78 UIT DE INHOUD ZEEUWS LANDBOUWBLAD verbeteringen, zoals bij de behandeling van het vraagstuk der eigenaarslasten is gebleken, maar ©ok de totale aanpassing van 'gemoderniseerde be drijfsgebouwen aan snel veranderende bedrijfsstruc turen is bij onze traditionele en dure bouwmetho den tot nog toe niet ontwikkeld. De toepassing van de techniek in de landbouw opent gelukkig nog wijde perspectieven. Een ge heel arsenaal van nieuwe technieken presenteert zich tot steun aan doelmatige produktiemethoden. De landbouwscheikunde en bodemkunde verfijnen toemestingsonderzoek en -toepassing: het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen tegen insecten en onkruiden neemt hand over hand toe. In het bijzonder dienen wij hierbij echter ook te noemen de toepassing van de atoomwetenschap. Op het terrein van het landbouwkundig onderzoek is dien tengevolge een geheel terrein van nieuwe moge lijkheden opgegaan, zo b.v. in de vorm van „tracers", d.z. minieme hoeveelheden radioactieve stoffen, die gebruikt worden om de gang van de chemische elementen b.v. bij bemesting in wortel stelsel en plantenlichaam na te gaan. Verder heeft het kweekwerk zich dankbaar geworpen op de stralingstechniek om met behulp daarvan nieuwe rassen te kunnen verkrijgen via polyploïdie en der gelijke vormen. Voor de direkte toepassing van stralingstechniek is men geïnteresseerd in de sec tor van de bewaring en conservering, zowel voor bulkprodukten, als vlees en groenten- en fruitcon- serven. De landbouw heeft dan ook God zij dank niet te vrezen, dat zij met zijn technische mogelijkheden tegen een plafond gedrukt wordt. De nog zo jonge landbouwwetenschap biedt met name* de Neder landse boerenstand, die een goed fundament heeft verworven via zijn speciale landbouwonderwijs en met behulp van een goede voorlichting, uitzicht voldoende hogere niveaus te bereiken. Het wordt thans tijd over te gaan tot de struc turele kant van de landbouwvraagstukken. Ook de moeilijkheden hier bestaande worden de laatste tijd steeds met felle schijnwerpers belicht. De strekking van een en ander is kort gezegd, zoals b.v. nog in „De Nederlandse industrie" van 15 januari j.l. weergegeven. „Het feit, dat de land bouw voor ons land onmisbaar is en dat het een Nederlands belang is de landbouw', evenals vele an dere bedrijfstakken, wanneer deze in moeilijkheden zouden komen, in stand te houden, wil niet zeggen, «lat de landbouwzoals die thans is, steeds op de zelfde wijze moet voortbestaan, evenmin dat dit in stand houden meebrengt, dat dit nu ook geldt voor alle landbouwers". We vinden dit netjes uitgedrukt, maar toch hebben we bezwaren tegen de strekking van dit soort betogen, niet om wat ze zeggen, want met het gestelde zjjn we het niet oneens, maar om wat ze verzwijgen. Hier en in zovele andere geval len, waarbij b.v. de Oud-Minister van Financiën v. d. Kieft het onlangs al bijzonder bont maakte, wordt bewust de indruk gewekt, dat de landbouw wèl alles bij het oude wil laten. De heer v. d. Kieft, die tot zeer kort geleden n.b. mede de verantwoordelijkheid voor het Nederland se landbouwbeleid heeft gedragen is daarvoor in eigen kring voldoende afgestraft, dan dat wij er hier nog iets aan zouden moeten toevoegen. Wat we wel moeten doen is kort uiteenzétten, wat er in de landbouw gedaan is en wordt om de struc turele bezwaren te boven te komen. Voor en aleer we daartoe overgaan, moeten we eerst met de mees te klem en de meeste nadruk tegenspreken, dat een van de belangrijkste structuurmoeilijkheden, n.l. dat van de te kleine bedrijven, oorzaak zou zijn van de noodzakelijk geachte produktenprijsver- hogingen. Niets is minder waar. Bij alle kostprijs berekeningen van het L. E. I. is geen enkel bedrijf in welk type dan ook betrokken beneden de 7 ha. In de kostprijsberekeningen van de akkerbouwpro- dukten zijn 4 groepen betrokken van 24.344.5 ha. Voor de kostprijsberekeningen van de veehouderij- produkten werkt