SIM 1'HILIPSL.ilVD" tan bestelvereniging tot MODERNE .US- ES VERK00PC0ÖPER4TIE
HET VOEDERWINNINGSPLAN
D1
ATBRDAO 9 MAART 1957
14?
EEN NIEUWE GEDACHTE.
|E coöperatieve land bouwvereniging „Sint Philipsland", welke verleden
jaar het 25-jarig bestaan vierde is voortgekomen uit de Z. L. M.-afdeling
ter plaatse. Vóór 1884 vormde het eiland Sint Philipsland een besloten ger
meenschap, maar in dat jaar werd het door de aanleg van de Slaakdara,
waardoor het een vaste verbinding kreeg met Noord-Brabant, voor een
belangrijk deel uit het isolement verlost. In die tijd maakte de landbouw een
zware crisis door en het was de toenmalige secretaris der Z. L. M., G. A.
Vosterman van Oyen, die het systeem van gezamenlijke openbare aanbeste
dingen van bedrijfsmiddelen zoals kunstmeststoffen, zaden en veevoeders
propageerde. Het doel was: meer waarborgen t.a.v. kwaliteit en kwantiteit
en een goedkoper produkt. Uiteraard liep alles niet direct op rolletjes. Da
boer moest aan de voor hem zo nieuwe gedachte van samenwerken wennen.
Daar kwam nog bij, dat een artikel als kunstmest nog niet algemeen werd
toegepast. Het kwam voor, dat men deze nieuwe meststof 's nachts uitzaaide
om toch maar niet door anderen uitgelachen te worden.
NAVOLGING.
Reeds spoedig hield ook Sint Philipsland aanbe
stedingen en over 1899 was de totale omzet aan
kunstmeststoffen en zaaizaden 1100,Slaan we
dit om over de oppervlakte van het eiland, n.l.
1.600 ha dan komen we op een bedrag van rond
ƒ0.70 per ha. Nu niet bepaald indrukwekkende
cijfers. Echter, het begin was er. Om dit beschei
den resultaat te bereiken moesten vooral de voor
zitter, de heer A. van Dijke, en de secretaris-pen
ningmeester P. Vogelaar zeer veel werk verzetten.
We moeten niet vergeten, dat het werk moest ge
beuren zonder telefoon en per fiets over onverhar
de wegen. Ook de leden waren niet altijd even ge
makkelijk en op de vergaderingen werd vaak meer
gesproken over de verpakking dan over de kunst
mest zelf. Toch breidden de zaken zich uit en in
1908 werd een omzet verkregen van ƒ30.000,
KOERSWIJZIGING EN SPLITSING.
In 1928 is de vereniging uitgegroeid tot 80 leden
met een omzet van 111.000,—. In dit jaar komt
ook de aansluiting bij het Centraal Bureau voor
het eerst aan de orde. Twee jaar later nl. in 1930
wordt het Centraal Bureau omgezet in een coöpe
ratieve vereniging en besluit de vereniging het
zelfde te doen en zich dan aan te sluiten bij het
Centraal Bureau. Tot nu toe was het zó geweest,
dat de bestuursleden persoonlijk aansprakelijk
waren. Omzetting in een coöperatie zou leiden tot
een leden-aansprakelijkheidsregeling. Er waren
drie vergaderingen nodig om over de statuten
wijziging te stemmen en tenslotte werd de omzet
ting nog afgestemd. Het bestuur besloot toen af
te treden en over te gaan tot het stichten van een
nieuwe coöperatieve vereniging, waarbij direct 13
personen zich aansloten. Tevens werd besloten toe
te treden tot het Centraal Bureau en bij deze lan
delijke coöperatie in het vervolg de meststoffen te
kopen. Hiermede werd het aanbestedingsstelsel
dus aan de kant gezet. Over het eerste boekjaar
werd reeds een omzet behaald van ruim 32.000,
Pogingen om met de oude vereniging tot overeen
stemming te komen faalden, vnl. tengevolge van
de contra verse coöperatie-vrije handel. Zo kon het
gebeuren, dat één gemeente twee afdelingen van
de Z. L. M. telde.
UITBOUW.
De dertiger jaren leidden onder meer tot het
tot stand komen van de tarwewet. De tarwe moest
verplicht worden ingeleverd en opgeslagen. De
gewestelijke tarwe-organisatie betaalde aan de han
del vergoedingen voor deze opslag. De behoefte
aan opslagruimte steeg enorm en de toenmalige
secretaris van de Z. L. M., de heer Ir. J. Dorst,
stelde de coöperatie voor over te gaan tot de bouw
van een graanpakhuis annex kunstmeststoffen-
loods. Het Centraal Bureau werd bereid gevonden
zich hiermede te belasten. De coöperatie nam de
rente en de afschrijving voor haar rekening en
kreeg het recht het gebouw over te nemen van
Centraal Bureau, indien ze daar behoefte aan ge
voelde en financieel er toe in staat bleek.
