Het Agrarisch Voorlichtingscongres
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
DUIM 7000 landbouwers uit geheel Nederland hebben bij monde van de sprekers op dit con-
gres uiting gegeven aan de onbevredigende situatie en de onrust die in landbouwkringen
ontstaan zijn door het lange uitblijven van de regeringsbeslissing inzake het toekomstig land
bouwbeleid.
Het congres, dat georganiseerd werd door het Koninklijk Nederlands Landbouw Comité en de
Nederlandse Christelijke Boeren- en Tuindersbond, droeg het karakter van een voorlichtingscon
gres. Zoals de heer Van de Heuvel in zijn openingswoord mededeelde, hadden de boeren niet
gekozen voor een grote demonstratie in Den Haag, zoals de onderwijzers inde: lijd deden.
Als doel, aldus de heer Van den Heuvel, staat ons alleen voor ogen het opheffen van de grote
onkunde over de moeilijkheden in de landbouw. Wij wensen niet met dreigementen te komen,
maar wij willen alleen onze argumenten naar voren brengen, om daarmede de regering en de
volksvertegenwoordiging te overtuigen van de onhoudbare toestand en de redelijkheid van de
gestelde eisen.
Hoewel we kunnen aannemen, dat bepaalde groepen boeren tot het uiterste geprikkeld zijn,
kunnen we met vreugde vaststellen, dat dit congres een waardig verloop heeft gehad. Wij zijn
van mening dat het feit, dat dit congres op deze manier kan verlopen het Nederlandse volk toch
wel iets te zeggen moet hebben en respect dient af te dwingen voor het feit, dat onze boeren in de
moeilijkste omstandigheden zich niet laten verleiden tot allerlei dwaze vertoningen. Aan de
andere kant hopen we ook dat men in regeringskringen overtuigd is van de vastberadenheid van
onze boeren: zich niet in een hoekje te laten drukken.
De vier sprekers (van links naar rechts): Ir M. A. Geuze, Mr. B.W. Biesheuvel,
Ir C. S. Knottnerus en Chr. van den Heuvel.
Uit de woorden van de verschillende sprekers
sprak een krachtige taal, die door langdurig ap
plaus van de aanwezigen steeds werd onder
streept en welke taal niet mis te verstaan was.
De achtergrond van dit congres was dan ook
aan de ene kant het naar voren brengen van
argumenten en niet het uitspreken van dreige
menten, en aan de andere kant het tonen van de
paraatheid van onze boerenstand om voor haar
rechten op te komen.
We spreken de hoop uit, dat het gehele Neder
landse volk met de regering zich de moeite zal ge
troosten kennis te nemen van hetgeen op deze
middag werd besproken en daaruit de enig moge
lijke conclusie zal trekken, n.l. dat de landbouw-
eisen gerechtvaardigd zijn en dat hieraan vol
daan dient te worden.
De Landbouw deelt niet in de welvaart.
Als eerste spreker nam de heer Ir. C. S. Knott
nerus, Voorzitter van het Koninklijk Nederlands
Landbouw Comité, het woord over bovenstaand
onderwerp.
Het is onze bedoeling, aldus spreker, het Neder
landse volk duidelijk te maken waarom een be
roep op hen wordt gedaan.
Hierbij is het noodzakelijk te wijzen op enkele
punten, waarover veel onkunde bestaat, en waar
door de landbouw een andere positie inneemt dan
de industrie.
Enkele van de voornaamste factoren waardoor
de produktie-omstandigheden in de landbouw an
ders liggen zijn:
1. De produktie kan moeilijker beïnvloed wor
den omdat men tengevolge van klimaat en
grondsoort gebonden is aan bepaalde pro-
dukten.
2. De vraag naar landbouwprodukten is inelas-
tisch. D.w.z. wanneer de prijs van landbouw
produkten daalt neemt de vraag niet of nau
welijks toe.
3. De omloopsnelheid van het kapitaal is gerin
ger dan in de meeste industrieën.
