ONTWIKKELINGEN OP HET WESTDUITSE PLATTELAND 115 VI. DE JEUGD VRAAGT EN KRIJGT MEER AANDACHT ZATERDAG 23 FEBRUARI 1957 p^BN bezoeker van een groot veredelingsbedrijf van 300 ha kwam terug met het verhaal, dat de zoon van de boer geen vrouw kon vinden. We hebben bedoelde zoon niet gezien, en weten dus ook niet of hij een enigszins aantrekkelijke huwelijkskandidaat is doch gebruiken dit verhaal alleen als illustratie van het algemene verschijnsel, dat de Duitse boerenzoon maar moeilijk een vrouw kan vinden. Dit geldt voor de grote bedrijven evenzeer als voor de kleinere, omdat ook op deze grotere bedrijven veel rundvee, varkens en pluimvee worden gehouden, waarvan de verzorging aan de boerin is toevertrouwd. Een vooraanstaande figuur in het organisatieleven drukte deze moeilijkheid aldus uit: „Wanneer onze dochters in onze boerinnen hun afgewerkte moeders herkennen, moeten ze wel een ongehoorde moed opbrengen om bereid te zijn dezelfde weg te gaan aan de zijde van een jonge boer". En wat zal er van de opvoeding terecht komen als de moeder altijd mee moet naar het land of meer in schuren en stallen bezig is, dan in haar eigen huishouden? Hier liggen een paar vragen van de Dijitse jongeren uit de landbouwsector, die steeds duidelijker naar voren komen naarmate de levensomstandigheden van de stad verder tot het platteland door dringen. Gelukkig is er ook een antwoord gekomen. De aloude D. L. G. in ons land voornamelijk bekend door het organiseren van grote tentoonstellingen heeft zich na de oorlog buiten het zuiver land- bouwtechnische werkgebied gewaagd door de instelling van een afdeling, die zich in hoofdzaak met het onderzoek van maatschappelijke vraagstukken bezig houdt. Aan die van de plattelandsvrouwen wordt hierbij speciale aandacht geschonken, omdat men begrepen heeft, dat er wat gedaan moet worden om de bovenmatig zware taak van de boerinnen te verlichten. Daarnaast is in enige landen Hannover en Sleeeswijk-Holstein, de maatschappelijke voorlichting ter hand genomen, terwijl de Evangelische Kerk zich in verschillende dorpen speciaal bezig houdt met de maatschappelijke vragen, die vanuit de landbouw komen. De vorming van de jongeren is het kernvraag stuk van een gezonde plattelandssamenleving prestaties leveren, maar om de mensen als mede werkers, die niet alleen een onderkomen, een slaap plaats nodig hebben, maar een tehuis." Het gevaar, dat de jeugd onder het motto „Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst" wordt gebruikt als goedkope werkkrachten, wordt in leidingge vende kringen erkend, vooral nu de jeugd, ge alarmeerd door de sterk veranderende omstandig heden, andere wegen wil inslaan die veelal van het platteland naar de stad leiden. Daarom dringt nu het besef door, dat een goede toekomst voor de jeugd alleen mogelijk is, wanneer deze jeugd ook een goede opvoeding en opleiding krijgt. DE VOLKSHOGESCHOOL BEREIKT VELEN Deze voorlichting is echter niet gemakkelijk te geven, omdat het hier gaat over de grondvragen van het bestaan. Naast de Kerk kan de nog jonge Volkshogeschool hier een belangrijke rol spelen. Een kennismaking met het werk van de Land- volk-Hochschule in Neustadt heeft ons laten zien hoe het niet alleen nodig is de plattelands jeugd te bereiken, doch dat het evenzo noodzakelijk is de jonge arbeiders uit andere beroepen een stuk vor ming te geven. Dat het leven op het platteland in beide cursussen een centrale plaats inneemt, ligt voor de hand. Misschien nog meer dan het feit, dat voor deze cursussen de medewerking verkregen is van de twee belangrijke kerkgenootschappen in Duitsland, de Evangelische en Katholieke Kerk. De Volkshogeschool van Hessen is daardoor uitge groeid tot een ontmoetingspunt waar bewoners van stad en platteland, ongeacht hun godsdienstige overtuiging, in kennis worden gebracht met de kernvragen, die het huidige platteland bezig hou den. Daardoor is een goede start gemaakt en de cur sussen voor de plattelandsjongeren, die naar ge lang van het jaargetijde 8 of 10 weken duren, zijn goed bezet met jongeren uit het gehele land Hes sen. Dat men vlot van huis gaat om een dergelijke cursus bij te wonen, zal ook wel een gevolg zijn van het feit, dat in Hessen het bezoeken van een andere dan de lagere school, veelal automatisch met zich meebrengt, dat het ouderlijk huis tijdelijk vaarwel gezegd moet worden. Zowel op de landbouwscholen als de landbouw- huishoudscholen hecht men grote waarde aan dit internaatsvelband, omdat het grote mogelijkheden geeft naast de lessen de algemene vorming van de leerlingen ter hand nemen en persoonlijke liefheb berijen tot ontwikkeling te laten komen. Het gaat niet aan het gehele, naar onze begrip pen ingewikkelde, Duitse onderwijssysteem hier uiteen te zetten. We vermelden hier slechts dat de meeste jongens volstaan met het volgen van de landbouwberoepsschool, die gedurende 3 