verzicfit No. 2374 Frankering bij abonnement: Terneuzen ZATERDAG 27 APRIL 1957 45e Jaargang Wij schreven twee weken geleden, dat wij de behandeling in het Hoofdbestuur van het Land bouwschap van het Voer graan beleid een droeve gang van zaken vonden en wij vroe gen ons af of het Bestuur van dit Publiekrechte lijk orgaan het geëigende lichaam was om over dergelijke belangrijke zaken te beslissen en ten slotte of dit bestuur voor dergelijke kwesties wel op de juiste wijze is samengesteld. Onzes inziens verdienen deze opmerkingen een nadere uitwerking. Welnu, allereerst dan nog even in het kort, v/aar het om gaat. De voeder- granen, waarbij wij ons beperken tot de gerst en de haver, zijn sedert het einde van de laatste oorlog ingeschakeld in het garantie-prijsbeleid van de Overheid. Er zijn enkele jaren geweest, dat de regering aandrong op een zo hoog moge lijke produktie en opbrengst van veevoer in eigen land, omdat ons land toen aan ernstige deviezen- moeilijkheden het hoofd moest bieden. Vooral de dollarschaarste speelde ons parten en de import van voedergranen en veekoeken moest juist uit de dollargebieden geschieden. De afzet van vee- houderijprodukten vertoonde in die periode geen moeilijkheden en de handhaving van een mini mum-garantieprijspeil voor gerst en haver, geba seerd op de kostprijs, verliep op rolletjes. De wer kelijk te maken prijzen lagen hoger, daar ook de wereldmarktprijs zich op een behoorlijk hoog peil bewoog. De garanties van de Overheid voor het akkerbouwbedrijf betroffen dus de tarwe, de sui kerbieten, de voedergranen en het koolzaad. Daar bij kwam, dat deze garantie van de voedergranen een als het ware indirecte garantie was voor de gemengde zandbedrijven, die immers de eigen verbouwde voedergranen vervoederden en deze minimum-garantieprijs als kostprijsfactor konden doen laten gelden bij de betekeningen van de kostprijzen van hun eindprodukten, die eveneens onder garanties vielen. Het knabbelen in volle gang. Enige jaren geleden verviel de extra premie voor de suikerbieten. De Overheid kon elders ter wereld de suiker weer goedkoper krijgen en de dollarsituatie was aanzienlijk verbeterd, zodat de extra premie, «die in de prijs voor de suikerbieten werd berekend, moest vervallen. Er viel hier van de zijde van de georganiseerde landbouw niet veel op te zeggen. Het gevolg was echter, dat het pro bleem van de kostprijsverschillen tussen bijvoor beeld het Noorden en het Zuid-Westen in volle omvang op Overheid en georganiseerd bedrijfs leven kwam afstormen. Een probleem, dat de kiem van onenigheid in de gelederen van de boe renstand in zich hield. Ongeveer tezelfder tijd liet de regering het kool zaad als gegarandeerd produkt vervallen en dit was ongetwijfeld een slag voor de akkerbouw. Er werd wel beweerd, dat het koolzaad een onbelang rijk gewas is en het vervallen van de garantie dus van betrekkelijk weinig waarde. Maar wie de cij- Zitdagen- Boekhoud- bureau 6 ut op u saeck KOUDEKERKE: Woensdag 1 mei in hotel „Nieuw Walcheren" van 9.001.30 uur. OOSTBURG: Woensdag 1 mei in café „De Windt". •ZIERIKZEE: Donderdag 2 mei in hotel „Huis van Nassau". MIDDELBURG: Donderdag 2 mei in café „De Een dracht". ST. MAARTENSDIJK: Donderdag 2 mei in hotel „Hof van Holland". IJZENDIJKEZaterdag 4 mei in hotel „Lievense". ST. PHILIPSLANDZaterdag 4 mei in hotel „De Druiventros". fers beziet, die de met koolzaad beteelde opper vlakte over de laatste negen jaar aangeven, moet wel tot de conclusie komen, dat de garantie voor vele boeren iets aantrekkelijks had. Deze cijfers zijn: oppervlakte beteeld met kool- en raapzaad in ha 1948 1949 1950' 1951 1952 1953 1954 1955 1956 12.700 24.200 31.900 11.100 5700 4600 6100 7400 