DE BOER IN ONZE SAMENLEVING
Een blik in de toekomst
Zitdagen-
Boekhoud-
bureau
Gras- en
Klaverzaden
Gebrs De Jongh - Goe9
No. 2-363 Frankering bij abonnement: Terneuzen ZATERDAG 9 FEBRUARI 1957
45e
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
waarin opgenomen
DE BOERENJEUGD
Officieel Orgaan van de
ZEEUWSE LANDBOUW MAATSCHAPPÏI
de LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP
ZEELAND
Toen ik de vraag ontving hier op dit congres
te spreken, ben ik ervan uitgegaan, dat het uit
gangspunt zou moeten zijn voor de publieke
opinie op een redelijke en duidelijke manier te
getuigen van de gevaren en noden, waarin de
huidige ecor. mische en maatschappelijke situa
tie de Nederlandse landbouw brengt, en daarbij
niet zo zeer terug te blikken, als wel vooruit te
zien. De Amerikaanse sociologie kent een uit
drukking voor deze toestand: men zegt dat onze
samenleving zich niet gelijkmatig ontwikkelt
er zijn ..lags" en .leads", aanvoerders en achter-
aankomers. Het is de ongelijke mate van veran
dering van de verschillende delen in een dynami
sche maatschappij, die wij als de kern van de
kwalen van onze tijd kunnen aangeven. De kwes
tie, die we vandaag bespreken is er één van ach
terstand, van verlies van evenwicht, van scheef
trekking, waartegen zich onze betrokken groep
verzet. Men wil deel zijn in het geheel, maar
men wil ook zijn deel van het geheel.
Men heeft hier vandaag in verschillende
toonaarden reeds de economische betekenis van
onze landbouw geschetst. We kunnen volstaan
met er nog eens op te wijzen, dat een derde van
onze export bestaat uit bewerkte en onbewerkte
agrarische produkten, terwijl verder een groot
deel van onze 'binnenlandse voedselbehoefte
wordt gedekt. We citeren even een recente uit
lating van Ir. Franke, Directeur-Generaal van
de Voedselvoorziening:
„Begrijpt de stedelijke bevolking dat de
Nederlandse landbouw samen met de voedsel-
voorzieningshundel en -industrie bijna l/2 mil
jard gulden deviezenoverschot creëert, waar
voor de grondstoffen kunnen worden aange
kocht om onze bevolking te voeden en te kleden,
zulks niettegenstaande de dichte bevolking en
het betrekkelijk klein areaal cultuurgrond
Begrijpt men hoe gevaarlijk het voor onze
nationale economie is, indien het onze landbou
wers slecht gaat Op al deze punten ware
betere voorlichting uitermate gewenst."
De conjuncturele moeilijkheden van dit mo
ment, de prijskwesties zijn eveneens reeds dui
delijk uit de doeken gekomen. Er is een achter
stand in beloning, zowel voor de arbeid, als voor
de produktie. Doch wanneer de landbouw dan
vraagt om inhalen van deze achterstand op
een buiten haar schuld en voor haar in het bij
zonder moeilijk moment dan wordt haar van
alle zijden een spiegel voorgehouden, ook door an
dere bedrijfstakken en dan wordt de vraag gesteld
of arbeid en produktie rationeel ziin en de bedrijfs
uitoefening modern. Laat ik voordp stellen, dat ik
tegen deze vraag op zichzelf geen enkel bezwaar
heb. Het is alleen de vraag of ze immer reëel ge
steld wordt en of niet de oneindige herhaling van
deze laatste tijd suggesties tracht op te roepen, die
wij tengevolge van de omstandigheden, i.e. geringe
publikatiemogelijkheden, in wijde kring onvoldoen
de in staat zijn te weerleggen.
INLEIDING
van de heer Ir. M. A. Geuze, Voorzitter van de
Zeeuwse Landbouw-Maatschapij tijdens het
agrarisch voo •ichtingscongres op 1 februari 1957
te Utrecht
TERNEUZEN: Woensdag 13 febr. in hotel ,Des
Pays Bas".
OOSTBURG: Woensdag 13 febr. in café „De
Windt".
ZIERIKZEEDonderdag 14 febr. in hotel „Huis
van Nassau".
KORTGENE: Donderdag 14 febr. in hotel „De
Korenbeurs".
MIDDELBURG: Donderdag 14 febr. in café De
Eendracht".
Ir Geuze spreekt het agrarisch congres
te Utrecht toe.
Zo wordt ons ook van de zijde van de industrie
deze spiegel voorgehouden. Ruim een eeuw geleden
viel in Engeland de agrarische revolutie samen met
de industriële revolutie, de doorwerking op zich
zelf van deze agrarische revolutie manifesteerde
zich eerst veel later. Thans bij de aanvang van de
tweede industriële revolutie lijkt het er op, dat het
zelfde verschijnsel zich gaat voordoen. Alleen is
de landbouw nu gewaarschuwd; wij zijn op ons qui
vive. Het is nodig voor ons om de last van eeuwen,
die wij lang meegesleept hebben en die hier en
daar nog niet verdwenen is, uit te bannen. Doch de
industrie e« iedere weldenkende Nederlander ge
lieven onze handicap in dit opzicht te begrijpen.
