RASSEARERICHTEN. SUIKERBIETEN HAVER ZATERDAG 19 JANUARI 1957 37 Gewoonte getrouw publiceren wij hieronder de rassen- berichten zoals ze zijn opgesteld door de gezamenlijke Rijkslandbouwconsulentcn voor het Zuid-Westelijk Zee kleigebied. Een uitzondering hierop vormt het rassen- bericht voor uien, dat werd samengesteld door de Neder landse uienfederatie. Deze rassenberichten, die berusten op een groot aantal gegevens, moeten gezien worden als een aanvulling op de Rassenlijst. Het is dus niet de bedoeling dat hierdoor de Rassenlijst wordt vervangen. Integendeel, onderstaande rassen- berichten willen alleen aangeven de resultaten van de in de Rassenlijst vermelde rassen, speciaal in het Zuid- Westelijk Zeekleigebied. Daarom zal hiernaast de Rassenlijst nodig zijn voor het nagaan van aanvullende gegevens. Evenals het vorige jaar zijn de aantallen proefvelden niet vermeld, daar hierdoor nog al eens verwarring ont staat. Om toch een kleine indruk te geven of de gegevens berusten op veel of weinig waarnemingen, is achter de uitkomsten die gebaseerd zijn op 3 proefvelden of minder een geplaatst. Hoewel hieruit niet geconcludeerd mag worden dat het al of niet betrouwbaar zijn van de uitkomsten aan een grens van 3 gebonden is, is het toch wel belangrijk zich te realiseren dat bij een gering aantal waarnemingen de betrouwbaarheid kleiner wordt. We spreken de hoop uit, dat deze rassenberichten er toe zullen bijdragen dat ieder erin slaagt de juiste keuze te bepalen. Tenslotte willen we er nog op wijzen, dat zodra de keuze bepaalt is, het zaak is zo spoedig mogelijk tot bestelling over te gaan. De beste rassen worden ook meestal het meeste besteld en wanneer men te lang wacht, zijn teleurstellingen dikwijls daar het gevolg van. REDACTIE. Opbrengst suikerbieten-rassenproefvelden 19431956. RASSEN Kleinwanzleben E Kleinwa/izlebener Polybeta Hilleshóg Standaard P Hilleshög R Hilleshóg R Polyploid Maribo Polyploid Kuhn P Zwaanesse III Ie ROOIDATUM 2e ROOIDATUM 3e ROOIDATUM Percentage schieters Geimiddeld 1954 '56 Wortel opbrengst kg/are Suiker Financ. opbr. Wortel opbrengst kg/are Suiker Financ. opbr. Wortel- opbrengst kg/are Suiker Financ. opbr. 556.1 16.3 102 593.8 16.6 104 618.2 16.2 105 5 533.1 16.8 101 556.1 17.2 102 577.0 17.5 109 3 504.7 16.8 96 535.9 17.1 98 559.1 16.5 97 6 536.9 16.7 101 557.8 16.8 99 578.9 17.1 106 4 525.9 16.7 99 557.2 16.6 98 578.5 16.3 99 8 538.9 16.5 100 574.4 16.5 100 579.4 16.8 103 4 494.4 16.9 95 535.1 17.3 99 557.0 16.7 99 10 521.0 16.6 98 551.2 17.2 101 559.3 17.3 104 4 479.3 17.0 93 515.5 17.3 96 536.0 16.4 93 19 537.2 16.1 97 582.4 16.3 100 602.9 15.9 100 7 572.8 15.7 100 603.0 16.0 101 631.5 16.6 111 1 474.5 16.7 90 496.3 16.5 89 507.3 17.0 92 23 Bij <le beoordeling van bovenstaande opbrengsttabel moet met enige punten rekening gehouden worden. In de eerste plaats zijn de cijfers gebaseerd op proeven die uitsluitend op de Zeeuwse eilanden voorkwamen, zodat ze in hoofd zaak op dit gebied betrekking hebben. Elk ras werd steeds op elk proefveld in 9-voud gezaaid, zodat bij de toe gepaste drie rooidata elke waarneming in drievoud kon plaatsvindén. De eerste rooidatum heeft betrekking op de eerste levering; de tweede rooitijd op een levering in liet midden van de campagne en de derde rooidatum op een levering in het laatst van de bietencampagne. Door de rassen zowel bij vroege en latere leveringen te vergelijken, is het mogelijk de geschiktheid er van over de gehele campagne te beoordelen. Per rooitijd geeft de tabel drie reeksen cijfers. De eerste kolom geeft voor elk ras de gemiddelde bietenopbrengst aan. Vervolgens vermeldt de tweede kolom het gemiddeld suikergehalte in procenten. Uit deze beide gegevens werd de financiële opbrengst voor de boeren berekend. Deze verkoopwaarde werd voor elk ras in een verhoudingsgetal weergegeven. Bij de berekening vormde een bietenprijs van 41,80 per 1000 kg en bij 16 suikergehalte de grondslag, terwijl voor elk procent meer of minder suiker dan 16 3,50 aan liet bedrag van 41,80 werd toegevoegd, of respectievelijk werd afge trokken. Bovendien werd voor de eerste rooidatum de premie a 3,per 1000 kg bieten ingerekend, zodat het basisbedrag in dit geval niet 41,80, maar 44,80 is. De door een raseigenschap veroorzaakte extra arbeid, hetzij tengevolge van meer tarra of