men met 14 groepen, waarbij de gemiddelde bedrijfsgrootte van de bedrijven in de De boer in onze samenleving; Een blik in de toekomst. De resultaten van Akkerbouw en Veehouderij. Het. Agrarisch Voorlichtingscongres. Zitdagen Z. V. V. Z. V. B. Landbouw- risico Adviesbureau voor oorlogs- en rampschade. Voor de Vrouw van het Platteland. Ontwikkelingen op het Westduitse platteland. Uit de Kringen en Afdelingen. Prijsvraag van de Kring Schouwen en Duive- laml der Z. L. M. Centrale Premiehengstenkeuring te Goes. Paard en Paardensport. Bedrijfseconomie (XLV). Onder de Tuinbouwlantaarn. Korte Wenken. De Boerenjeugd. Marktberichten. Bram uit de Slikhoek. ADVERTENTIETARIEF: Per mm 18 cent; minimum per advertentie 2,70. Incasso kosten 0,20. Regelabonnementen tegen speciaal tarief. Redactie; Secretariaat der Z. L. M. Tel. K. 1100—2345. weidegebieden 17.5 k 18 ha bedraagt en die in de zandgebieden 10 k 10.5 ha. Van deze 14 groepen zijn er slechts 3, die even beneden de 30 ha groot zijn. Er is dan ook geen sprake van, dat gegevens om trent de huidige onbevredigende landbouwuitkom- sten gebaseerd zouden zijn op onvolwaardige dwerg bedrijfjes of dat men de kostprijsberekeningen op die wijze tracht op te schroeven. Integendeel de mythe, de legendevorming op dit punt moet met kracht bestreden en de kop inge drukt worden. Onze calculaties zijn een open en eerlijke zaak, die door Ministerie en Regering me de gecontroleerd worden. Er zijn weinig vergelijk bare groepen in Nederland, die zich tot een derge lijke inspectie hebben geleend. We herinneren ons nog, dat we destijds tot onze industriële collega's de uitnodiging gericht, hebben om mee te doen, maar dat men toen vriendelijk bedankt heeft. Terwijl we dus in de eerste plaats te doen hebben met een teveel aan kleine bedrijven betreft het tweede hoofdpunt van de structurele omstandig heden van onze landbouw het feit, dat de verkave ling van vele bedrijven zeer te wensen overlaat. Zowel een veel te verspreide of afgelegen ligging van percelen bouw- en weiland, als een ondoelmati ge vorm of te geringe grootte van deze percelen kan daarbij in het geding zijn. Ook een onvoldoende bereikbaar zijn van de percelen door het ontbreken van goede wegen of tengevolge van het slechts aanwezig zijn van sporen, die nauwelijks wegen genoemd mogen worden, spelen vaak een grote rol. Deze toestanden vormen dan tevens al te dik wijls een belemmering voor de technisch wenselijke en mogelijke vooruitgang. Zo belet een slechte ver kaveling veelal een goede ontwatering, kortom de onvoldoende factoren staan in onlosmakelijk ver band met elkander. En slechts ingrijpende maat regelen, zoals ruil- en herverkaveling, benevens streekveibetering in de meest uitgebreide zin van deze begrippen, vormen het operatief ingrijpen tot algeheel herstel, wat dan ook in Nederland op gro te schaal in praktijk gebracht wordt. Er is geen sprake van, dat men thans van land- bouwzijde nog aan deze primaire vraagstukken vol doende aandacht zou schenken. Er gebeurt integen deel zeer veel om de landbouwstructuur gezond te maken. En met enkele voorbeelden zal ik kort aantonen, wat reeds daartoe is gebeurd en dagelijks ge schiedt. Wij hebben daarom het laatste jaarverslag van de Cultuurtechnische Dienst van 1955 er eens bijgehaald. Tot 31 december 1955 kwamen in Neder land totaal 90.000 ha aan ruilverkavelingen gereed, 167.000 ha aan ruilverkavelingen zijn in uitvoering en 830.000 ha werden totaal aangevraagd. Buiten ruil- en herverkavelingsverband werden alleen in 1955 reeds 1035 ha ontgonnen, 1880 ha herontgon- r.en, 3403 ha gedraineerd, 11.610 ha van nieuwe ontwatering voorzien, 311 km verharde weg aan gelegd en 67 boerderijen verbouwd of verplaatst. Het totaal investeringsbedrag in 1955 in cultuur technische werken bedroe; 54 min gulden. Na de tweede wereldoo is r begonnen met het vergroten van die te kh ~e bedrijven. Uit Wal cheren zijn de boeren van een oppervlakte van ca 2000 ha in de N. O. P. geplaatst. 