Voor de Nederlandse landbouw, die voor een be
langrijk gedeelte op export is aangewezen, heeft
het treffen van maatregelen door vele importlan-
den om hun eigen landbouw te beschermen, zeer
nadelige gevolgen gehad. De inelastisiteit van de
vraag wordt hierdoor versterkt.
Ook, aldus de heer Knottnerus, nemen de eisen
die men stelt aan het produkt steeds toe, het is
niet meer dan billijk dat hiervoor betaald wordt.
Een ander verschijnsel van de laatste jaren is,
dat het gedeelte dat de producent krijgt van het
geen de consument voor het produkt moet beta
len steeds afneemt. Hierover bestaan in de prak
tijk nog veel misvattingen. Nog maar al te vaak
meent men, dat de boer hetzelfde uitbetaald
krijgt als wat de consument moet betalen, terwijl
men dan over het hoofd ziet dat een belangrijk
gedeelte van deze betaalde prijs bij de tussenhan
del blijft.
Aan de andere kant werkt een prijsdaling bij
de consument door tot de producent. De tussen
handel handhaaft zo lang mogelijk dezelfde mar
ge, niet in procenten van de producentenprijs,
maar in absolute zin.
Wanneer we uit het bovenstaande toch wel
mogen aannemen dat bepaalde bemoeiingen niet
achterwege kunnen blijven, komt direct het pro
bleem om de hoek kijken hoe hoog de prijzen van
de landbouwprodukten dan wel mogen zijn.
Ook bij de prijshoogtevaststelling zijn er, aldus
de heer Knottnerus, veel misverstanden. Enkele
daarvan zijn:
1. Er is nu eenmaal een bepaalde continuïteit
in de landbouwproduktie en de produktie kan zo
maar niet in een handomdraai in een andere
richting gestuurd worden.
Daarom is het niet verantwoord en onmogelijk
om, wanneer een produkt op de wereldmarkt in
prijs daalt, de produktie hiervan stop te zetten of
een zodanige lage beloning te geven, dat tot op
heffing dient te worden overgegaan. Meestal zijn
deze verschijnselen slechts tijdelijk. Wanneer ech
ter blijkt, dat er structurele gebreken zijn, dient
direct aanpassing gezocht te worden.
Ook zijn we ervan overtuigd, dat ieder bedrijf
op zich steeds moet aanpassen. Wanneer men
echter beweert dat onze landbouw zich niet aan
past en dat we hieraan eerst maar eens aandacht
moeten besteden, dan getuigt dit, aldus Ir. Knott
nerus, van weinig kennis omtrent de feitelijke
toestand in onze landbouw.
2. De kosten van levensonderhoud spelen in
een zich ontwikkelend industrieland een zeer
grote rol. De vraag komt echter direct naar voren
of de aan de boer betaalde prijs nu wel zoveel in
vloed heeft op de prijs van de industriële produk-
ten. Naar sprekers mening wordt dit dikwijls
overdreven. Als voorbeeld diene de volgende bere
kening
35 van de kosten voor levensonderhoud be
staan uit uitgaven voor levensmiddelen. Nemen
we aan, dat de consument ongeveer tweemaal
zoveel betaalt dan de boer voor zijn produkten
krijgt (ook veredelde produkten vallen hieron
der) dan komt dus van deze 35 17 bij de
boer terecht. Nemen we nu aan dat ongeveer de
helft van deze 17 bestaat uit arbeidskosten, dan
komt van de 35 dus 9 bij boer en arbeider
terecht als beloning voor de door hen geleverde
arbeid. Zou deze beloning met 10 verhoogd
moeten worden, dan zouden dus de kosten van
levensonderhoud slechts met 1 stijgen.
Daar echter de kosten van de industriële pro
dukten slechts voor uit arbeidskosten bestaan,
zou de beloning van boerenarbeider met 30
verhoogd kunnen worden om het industriële pro
dukt met 1 in kosten te doen stijgen.