Zo trad er dus een nieuwe fase in voor de
coöperatie. Ze was uitgegroeid van bestelvereni-
ging tot een aankoopcoöperatie met een geregeld
bedrijf, d.w.z. met een eigen goederen-voorraad en
bedrijfsgebouw. Nu werd het ook nodig een zaak
voerder aan te stellen en deze werd gevonden in
de persoon van de heer J. J. Quist. Reeds in 1935
werd het pakhuis eigendom van de vereniging en
mede door de financiële hulp van de Z. L. M. en de
boerenleenbank beschikte de coöperatie over vol
doende bedrijfskapitaal om de lopende zaken te
financieren. Later werden de boerenleenbank-
credieten geleidelijk aan verhoogd.
Op 24 oktober 1939 werd een tweede pakhuis in
gebruik genomen. Aanvankelijk werd door som
migen gevreesd, dat de opslagruimte van de coöpe
ratie te groot was, maar de bezettingsjaren en de
jaren daarna hebben het tegenovergestelde ge-
leerd.
De bezetting bracht schaarste, distributie en een
uitgebreide papierwinkel mee, maar gelukkig
kwam ook hieraan een einde. Vermelden we nog,
dat de coöperatie op last van de bezetter werd
losgemaakt van de Z. L. M.
De coöperatie leed een zwaar verlies toen op 30
maart 1942 de heer Quist overleed. Zijn broer B. J.
Quist heeft tot 1953 de zaken waargenomen totdat
deze werd opgevolgd door de huidige directeur de
heer W. Beurkens. Deze was reeds in 1934 bij de
vereniging in dienst getreden en voerde sedert
1942 de gehele administratie.
Enkele bedrijfsgebouwen van de coöp. landbouwvereniging
„Sint Philipsland" aan de haven aldaar. Op de achtergrond de
watertoren.
NIEUWE TAKEN.
Na de bevrijding gaat de vereniging zich op een
nieuw terrein begeven, nl. dat van de afzet van de
door de leden geteelde produkten.
Ook de pakhuisruimte wordt weer uitgebreid
door de aankoop van een bestaande loods. Tevens
wordt de bedrijfsinventaris bij de ontwikkeling aan
gepast. Noemen we de aanschaf van een aard
appelsorteerder met een capaciteit van 6000 kg per
uur.
Door de intrede van maaidorsers komt ook het
droogprobleem in het centrum van de belangstel
ling te staan. In 1950 echter werd een aparte aard-
appelkoelhuisvereniging opgericht en thans is het
zo, dat de coöperatie tijdens de graanoogst van de
bewaarplaats gebruik maakt voor de opslag en het
drogen van granen. De ervaringen hiermee zijn
tot nu toe zeer gunstig. Zo is de vereniging uit
gegroeid tot een bedrijf, dat over een behoorlijke
outillage beschikt, om de rond 80 leden een goede
service te kunnen bieden. Over het laatste boek
jaar bedroeg de omzet meer dan ƒ1,8 miljoen en
ruim 8.500 ton. Voor een werkgebied van 1600
ha betekent dit ruim 1000,per ha. Houden we
dat in het oog dan moet „Sint Philipsland" relatief
gezien tot een der grootste aan- en verkoopcoöpe
raties worden gerekend.
Tijdens de reeds gememoreerde jubileum viering
van vorig jaar liet de huidige voorzitter, de heer
J. A. Stols, nog eens duidelijk uitkomen, dat de
coöperatie vastbesloten is met haar tijd mee te
gaan. Hij zag als toekomstige taak van de vereni
ging onder meer dat de samenwerking wellicht nog
vergroot moet worden. Hierbij had hij vooral het
oog op een langer in de hand houden van de land-
bouwprodukten op weg van producent naar con
sument.
Uit deze woorden bleek wel, dat de coöperatie
„Sint Philipsland" nog springlevend is en dat de
vereniging het belang van de leden steeds voorop
stelt.
J. DIJ.
ALGEMEEN.
Het opstellen van een voederplan in de herfst
is belangrijk om met de beschikbare voedermidde
len zo goed mogelijk de stalvoeding van onze die
ren te verzorgen. Het is echter niet voldoende om
goede en goedkope rantsoenen samen te stellen.