212 Walcherse be drijfjes met een gemiddelde bedrijfsgrootte van 6.16 ha konden zodoende tot 10 ha gesaneerd worden. Uit de nieuwe Zeeuwse herverkavelings- gebieden gebeurt dit eveneens. Op aanbeveling van de Staatscommissie Hofstee worden thans uit een 5-tal ruilverkavelingsgebieden resp. in Friesland, Drenthe, Gelderland, Noord-Babant en Limburg een aantal boeren overgeplaatst naar de Zuiderzeepol ders, waarbij dan ook weer de door hen achterge laten gronden worden benut tot uitbreiding van bestaande te kleine bedrijven. Deze structurele hervormingen leggen, voor wat de financiering betreft, lasten op de eigenaren en gebruikers, die in de orde van grootte lopen van 1000,per ha en meer. Waar de voordelen in 't bijzonder aan het toekomende geslacht ten goede zullen komen, verdient het aanbeveling de verka velingsrente i.p.v. over 30 jaar over 40 jaar uit te strijken, zodat ook de huidige lasten dientengevol ge verlicht zullen kunnen worden, nu het hard nodig is. Wij mogen deze werken bekijken, als zijnde in het algemeen belang, gericht op de toekomst, en te vergelijken met alle andere grote openbare pro jecten, welker uitvoering noodzakelijk is, omdat men niet langer genoegen kan nemen met de be staande toestanden, zoals de uitbreiding van ons wegennet, de krotopruiming en nieuwe woning bouw, de Deltaplannen ter verbetering van de veiligheid enz. De moeilijkheden, die de landbouw ondervindt, zijn vaak een gevolg van partiële verbeteringen, die reeds elders zijn aangebracht. Een enkel voor beeld moge dit illustreren. De grote ontginningswer ken en verbeteringen, die in 't bovenloopse stroom gebied van de Overijsselse Vecht over de Duitse grens zijn en zullen worden aangebracht, beteke nen, dat in de nabije toekomst deze Vecht 50 meer water dan tevoren te verwerken zal krijgen. De aanliggende waterschappen in Overijssel onder vinden daar thans reeds de bezwaren van, zoals ook deze zomer onder ongunstige omstandigheden overduidelijk is gebleken. Zo lazen we deze morgen weer in de krant dat het Kamerlid Van Meel vergelijkbare vragen heeft gesteld over de toestanden in het stroomgebied van Mark en Dintel. In Drenthe is men sinds 1946 op grote schaal bezig de waterschappen ten getale van 146 terug te brengen tot 18 a 20 stuks met een grootte van 20.000 ha. Wanneer echter zo'n nieuw waterschap gevormd en opgeknapt wordt, verdwijnt het water weliswaar daar vlugger, maar schieten nevenlig- gende gebieden onder water. Elke verbetering doet de urgentie van maatregelen elders toenemen. Zo heeft Drenthe, omdat de hoofdafvoer niet in orde is, dringend behoefte aan een kanaal van Coevor- den naar het westen. Een even omvangrijk pro bleem is de noodzakelijke herontginning van de Veenkoloniale gebieden. Het zal begrijpelijk zijn, dat de landbouw hier zonder officiële bijstand van provincie en rijk op korte termijn geen afdoende oplossing kan bewerk stelligen. Deze problemen doen zich echter door geheel Nederland op vergelijkbare schaal voor, en overal is men bezig om ingrijpende hervormingen voor te bereiden of tot stand te brengen. Het gaat er ove rigens niet alleen om de landbouwstructuur te ver beteren, evénzeer dient het verbeterde in stand gehouden te worden, opdat niet, zoals destijds bij de Markenwet, nadien voormalige toestanden terug keren. We moeten ons realiseren dat hiervoor geen eenvoudige regelingen gevergd worden, immers deze liggen o.a. in de sfeer van het erfrecht. Maar de landbouw kan op dit terrein niet zelf optreden, aan de Overheid en niet aan de landbouw is in de eerste plaats de taak hier daden te stellen. Er is dus een groot programma aan <le gang om de structurele gebreken van onze landbouw op te heffen. Deze sterk ingrijpende maatregelen vergen echter niet alleen een behoorlijke technische, maar ook een geestelijke voorbereiding van de betrokken bevolking. De hiertoe noodzakelijke agrarisch