jaren 15—18 jaar als leerplichtige school één dag in de week wordt bezocht. Wie zich wat verder wil bekwamen in de kennis van de landbouw volgt een landbouwvakschool, die gedurende 2 winterhalfjaren gevolgd moet worden. Deze opleiding kan men met onze landbouwwinter- school vergelijken. Daarboven kent men nog andere opleidingen, als onze middelbare en hogere scholen. Een landbouwhuishoudschooi voor meisjes is ook maar 5 maanden per jaar in bedrijf, zodat de leer krachten gedurende de zomer alle aandacht kunnen besteden aan de voorlichting. VEELZIJDIGE VORMING VAN LEERKRACHTEN DE Het moet erkend worden, dat bij de vorming van de leerkrachten enerzijds veel aandacht wordt ge schonken aan de praktische kennis, die opgedaan moet worden op speciaal daarvoor uitgezochte be drijven, terwijl anderzijds ook aan de opvoedkun dige vorming van deze leerkrachten veel aandacht wordt besteed. Over dit laatste hoorden we het één en ander in Giessen, waar we een instituut bezochten, dat zich in het bijzonder met de aanvullende opleiding voor toekomstige leerkrachten van beiderlei kunne bezig houdt. In het kort samengevat wordt, in een overigens zeer uitgebreid en aantrekkelijk programma, deze jonge mensen geleerd hoe ze nu straks alle kennis, die ze reeds hebben opgedaan, aan anderen kunnen doorgeven. Tevens wordt op een dergelijke leer gang de blik verruimd en gaan deze jonge leer krachten daardoor de praktijk in met het ideaal dat niet een goede beroepsopleiding alleen, doch vooral een goede algemene ontwikkeling, een zelf standige ontmoeting met andere bevolkingsgroepen mogelijk maakt. Men gaat zich bij het horen van dit alles wel eens bezorgd afvragen of de ouders nu eigenlijk nog wel een opvoedende taak hebben. Zijn ze er mee klaar om hun kinderen een paar jaar naar een school te sturen, die hen opleidt voor een beroep, eventueel aangevuld met een cursus van de Volkshogeschool? Professor Seedorf heeft dit indertijd kernachtig uitgedrukt, toen hij over de ouders sprak als over de „leerouders" en hier aan toevoegde: „Want het gaat hier niet om koeien en varkens die hoge Een groep plattelandsjongeren op de volkshogeschool te Neustadt OUDERLIJK HUIS MOET CENTRUM BLIJVEN Het ouderlijk huis moet daarbij steeds het cen trum blijven. Een centrum echter, dat de hulp nodig hoeft van daarbuiten gelegen steunpunten, die aan de vorming van de kinderen mee kunnen werken. Daarbij moeten wel eens harde en onprettige din gen worden gezegd. Maar zijn de ouders uiteindelijk niet dankbaar voor de waarheid, als men ziet dat degene, die het zegt, ook hart voor hen heeft? We zijn geneigd deze vraag van de Volkshoge- schoolleider dr. Schlau bevestigend te beantwoor den. Want hebben veel ouders niet een te beperkt inzicht op de toekomst van hun kinderen? Een doelmatige beroepskeuze, die bij voorkeur moet uitgaan van personen, die uit anderen hoofde reeds het vertrouwen van de bevolking genieten, is daarbij onmisbaar. Daardoor zullen ongetwijfeld een aantal jongeren een beroep buiten de landbouw gaan kiezen. Doch het omgekeerde is ook mogelijk, zoals het voorbeeld leert van een soort praktijkhuis, waar vooral jonge vluchtelingen, die niet uit de landbouwsector af komstig zijn, met de landbouw in aanraking komen. Een groot gedeelte van deze jongens blijft in de landbouw werken en dat heus niet omdat er in het huidige Duitsland geen andere mogelijkheden te vinden zouden zijn. EEN STRIJD OM HET BESTAAN De mens op het Wcstduitse platteland is in een strfjd om het bestaan gewikkeld. Die strijd wordt voor de buitenwereld gestreden op het economi sche front en met economische middelen. Maar het besef breekt steals verder door, dat dit een verfo ren strijd is, wanneer geen aandacht wordt geschon- k enaan de vorming van de jonge mensen, die dew» strijd in de toekomst moeten gaan voeren. Waar de landbouw in hoeveelheid tekort schiet, zal de kwaliteit steeds moer de doorslag gaan ge ven. De krachten, die sluimeren in de bewoners van het platteland, moeten gewekt worden. Met klagen en kritiek komt men niet verder. Alleen een doelbewuste aanpak van het onderwijs en de vor ming zal de jeugd van het platteland de uitrusting geven, die ze nodig heeft. Daar mankeert vooral op het kleine bedrijf nog heel wat aan. Doch het open oog dat de onderwijs mensen voor deze ontwikkeling hebben, verrast de bezoeker. Met ruilverkavelingen en dorpshuizen zonder meer is de plattelandssamenleving niet gebaat, als de mens die er deel van uitmaakt zich niet aani>ast aan de nieuwe levensomstandigheden, die rondom hem worden geschapen. Als dit besef de jeugd kan worden bijgebracht, zal de volgende generatie ouders hebben, die hun kinderen anders zien en niet uitsluitend opvoeden tot een goede vakman, maar ook tot mensen, die zich een deel weten van de gehele plattelandssamenleving.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 7