10.200 Wij zien het laatste jaar weer een stijging, die echter zeker het gevolg kan zijn van de matige prijzen van de overige produkten. De situatie op de wereldmarkt voor tal van agrarische produkten is inmiddels zodanig gewor den, dat'ook de vöergfaansector in moeilijkheden is geraakt. Het stelsel vin rhonopolieheffingen op de buitenlandse voergranen dreigt, vooral bij het optrekken van de garantieprijzen tot de kostprijzen, bij herhaling te moeten worden toe gepast en daar de veehouderij de afzet van haar overschotten op de buitenlandse markten ook niet zo rooskleurig meer inziet, acht zij het als een levensbelang de prijs van haar grondstoffen zo laag mogelijk te houden. Bij de huidige wereld marktontwikkeling ware het voor een deel van de veehouderijsector het voordeligste de prijs van de voedergranen geheel vrij te laten. Maar dat zou betekenen, dat een van de drie peilers, waarop het garantieprijsbeleid van de regering voor de akkerbouw rust, weg zou vallen, waarbij aanstonds dient te worden opgemerkt, dat op de twee overblijvende peilers ook het goed geleide, sociaal-economisch verantwoorde akker bouwbedrijf zich niet meer behoorlijk kan ontwik kelen. Hier staan dus de regering en de georgani seerde landbouw voor een dilemma, waar men zo een-twee-drie niet uit kan komen. De rol van het Landbouwschap. Hoe heeft nu het toporgaan van de georgani seerde landbouw, het Publiekrechtelijke Bedrijfs Orgaan deze uiterst moeilijke kwestie getracht op te lossen? De adviesorganen van het Hoofdbestuur, de Hoofdafdelingen Akkerbouw en Veehouderij heb ben beiden hun standpunt in nota's kenbaar ge maakt. Het was te voorzien, dat deze standpun ten tegenover elkander zouden staan. De Hoofdafdeling Akkerbouw achtte handha ving van het stelsel van monopolieheffingen en op de buitenlandse voergranen tot de nieuwe kostprijzen van 26.voor de gerst en 22.80 voor de haver noodzakelijk. De Hoofdafdeling Veehouderij daarentegen was van mening, dat door middel van monopolieheffingen een richt prijsniveau van voergranen dient te worden na gestreefd, dat aansluit op een richtprijs voor gerst van 22.50 per 100 kg. Komt de voergraanteler dat tekort, dan moeten toeslagen per ha door de Overheid worden verstrekt, waardoor toch de kostprijs van ƒ26— wordt bereikt. In ons „Over zicht" van twee weken geleden hebben wij reeds een aantal bezwaren tegen een dergelijk stelsel naar voren gebracht, zodat wij ons hier bepalen tot de gang van zaken in het Landbouwschap. Tot zover als hierboven omschreven is onzes inziens alles normaal gegaan. Het is begrijpelijk, dat de beide Hoofdafdelingen over een zo belang rijke kwestie advies uitbrengen. Het is evenzo te verstaan, dat deze adviezen de typische standpunten van de akkerbouw en van de veehouderij behelzen. Het Dagelijks Bestuur van het Landbouwschap had 'n compromis geformuleerd. Monopolieheffin gen tot 24— voor de gerst en verder toeslagen. Besloten werd de gehele kwestie in 'n openbare vergadering van het Hoofdbestuur te bespreken en dan een definitief standpunt te bepalen,, het welk aan de Minister zou worden medegedeeld. Dit Hoofdbestuur, bestaande uit 4 vertegenwoor digers van elk der drie landbouw- en van de land arbeidersorganisaties besloot tenslotte te stem men over de standpunten van Veehouderij en Akkerbouw. Het eerste zegevierde met twaalf te gen negen stemmen en hiermede wierp het top orgaan van de georganiseerde landbouw 'n gedeel te van 't regeringsbeleid ten aanzien van de akker bouw overboord. Want voor het geven van toeslagen per ha voor de voedergranen moet de Minister van Land bouw over geld beschikken. Dat hij dit bij de huidige bestedingsbeperking en na het moeizame losweken van de 