moeilijker rooibaarheid, bleef buiten deze be rekening. Grond en weer oefenen hierop een sterke invloed uit. Een groot aantal proeven wijst op een lietere betrouwbaarheid. Tenslotte geeft de tabel ook nog het percentage schieters, dat gemiddeld in 1954 tot en met 1956 op de proefvelden voorkwam. Een vergelijking van de oppervlakten, die de verschillende rassen in het Zuid westelijk kleigebied in 1955 ten opzichte van 1956 innamen, geeft een belangrijke rasverschuiving te zien. Oudere rassen hebben plaats moeten maken voor de nieuwere polyploïden. KWE b.v. liep 20 in oppervlakte terug, hetgeen verklaard kan worden uit een gelijke toename van Polybeta, Ook de andere polyploïde rassen namen belangrijk toe. KLEIN WANZLEBEN E geeft, ondanks het matig suikergehalte, bij alle rooitijden zeer gunstige financiële resultaten. De goede resultaten verkregen met Klein Wanzleben Polybeta, Hilleshög Standaard Polyploid, Hilleshög R. Polyploid en Maribo Polyploid zijn een gevolg van het hogere suikergehalte bij een lagere wortelopbrengst. Uit de resultaten van de proefvelden blijkt, dat deze rassen bij levering in het midden tot op het eind van de campagne KWE in financiële opbrengst vrijwel evenaren of zelfs overtreffen. Eventuele besparing op vervoerkosten kan de doorslag geven om tot een ras met een vrijwel gelijke financiële opbrengst over te gaan. ZWAANESSE III heeft een zeer hoge wortelopbrengst. Het suikergehalte neemt op het eind van de groeiperiode toe, doch is aanvankelijk laag. Voor de laatste leveringen kan dit ras beproefd worden. Het ras rooit moeilijker. Alle genoemde rassen, en wel speciaal Zwaanesse III, hebben een geringe neiging tot schietervorming, zodat een vroege zaai mogelijk is. Van de oudere rassen: Hilleshóg Standaard, Hilleshög R, Maribo N, Kulm P, Pedigree en Nemos komt Pedigree bij late levering aan de beste financiële opbrengst. Toch is de pproduktiviteit minder dan van eerstgenoemde rassen. Opbrengsten Haverrassenproefvelden 194619556 in kg/are. Gemiddeld 1946—1956 RASSEN 1956 100 kg/are kg/are 47,4 kg'are 49.8 47.4 100 49.2 49.5 104 49.0 49.0 103 Abed Minor 47.8 47.4 100 40.5 46.3 98 44.3 93 47.3 100 47.6 100 44.7 94 45.7 44.9 95 43.0 91 SAMENVATTING. Ten opzichte van 1955 is er slechts een geringe wijziging ontstaan in het haverrassenareaal in het Z.W.-zeekleigebied, waar de beteelde oppervlakte met haver 9000 ha bedroeg van de ruim 45000 ha op kleigrond. Enkele nieuwe rassen werden voor het eerst beproefd, terwijl andere pas beproefde rassen weer kwamen te vervallen. Van de in de rassenlijst opgenomen rassen neemt MARNE verreweg het grootste gedeelte, 2/3 van het areaal, in beslag. Dit oogstzekere en vol doend bekende ras kwam dit jaar weer aan de top. CIVENA en NESTOR volgen hier direkt op en geven sinds 1954 gemiddeld een iets hogere korrelopbrengst. Beide vrij veel met Marne overeenkomende rassen zijn gemiddeld iets steviger van stro. Civena is iets fijner in groei, terwijl de gele korrel wat kleiner en smaller is. Voldoet op rriinder goede gronden beter dan Marne en Nestor. Het eveneens veel met Marne overeenkomende ras MAJOR wordt nog in geringe mate verbouwd in enkele gebieden, terwijl van het ras LIBERTAS de verbouw iets terugloopt en van weinig betekenis is. Major staat gemiddeld in opbrengst even beneden Marne. Rijpt iets vroeger en is behoorlijk stevig. Libertas is matig stevig en verliest, ondanks de goede produktiviteit, daar door wat terrein. Van de op de vruchtbare gronden thuishorende rassen valt het ras PENDEK dit jaar tegen vanwege vrij sterke korreluitval bij het oogsten. ABED MINOR weet zich daarentegen te handhaven en heeft zich v.n.l. in Z. Zuid-Holland uit gebreid. Beide zijn vroegrijpende rassen met kort stro. Van Pendek rijpt het stro iets na de korrel. Is zeer bladrijk, terwijl Abed Minor een matige grond- bedekking geeft. Dit laatste ras vraagt niet alleen een grotere hoeveelheid zaaizaad, maar tevens een ruimere stikstofgift. Beide rassen zijn gevoelig voor doorknikken van de pluimen tegen het afrijpen en voor korreluitval. De korrelkwaliteit is goed. Pendek geeft echter vrij veel 2e soort. Van de overige in de rassenlijst opgenomen rassen hebben alleen WODAN en BINDER in deze gebieden nog enige betekenis op de vruchtbare gronden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 9