Hiervoor is het nodig nu reeds de streefrantsoenen
voor de volgende stalperiode op te stellen. Het be
nodigde wintervoer kan dan in een zo goed moge
lijke samenstelling op eigen bedrijf gewonnen wor
den. Er zal een streven moeten zijn de kwaliteit
van het ruwvoeder zo hoog mogelijk op te voeren.
Dit bespaart op de krachtvoerrekening.
HET OPSTELLEN VAN HET PLAN.
Het aanwezige vee wordt omgerekend in groot
vee als volgt:
Aantal Diersoort Grootvee
7 melkkoeien x 1 is 7
4 pinken x is 2
4 kalveren x V* i9 1
2 paarden x 1 is 2
totaal 12
Staldagen van 10 nov.20 april 160 dagen.
Voederdagen 12 x 160 2000 dagen.
Nodig aan voer:
Hooi 7 kg per dier per dag 14.000 kg
Sappig voer 40 kg per dier per dag 80.000 kg
HOOI WINNEN.
Op de meeste bedrijven is het mogelijk door het
opstellen van een goed weideplan meer weidehooi
te winnen dan tot nu toe.
Voor de eerste keer beweiden zal over het alge-
meen 20 are grasland per stuks grootvee voldoende
zijn.
Wel zal dan de hooiperiode uitgesmeerd moeten
worden over een langere tijd b.v. vanaf eind mei
tot begin juli. De percelen, die het laatst gemaaid
worden, moeten in het voorjaar eerst voorgeweid
worden voor er 45 baal k.a.s. per ha gestrooid
wordt, die nodig is voor hooiwinning.
Het grasmaaien voor de bloei levert een hogere
voedingswaarde in het hooi op.
Vroeg maaien bespaart krachtvoer.
Op vele bedrijven is de veebezetting op het gras
land zodanig dat er niet voldoende weihooi gewon
nen kan worden. De hooivoorraad zal dan aange
vuld moeten worden door het verbouwen van
luzerne of rode klaver.
Van eigen bedrijf 7 kg hooi per dier per dag is
zeer gewenst voor een goed rantsoen.
SAPPIG VOER.
Sappig voer is er meestal volop aanwezig. Op
de meeste bedrijven kan met minder voederbieten
volstaan worden. Gemiddeld is 3.4 are voederbie
ten per stuks grootvee voldoende. Suikerbieten
koppen en -bladeren zijn er meestal volop. Het .is
zaak dit produkt met mate vers te voederen, zodat
geen grote hoeveelheden verloren gaan. Dit is
vooral het geval met het bijvoeren op het grasland.
Bij het inkuilen moet de nodige zorg geschonken
worden aan schoon materiaal, snel werken en
zwaar afdekken.
Het verbouwen van stoppelklaver voor de voe
derwinning verdient veel meer aandacht dan tot
nu toe het geval is.
Verbouw zoveel mogelijk stoppelkiaver.
Vooral in vlas maar ook in graan kan er een
flinke snede klaver groeien. Soms lukt het nog
om na vlas hooi te winnen, meestal valt het echter
niet mee om dit nog droog binnen te krijgen. De
beste methode is kuilen met toevoeging van A.I.V.
of fijn gemoesde voederbieten. Het kan ook inten
sief gemengd met bietenkoppen en -bladeren, ech
ter niet meer dan 4050 klaver. Laagsgewijs
inkuilen van klaver en bietenloof is minder ge
wenst. Bij kuilen is zorgvuldig werken noodzake
lijk.
Kuilgras is een prima voer.
Meestal zal het mogelijk zijn om in september
nog kuilgras te winnen. Hiertoe moet half tot eind
augustus een perceel grasland een extra stikstof
gift van 5 baal k.a.s. per ha ontvangen. Dit geeft
eiwitrijk gras dat zeer geschikt is om in te kuilen.
Bij het opstellen van een goed voederwinnings-
plan zal aankoop van natte pulp meestal niet nodig
zijn.
Een volledig uitgewerkt voederwinningsplan
omvat
1. Een overzicht van het aanwezige grasland
voedergewassen en aantal are's per stuks
grootvee.
2. De veebezetting in zomer en winter.
3. De duur van de stalperiode.
4. De hoeveelheden te winnen hooi, de tijd waar
in en de percelen waarvan dit hooi gewonnen
wordt.
5. De hoeveelheden te winnen sappig voer voor
vers vervoederen en kuilvoer.
Men zal het voederwinningsplan niet te krap op
moeten stellen, het is beter wat over te houden
dan te kort te komen.
Op een gemengd bedrijf zijn naast het opstellen
van een bouwplan, een voederwinningsplan en een
weideplan noodzakelijk.
De Hoofdassistent Weide- en Voederbouw,
F. DE RONDE.