3. De betekenis van onze landbouw voor de
nationale economie wordt sterk onderschat. We
dienen, aldus spreker, niet te vergeten dat de'
agrarische export van 1949 tot nu toe verdubbeld
is. Dat het percentage van de totale export ge
daald is van 45% tot ongeveer 36% is alleen een ge
lukkig verschijnsel te noemen. Hieruit blijkt n.l.
dat de industriële export nog sterker toegenomen
is dan de agrarische export.
Bovendien heeft de Nederlandse landbouw kun
nen voldoen aan de hogere eisen in het binnen
land, terwijl tevens een steeds grotere bevolking
gevoed moet Worden.
4. Door buitenstaanders wordt nog te veel ge-
neraliseerd. Omdat een aantal boeren in een
auto rijdt denkt men, dat het met die prijzen nog
wel losloopt. Vergeten wordt echter, dat er tien
duizenden boeren zijn die het veel minder goed
gaat.
Hoewel we dus zien, dat de produktie steeds
toeneemt, aldus eindigde Ir. Knottnerus. zien we
een zeer sterke stijging van de kosten. In index
cijfers uitgedrukt zien we dan ook, dat het in
komen per volwaardige arbeidskracht ongeveer
hetzelfde is gebleven, of in sommige gevallen
zelfs verminderd is, terwijl het nationaal in
komen gestegen is tot 133.
De voorstellen van het Landbouwschap.
De heer Chr. van de Heuvel, Voorzitter van de
N. C.B. T. B., die als tweede spreker het woord
nam, constateerde, dat de hoofdoorzaak van de
noodtoestand die nu ontstaan is, niet gezocht
moet worden in de twee ongunstige jaren 1954 en
1956 en ook niet in het feit, dat de prijzen zo sterk
gedaald zijn.
Neen, zo zei de heer Van de Heuvel, de hoofdoor
zaak is dat gedurende al de jaren dat kostprijsbe
rekening heeft plaats gehad, er één cardinal® fout
is gemaakt en een paar andere fouten zün ge
pleegd. Deze cardinale fout is, dat voor grond en
gebouwen in de landbouw bü de kostprijsbereke
ning de pachtprijs is aangehouden.
Het is niet zo, dat dit vraagstuk pas nu voor
het eerst aan de orde komt, maar reeds in 1955
werd hierop gewezen. In het najaar van 1955 werd
dit punt bij de bespreking van de landbouwbe
groting reeds naar voren gebracht.
Bij het verlangen om uit te gaan van de eige-
naarslasten is geen sprake van landbouwpolitiek,
aldus de heer Van de Heuvel, maar 't gaat alleen
maar om het herstellen van een fout. Over de
manier waarop dit hersteld moet worden kan
men praten, maar over het principe zelf zou
eigenlijk niet gediscusseerd moeten worden Ver
der dient dit herstel niet in termijnen, maar in
één keer plaats te vinden.
Wat betreft de verlangens voor de herziening
van de beloning van de boer als bedrijfsleider ver
wierp de heer Van de Heuvel de stelling, dat de
bedrijfsleiders van de Staatsbedrijven van. hogere
kwaliteit zijn dan de doorsnee boer, want ook bij
de kostprijsberekeningen gaat het om geselecteer
de mensen.
Indien de Regering de wensen betreffende de
bedrijfsleidersbeloning en de beloning voor de
handenarbeid voor de boer inwilligt, zal, voor
zover de produkten onder de garantie vallen het
volgende hiervoor verdiend worden
10 ha (gemengd) ƒ6000,—
20 ha (weide) ƒ6750,
40 ha (akkerbouw) ƒ7750,
Ook de verlangens betreffende de arbeidslonen
stelde de heer Van de Heuvel aan de orde, waar
bij hij opmerkte dat gelijkstelling rechtvaardig en
ook noodzakelijk is.
Als algemene rechtvaardigingsgrond voor het
geheel werd door spreker hier nog aan toegevoegd
het feit, dat de Nederlandse boer van al zijn col-