Union, vlak
na de oorlog een ontstellend tekort aan voedsel
over de gehele wereld.
Gedurende de laatste jaren echter hebben de
boeren hun oroduktie dusdanig opgevoerd, dat wij
thans overschotten hebben van tarwe, rijst, zuivel-
produkten en andere. Overschotten ten opzichte
van de werkelijke vraag in de wereld, maar niet
ten opzichte van wat er nodig is.
De wereld produceert namelijk niet meer voed
sel dan er nodig is om haar bevolking te voorzien.
Integendeel Maar grote groepen van de wereld
bevolking bezit de koopkracht niet om te kopen,
wat er minimaal nodig is. Hier zit de kern van het
grote probleem.
Aan de ene kant dus boeren, die hun Drodukten
niet meer kunnen verkopen tegen redelijke, winst
gevende prijzen, doordat de overschottenmarkt een
druk uitoefent, die hen, zonder ingrijpen van de
overheden, met de ondergang bedreigt. Ook wij
in Nederland kunnen daar reeds van meespreken,
als wij aan de prijszetting in de achter ons liggen
de winter denken.
Aan de andere kant grote bevolkingsmassa's, die
door gebrek aan koopkracht zelve gebrek lijden en
geen gunstige invloed op het marktverloop kunnen
uitoefenen.
Ofschoon een ieder weet, dat dit vraagstuk door
allerlei omstandigheden niet op korte termijn kan
worden opgelost, is het hoogst noodzakelijk, dat
door internationale organisaties, zowel van rege
ringswege als van de kant van het bedrijfsleven
zelf, gewerkt wordt aan verbetering van de bestaan
de toestand. F. A. O. en I. F. A. P. doen dit en wij
kunnen dit zeker als tweede reden aanvaarden,
waarom ook de Nederlandse landbouworganisaties
dit werk ten volle dienen te ondersteunen.
Materieel kunnen wij gerust stelten, dat hier
grote belangen van de Nederlandse boerenstand
op het spel staan. Daarnaast diene men te beden
ken, dat juist het in de wereld voortbestaan van
grote groepen mensen, die een tekort hebben aan
de allereerste levensbehoeften, de politieke onrust
ernstig in de hand werkt. Dat hierdoor o.a. een
rijke voedingsbodem ontstaat voor bewegingen als
het communisme, behoeft nauwelijks betoog. Ook
hierom alleen al dienen wij als Nederlandse land
bouw alle pogingen te steunen, die verbetering in
deze toestand kunnen brengen.
TOENEMENDE INTERNATIONALE
SAMENWERKING.
Een derde punt, waarom wij menen, dat de boe
renstand zich ook op internationaal terrein moet
oriënteren, is, dat wij na- de oorlog een steeds toe.
nemende internationale samenwerking hebben zien
ontstaan. Wanneer wij hiervoor om ons heen zien
behoeven wij maar in West-Europa te blijven. In
ons oude werelddeel is een ontwikkeling gaande,
die moet leiden naar grotere economische eenheid.
Zopas is tussen Italië, Frankrijk, Duitsland, Bel
gië, Nederlanden Luxemburg het verdrag gesloten,
waardoor deze landen binnen een 15 tal jaren een
gezamenlijke markt zullen vormen. Daarnaast wor
den voorstellen van o.a. Engeland bestudeerd om
een vrijhandelszone te vormen in een gebied, dat
nog meer Europese landen zou moeten omvatten.
Voor de landbouw in deze landen, dus ook in Ne
derland, zitten aan deze eenheidspogingen grote
consequenties. Het is van het grootste belang voor
de boeren, dat bij de uitvoering van deze plannen
hun organisaties hun stem kunnen laten horen, hun
mening vormen en hun invloed aanwenden om
alles in goede banen te leiden. Naast bestudering
in eigen kring is internationaal overleg hiervoor
uiterst noodzakelijk. De uit de I. F. A. P. gevormde
Europese commissie kan hierbij uitmuntende dien-
sten bewijzen. Naast de I. F. A.P. bestaat ook nog
de C. E. A., een Europese landbouworganisatie, die
reeds voor de oorlog bestond. Ook hiervan maken
onze drie centrale landbouworganisaties deel uit
en ook hier worden Europese landbouwproblemen
besproken.
Benelux, Euromarkt en Vrijhandelszone komen
ook op onze boeren af. Het is zeker voor hen van
groot belang dat hun organisaties deze zaken be
handelen en zorgen, dat er niet over en zonder de
boeren wordt beslist.
VAN ELKAAR LEREN.
Als vierde en laatste reden, waarom het meedoen
aan de internationale boerenorganisatie voor de
Nederlandse landbouworganisaties belangrijk is, is,
dat onze voormannen, die in het buitenland de con
ferenties meemaken, een ruimere blik op tal van
agrarische problemen krijgen. Dat komt indirect
weer aan de boerenstand ten goede. Om dit punt
duidelijk te illustreren, laten wij hier de heer Lou
wes aan het woord, die over dit aspect van het
werk van de I. F. A. P. te Scheveningen het volgen
de zeide:
„Met alle recht kan ook ik uit eigen ervaring
zeggen dat iedere buitenlandse reis mij iets geleerd
heeft en dat deze contacten ook aan onze persoon
lijkheid iets doen, het juiste gevoel van zelfver
zekerdheid verhogen; uit eigen ervaring mee kun
nen praten over allerlei internationale problemen,
geeft inderdaad het gevoel van groter zelfvertrou
wen in denken en handelen. Het is tevens mijn
stellige overtuiging dat juist boeren en reizigers
met een degelijke agrarische kennis gemakkelijk
doordringen tot weten en problematiek van andere
volken. Voorop moet staan dat iedere reis goed
voorbereid dient te worden door voorafgaande stu
die van het land, dat men bezoekt. Is daaraan vol
daan, dan openbaart het oog van de boer, die ge.
makkelijk landbouwtoestanden doorziet en begrijpt,
hem spoedig veel van wat er omgaat in het land,
dat hij bezoekt.
Landbouwvraagstukken zijn bijna in ieder land
zeer belangrijk, zij spelen in de politiek een grote
rol, bepalen een groot deel van de innerlijke struc.
tuur en van de naar buiten gerichte economische
activiteit. Zo ontstaat er een wisselwerking tussen
agrarische kennis en belangstelling en begrip voor
het algemeen politiek gebeuren; beiden versterken
eik-ander over en weer in vruchtbaar internationaal
contact. In deze sfeer nu heeft het gehele optreden
van de I. F. A. P., de uitstekend geleide congressen,
de leerzame excursies en de ontmoetingen met
zovele collega's v^n al over de wereld, ons zeer
veel gegeven en ik weet dat deze ervaring alge
meen is."
Dat tenslotte Minister Mansholt de betekenis van
de I. F. A. P. nog eens onderstreepte, luisterde de
bijeenkomst op en bewijst, dat ook de regering het
belang van een internationaal boerenorganisatie-
wezen inziet. S.