150 miljoen gulden in regering en parlement zal krijgen valt uiteraard te bezien. Bovendien komt een garantie van de kostprijs van de voedergranen, die gebaseerd is op een ha toeslag jaarlijks op losse schroeven te staan. Tenslotte had men moeten bedenken, dat de vele gemengde bedrijven in ons land, die hun zelf geteelde voedergranen vervoederen, door dit stelsel voor deze met gerst en haver beteelde ha eveneens aan bovengenoemde gevaren worden overgeleverd. Ook voor hen zal het zeer de vraag zijn, of zij met een dergelijk stelsel gebaat zijn. Onjuist. Maar onze bezwaren gelden nog niet zo zeer de argumenten waarover men in het Hoofdbestuur van het Landbouwschap heeft gestreden. Verleer het feit, dat een advies aan de regering, althans aan de Minister van Landbouw, over een uiterst belangrijke kwestie, waarvan men van tevoren wist dat de meningen verdeeld waren, in het openbaar door stemming wordt opgesteld. Men zal zich, dit lezende, misschien afvragen of wij de openbaarheid over de aangelegenheden, de landbouw betreffende, schuwen. Zulks is geens zins het geval. Maar wij zijn van mening, dat één van de taken van het Landbouwschap bij deze gang van zaken uit het oog is verloren. Het Landbouwschap heeft namelijk naast de advise rende taak aan de Overheid tevens de belangen- behartigende taak van de bedrijfsgenoten in de landbouw. In de kwestie van de monopolieheffin gen speelden beide taken door elkander. Juist dit feit had er onzes inziens toe moeten leiden, dat men eerst binnenskamers tot een eenslui dend standpunt was gekomen. Daarmede had men zich dan ware Hoofdbestuursleden getoond, die, de adviezen van de Hoofdafdelingen Akker bouw en Veehouderij bestudeerd hebbende en overwogen hebbende, tot een zekere conclusie zouden moeten hebben leiden. Hierbij had-men dan de belangenbehartigende taak voor ogen dienen te houden, waarbij het aan de Minister over te laten ware dit dan uitgebrachte advies.te toetsen aan de normen, die deze zich als verant woordelijk bewindsman stelt. Door in het openbaar over twee tegenover elkaar staande standpunten te laten stemmen, voor het forum dus van geheel toeziend Neder land, althans landbouwend Nederland, werd het een neuzentelleren van bestuursleden, die uit de ene of uit de andere tak van het landbouwbedrijf stamden, waarbij bovendien de twaalf vertegen woordigers der arbeidsorganisaties de doorslag gaven. Deze laatsten, vertegenwoordigende 94000 geor ganiseerde landarbeiders, waaronder bijna 12.000 zuivelfabrieksarbeiders beslisten over de toekom stige financiële uitkomsten van de boeren, waar van 164.000 georganiseerden eveneens door sleehts 12 personen in het Hoofdbestuur van het Land bouwschap zijn vertegenwoordigd. Het is deze gehele gang van zaken, die wij als onjuist menen te moeten bestempelen. Onzes in ziens had het Hoofdbestuur binnenskamers tot een uitspraak moeten komen, juist omdat het hier een belangenbehartigende taak betrof en geen beslissende. De beslissing over een dergelijke zaak, waarbij ook de belangen van andere be drijfstakken betrokkeh zijn, is natuurlijk aan de Minister. Dat men de hierboven bedoelde uitspraak nog eens in het openbaar had uitgesproken, des noods met motivering en het herinneren aan de verschillende meningen, zou geen enkel bezwaar ontmoet hebben. Integendeel, hoe meer publiciteit over de land bouw, hoe beter en liefst uitspraken mét motive ring. Maar men gebruike voor elk punt het juiste middel. Onzes inziens was hier een openbare ver gadering met stemming onjuist. Een persconfe rentie of een door de voorzitter afgelegde verkla ring bij het bewuste agendapunt ware de goede weg geweest. S.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 1