sociale voorlichting is in volle opbouw en hierbij heeft een toch wel moeilijk en bij uitstek als con servatief bekend staand kom kleigebied tussen de grote rivieren, t.w. Land van Maas en Waal en Bom melerwaard, als pionier getoond, dat goede resul taten zijn te bereiken. Nuchter en reëel bekeken, moeten we beseffen, dat bij een programma van evenwichtige bestedingen en een nog tientallen jaren vergende uitvoering van Zuiderzee- en Delta werken, waaruit de nieuwe gronden voor sanering voort zullen moeten komen, dit totale structurele hervormingsproces een boerenleeftijd, d.w.z. 25 a 30 jaar zal duren. Naar gelang onze welvaart zal kunnen blijven stijgen, zullen noodzakelijk ook de Rijksbijdragen tot deze arbeid mee omhoog moeten gaan, hetgeen van te meer belang is, daar wij mo gen aannemen, dat bij toenemende ervaring ook het tempo van uitvoering van deze operaties ver sneld kan worden. Het ligt dan ook niet aan de landbouw om éven het roer om te gooien. De ombouw moet goed en niet te duur geschieden, daarbij een redelijke ter mijn in acht nemende. Het gaat hier om het wense lijke en het mogelijke. Het wenselijke ideaal n.l. zo snel mogelijk een volledig nieuw patroon voor ons agrarisch bedrijfsleven, is bekend. De mogelijkhe den zal de landbouw in maximaal tempo niet alleen zelf kunnen opbrengen. Het lijkt noodzakelijk ook nog enkele korte op merkingen te maken over produktiewijzigingen, die noodzakelijk zouden kunnen zijn in het verband van alle optredende veranderingen. Ook op dit punt wordt ons vaak conservatisme verweten. En ik wil gaarne toegeven, dat het bij oppervlakkige be schouwing daarop ook wel eens lijkt. Toch dient men van buitenaf zeer voorzichtig te zijn met der gelijke beoordelingen, omdat ons bij geordend opr treden toch maar al te vaak gebleken is, dat wij de plotselinge veranderingen op de wereldmarkt of in speciale marktstructuren niet kunnen voorzien. Het zou de eerste keer niet zijn, dat wij na een be paalde ingekrompen produktie tot de conclusie moesten komen, dat er tengevolge van bijzondere oorzaken in andere produktielanden, juist afzet voor meerdere eigen hoeveelheden zou zijn geweest. Alleen wanneer wij een grote zekerheid hebben, dat bepaalde „trends", bepaalde aspecten van afzet, blijvend gewijzigd zullen zijn, is het verantwoord officiëel en als organisatie deze verschuivingen ab soluut te propageren. Het is dan ook niet zo, dat de georganiseerde landbouw produktiewijzigingen of verschuivingen niet zou willen aanvaarden of stug en star feiten daaromtrent naast zich neer zou leggen, maar het is veeleer een grote verant woordelijkheidszin, die op dit punt ons beleid be paalt. Het begint er trouwens op te lijken, dat we de vraagstukken van de afzet binnenkort in een heel ander licht zullen bezien, in verband van een Euro pese markt. Men beware de Nederlandse landbouw ervoor, dat dit in een protectionistische geest zou zijn. Wanneer verder mannen als Thurlings en Emmens er over spreken gedeelten van onze zgn. „marginale" gronden te bestemmen voor recreatie en bebossing, hebben ze zich er dan rekenschap van gegeven, dat deze gronden in West-Europees verband wel eens degelijk een rendement zouden kunnen afwerpen Tenslotte dienen wy in deze reeks van vraagstuk ken nog grote aandacht te besteden aan de sociale emancipatie van onze gehele boerenstand, ja eigen lijk van ons gehele platteland. Bij de zich in snel tempo wijzigende maatschappelijke omstandighe den neemt de duidelijkheid van de bestaande ach terstand op het gebied van de maatschappelijke uit rusting ten platteiande hand over hand toe. Dientengevolge zijn spanningen ontstaan, die zich in steeds grotere mate manifesteren en één van de eerste kenmerken daarvan is aan de an dere kant geaccentueerd door de Nederlandse in- dustrialisatiepoiitiek het grote verloop van arbeidskrachten uit de landbouw. Wil men voor

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 2