ALLERHANDE. ZATERDAG 16 FEBRUARI 1957 97 Vele vraagstukken zijn ook voor de landbouw in het buitenland moeilijk op te lossen. Het grote punt is natuurlijk, dat er in de Westelijke wereld op praktisch geen enkel gebied van de voedsel voorziening meer tekorten bestaan. Er zijn in tegendeel telkens overschotten, die hun drukken de werking op de prijzen uitoefenen. Vele Wes terse landen hebben dan ook weer tal van be schermende en steun-maatregelen getroffen om de eigen landbouw te behoeden voor de concur rentie van buiten af. Van een vrije markt voor landbouwprodukten is veelal geen sprake. On danks deze alom tegenwoordige steun aan de boeren zijn in de meeste landen deze boeren aller minst tevreden over datgene, wat er gedaan wordt. Zij zien immers om zich heen een bedrij vige industrie, die de conjunctuur ten volle mee heeft en daardoor hoge lonen kan betalen en desondanks zoveel verdient, dat reserveringen en investeringen gedaan kunnen worden. In hoe verre dit alles verantwoord geschiedt, laten wij hier nu maar buiten beschouwing, maar voorlo pig kunnen de inkomsten van de boerenstand ondanks de maatregelen der regeringen in ver houding in genendele wedijveren met die van de bedrijfstak industrie. Bij onze Zuiderburen is ook alles lang geen koek en ei. In „De Boer", het blad van de Belgi sche Boerenbond, van 29 december 1956 is de rede opgenomen, die de voorzitter van deze grote Bel gische boerenorganisatie, de heer Mullie, tijdens de Kerststudiedagen van deze bond uitsprak. Hieruit krijgt men een beeld van de huidige toestand van de Belgische landbouw en zijn kijk op de toekomst hiervan. Spr. wees erop, dat ook in België de landbouw niet zijn aandeel krijgt in de stijging van de con junctuur. Terwijl de huidige landbouwbevolking 120 o vertegenwoordigt van de totale bevolking, blijkt het inkomen van deze sector slechts 5,9 te bedragen van het nationaal inkomen tegen 8 in 1948. In werkelijkheid krijgt de landbou wer voor zijn zware arbeid een vergoeding, die aanzienlijk lager ligt dan het uurloon van de ge wone arbeider. Sinds het einde van de tweede wereldoorlog valt voorts een gebrek aan evenwicht waar te nemen tussen de verkoopprijzen en de kostprij zen van de landbouwprodukten. Een verschijnsel, waar de Nederlandse boer van kan meepraten. In 1956 trad een verdere verslechtering op. Als gevolg van diverse nadelige omstandigheden zal het netto-inkomen van de Belgische landbouw in het jaar 1956 ruim 2 miljard frank (ƒ152 min.) lager zijn dan in 1955. De voorzitter van de Belgische Boerenbond, die tevens lid is van de Senaat, behandelde voorts de diverse sectoren van de landbouwproduktie. Tarwe. De tarwe-oogst 1955 had een record- omvang; er werden 600.000 ton aan de nijverheids maalderijen geleverd. De bijmenging van inland se tarwe in de broodbloemmelange is gedurende het gehele jaar gehandhaafd op het zeer hoge peil van 60 Dank zij de goede kwaliteit van deze tarwe werd de kwaliteit van het brood hier door niet geschaad. Vanwege het feit,x dat de prijs van de inlandse tarwe hoger was dan de prijs van de buitenlandse tarwe, heeft de regering de richt prijzen van de tarwe verlaagd met 20 fr. (ƒ1,52) per 10 kg en daarmede teruggebracht tot 450 fr. 34,20). Daar uit oogst 1956 waarschijnlijk minder dan 500.000 ton gesproken wordt van 430.000 .450.000 ton aan de nijverheidsmaalderijen zal worden geleverd, is de richtprijs weer terugge bracht op 470 fr. (ƒ35,72). De bijmenging zal in 't lopende bedrijfsjaar vermoedelijk gemiddeld nog geen 50 moeten bedragen. Men mag aannemen, dat de tarwepolitiek die sedert jaren in België wordt gevoerd alle kans heeft te worden voortgezet. Onder die omstandig heden vertoont de uitzaai van tarwe neiging tot uitbreiding. Naar sprekers mening zou het areaal van oogst 1956 wel 200.000 ha hebben bereikt, ware het niet, dat de vorst in februari 1956 circa 50 had vernield. De uitzaai van zomertarwe heeft echter het totaal nog gebracht tot boven 180.000 ha. Volgens de heer Mullie dient de Belgische tarweverbouw niet veel groter te zijn dan 200.000 ha. Het verschil met de uiterst povere uitzaai van winter- en zomertarwe in Nederland valt onmid dellijk op. Het veel te