De aifoeidsverdeling in de industrie is veel verder
door te voeren dan in de landbouw en wordt nog
steeds verder vervolmaakt. De industrie verricht
continu hetzelfde proces en is evenzeer gemakkelijk
stop te zetten. Men kan op korte termijn op andere
produkties overschakelen. De landbouw daaren
tegen werkt onder onregelmatige klimaatsomstan
digheden in de open lucht, terwijl de produktie van
één gewas in de akkerbouw een jaar vordert. De
landbouw vraagt grote oppervlakten, de industrie
gaat ter plaatse omhoog in verdiepingen. De om
loopsnelheid van het kapitaal in de landbouw is
uit de aard der zaak zeer veel geringer. Levende
planten en dieren eisen daar een veel vragende
individuele verzorging. De industrie maakt onbe
perkt gebruik van machines én daarbij stationaire
machines èn machines die dag en nacht een heel
jaar door gebruikt kunnen worden. De landbouw
is een heel eind op weg het probleem van de motori-
satie en de mechanisatie op te lossen, maar wat
zij niet zal vermogen op te lossen is liet feit, dat
een bepaalde machine in haar produktieproces
te kort, soms maar enkele weken telken jare
bruikbaar is. De natuurlijke voorwaarden voor
de landbouw zijn zodanig, dat een eis tot even
wichtige vergelijking met b.v. de arbeidsproduc
tiviteit in de industrie voor de boer niet aan
vaardbaar is en voor iedere nuchtere waarnemer
niet aanvaardbaar kan en mag zijn. De vraag,
die resteert is die, of de landbouw dan met de
gegeven middelen rationeel en modern exploi
teert.
We antwoorden hierop direkt met een volmon
dig- ja, maar alvorens dit nader toe te lichten,
mogen wé ook de industrie onzerzijds een mo
ment de spiegel voorhouden. Het is ongetwijfeld
voor de rest van het bedrijfsleven een groot
voordeel, dat we in Nederland een, goedkoop le
vensmiddelenpakket kunnen savoureren en te
vens dat dit zo zal blijven. Maai- misschien mo
gen we te gelegener tijd eens horen, waarom do
Nederlandse industrie de concurrentie op de
wereldmarkt met Duitsland zo zeer vreest, dat
Duitsland met zijn peperdure landbouwprijzen.
Het lijkt me in dit verhand logisch te infor
meren of een doorlichting vah sommige andere
onzer bedrijfstakken niet evenzeer aan te be-
Velen ware.
Waarom moeten wij steeds uit den treure de
vraag aanhoren of wij wel rationeel exploiteren
en waarom stelt men die vraag ook niet eens
aan onze door invoerrechten beschermde radio
industrie, de penicilline-fabrikanten, de kleding
industrie enz. Hoort men ooit, dat nagegaan
moet worden of onze Walvisvaart niet te duur
werkt En hoe staat het met de gemeten ar
beidsprestatie van onze metselaars bij de
woningbouw vergeleken vóór de oorlog en
thans
Het is, 7X)als we de heer Louwes wel hebben
horen uitdrukken, of de industrie met zijn go-
sehryf over de landbouw een rookgordijn wit
leggen om eigen tekortkomingen aan de waar
neming te onttrekken. Deze afleidingsmanoeu
vres om eigen zwakten te bemantelen, mogen wij
terugkaatsen, want wij zijn waarlijk niet lxv
gonnen.
Terugkerende tot de techniek in het agrarisch
produktieproces is onze stelling, dat na de we
deropbouwperiode na 1945 de land- en tuinbouw
geïnvesteerd heeft, zoveel als financieel verant
woord was, doch veelal tot een optimale grens.
De vernieuwingsdrang was en is opmerkelijk
hoog. Ook hier zijn aanvoerders en achteraan-
komers, maar tecnnisch kan men niet zeggen
dat de Nederlandse landfoouw niet bij is. Wanneer
het rendement van sommige technische verbeterin
gen nog te wensen overlaat, is dat vaak een gevolg
van de experimentele periode. Persoonlijk ben ik
van mening, dat op één punt onze uitrusting on
rustbarend is achtergebleven, namelijk op dat van
de gebouwen. Niet alleen dat wij roofbouw gepleegd
hebben in de vorm van gebrek aan onderhoud en
(Advertentie).
Voor Uw benodigde
INLANDSE EN IMPORT
naar
Import - Export
POSTBUS 35
„Zaait „VICTORIA" zaden"