schriele tarwebeleid van de regering is hier de schuld van. Het broodgraan is hierdoor in Nederland tot tweederangsprodukt gedegradeerd. Wel een droevig iets na de les van wereldoorlog II. Voeder granen. Op de studiedagen van 1955 heeft de heer Mullie voorgesteld voedergranen te her waarderen door het verlenen van een premie per ha van 1000 fr. (ƒ76,—) later van 1500 fr. (ƒ114,voor al de voedergranen (rogge, mas- teluin, spelt, wintergerst, zomergerst, haver, kor- relmais) aan alle producenten in alle delen van het land. Hiervan zouden met name de kleine boeren profiteren. De regering is tendele tege moetgekomen aan dit verzoek door n.l. een pre mie vast te stellen van 1500 fr. (ƒ114,per ha .voor bepaalde streken. In feite wordt aan het Vlaamse land praktisch niets toegekend. Voor het gehele land komt de regeling tot een totale uitgave van 90 mijoen fr. (ƒ6,8 miljoen). Er zal bijna niets worden uitgekeerd voor de roggepro- duktie. De Belgische Boerenbond blijft echter streven naar valorisatie voor het gehele land en voor alle voedergranen zonder onderscheid. Gerst. Van het totale voedergraanareaal van ca 320.000 ha beslaat de gerst verbouw 85.000 ha (win- gerst 25.000 ha, zomergerst 60.000 ha) tegen 2.530.000 ha voor de tweede wereldoorlog. De zo mergerst heeft dikwijls de plaats ingenomen van de haver. De verbouw van deze gerst zou nog uit gebreid kunnen worden op voorwaarde dat een kwaliteitsproduct wordt voortgebracht. Aan die voorwaarde is nog niet altijd voldaan. Nochtans is gebleken, dat de Belgische boeren n.l. in de Pol ders en de Westhoek van West-Vlaanderen is staat zijn gerst te produceren, die het op kan ne men tegen alle concurrerende brouwgerst. Korrelmais. De heer Mullie is niet optimistisch over de toekomstmogelijkheden voor deze teelt in België. Het blijkt, dat het dikwijls vrij koude en vochtige klimaat van België niet al te goed past bij deze cultuur. Suikerbieten. Het jaar 1956 was een slecht jaar voor de suikerbietenteelt. Het areaal van 61.000 ha, d.i. 4.000 ha meer dan in 1955, heeft naar ra ming een suikerproductie opgeleverd van 283.000 ton witsuiker tegen 343.000 ton in 1955. Zullen de prijzen, die de producent zal ontvangen voor de geleverde bieten, zodanig zijn dat zij de verminde ring van de opbrengst zullen compenseren Dit zal afhangen van de evolutie van de suiker prijzen op de wereldmarkt, waar de prijzen mo menteel vrij hoog zijn. Zoals men weet, heeft België een ander beleid voor de prijsbepaling van de suikerbieten, waar bij de wereldmarktprijs een bepaalde invloed uit oefent. Vlas. 1956 is geen goed vlasjaar geweest. Het areaal heeft een kleine inkrimping ondergaan. Het weer was ongunstig. De oogst vond plaats onder zeer moeilijke omstandigheden en de kwa liteit van het gewone strovlas was aanzienlijk la ger clan die van oogst 1955. Daarenboven was de markttoestand van het gezwingeld vlas niet bij zonder vast. Sedert het optreden van de interna tionale spanning valt een zekere heropleving te bespeuren. Gelet op de huidige toestand, zal het volgens spreker zeker wel aangewezen zijn het vlasareaal van 1957 nog wat in te krimpen. Aardap-pelen. De aardappelteelt levert ruim 5° o van het brutoinkomen van de eigenlijke land bouw op. Volgens de heer Mullie zou het aanbeve ling verdienen het areaal van 1956, dat iets klei ner was dan dat van 1955 te handhaven. Wellicht zal de oogst van 1956, die althans wat de halfvroe- ge aardappelen betreft nogal geleden heeft door het optreden van ziekten, over het algemeen te gen redelijke prijzen kunnen worden afgezet. Dierlijke productie. De bruto-inkomsten van de eigenlijke landbouw beliepen in de jongste jaren gemiddeld 38 miljard fr. (ƒ2.9 miljard). Hiervan kwam 8 miljard fr. (ƒ608 miljoen) of 20°o dp rekening van de akkerbouwproductie en 30 mil jard fr. (ƒ2,3 miljard) op rekening van de dier lijke productie. Van de vermelde 38 miljard fr. omvat het aan deel van de rundvleesproductie bijna 19%. Eind 1955 was men algemeen van oordeel, dat de rund vleesproductie weldra aanleiding zou geven tot een relatieve overproduktie, die het noodzakelijk zou maken overtollige hoeveelheden rundvlees uit te voeren. De rundvleesconsumptie is echter aanzienlijk toegenomen in België en elders. Als gevolg hiervan zijn de prijzen over het algemeen gunstig geweest voor de producent. Van de 38 miljard fr. komt 11 miljard fr. (ƒ836 miljoen) of 28.3% op rekening van de zuivelpro- duktie, die dus de belangrijkste inkomstenbron is. De voortbrenging van zuivelprodukten schijnt in 1956 niet veel wijzigingen te hebben ondergaan. De produktie van boter zou ongeveer op het peil van 1955 zijn blijven staan, terwijl het margarine- verbruik met 5% zou zijn gestegen. De invoer van boter is voor 1956 op 7.000 ton te stellen tegen 9.000 ton in 1955. De produktie van varkensvlees vertegenwoor digt 18% van de brutoontvangsten van de eigen lijke landbouw. De hoenderteelt draagt 14% bij tot de totale inkomsten. De eierproduktie is in 1956 gestegen, evenals het verbruik en de uitvoer. In eigen land gaat het dokteren aan de struc tuur van de landbouw voort. Voor een leek, die slechts kennis neemt van publicaties, die de zwakke zijde van deze structuur tot onderwerp hebben, lijkt het soms of vooral de zandbedrijven alleen maar geld kosten en oneconomisch zijn. Voor hen is het goed eens kennis te nemen van de exportcijfers van pluimvee en eieren in 1956. Deze blijken weer gestegen te zijn zowel in aan tallen als in geldswaarde ten opzichte van 1955. Wij lezen in de „Nieuwe Rotterdamse Courant": In het jaar 1956 heeft de export van produkten van de Nederlandse pluimveehouderij zich gun stig ontwikkeld, waarbij een niet onbelangrijk® toeneming ten opzichte van de export in het jaar 1955 geconstateerd kan worden. Dit accres komt zowel tot uiting in de totale hoeveelheid der ge- exporteerde produkten als in de totale waarde. Blijkens het produktschap voor pluimvee en eieren ten dienste staande gegevens ontleend aan de afgegeven uitvoermachtigingen heeft in het jaar 1956 de totale export in geldswaarde uitgedrukt 470.390.959 bedragen tegen 425.597.673 in het jaar 1955. In het bijzonder de export van het voornaam ste uitvoerprodukt, verse kippeëieren voor con sumptie vertoont een niet onaanzienlijke voor uitgang. De uitvoer van dit produkt bedroeg 2.362.809.975 stuks en had een totale waarde van ƒ341.386.576, tegenover 2.134.400.264 stuks tot een totale waarde ad 322.345.793 in het jaar 1955. Evenals het vorig jaar was West-Duitsland ver reweg de belangrijkste afnemer van dit produkt. Naar dit land werden 1.765.654.275 stuks verse kippeëieren uitgevoerd tot een totale exportwaar de van ƒ253.915.125, tegenover 1.631.178.830 stuks tot een totale exportwaarde ad ƒ243.697.387 in 1955. Naast de West-Duitse bondsrepubliek kunnen als de belangrijkste importlanden van Nederland se verse kippeëieren worden genoemd Frankrijk en Italië met resp. 298.540.940 stuks (geldswaarde ƒ44.236.393) en 210.718.800 stuks (geldswaarde ƒ30.487.974). De uitvoer van levend slachtpluimvee vertoont over het jaar 1S56 een geringe toename ten op zichte van het jaar 1955 en wel voor een waarde van ƒ21.897.532 tegen ƒ21.281.056 in 1955 met een gewicht van resp. 9.333.419 kg en 9.062.931 kg. De waarde van de totale export van geslacht pluim vee is in 1956 in vergelijking tot het jaar 1955 aanmerkelijk toegenomen en wel met een bedrag van ongeveer 17 miljoen gulden. De totale export waarde van dit produkt bedroeg in 1956 71.549.667 met een gewicht van 23.709.988 kg tegen 54.526,036 met een gewicht van 20.304.117 kg in het jaar 1955. Uit ten dienste staande cijfers blijkt dat deze toename hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door een grotere uitvoer van dit produkt naar West- Duitsland en Zwitserland. De uitvoer van eendagskuikens hoofdzake lijk naar Italië bedroeg in 1956 in totaal 20.932.922 stuks tot geldswaarde van 8.934.928. Voor het j^ar 1955 bedroeg deze uitvoer 16.722.486 stuks tot waarde van 7.776.435. Het is bekend, dat het gros van deze grote pro duktie komt van de kleine gemengde zandbedrij ven. Men vergete bovendien niet, dat tevens nog de eigen Nederlandse consumptie, die jaarlijks stijgt, wordt verzorgd. Met de achterlijkheid van dit deel van de Nederlandse landbouw valt het dus heus wel mee. S. (Advertentie)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 5