ONTWIKKELINGEN OP HET WESTDUITSE PLATTELAND
5
III. RUILVERKAVELING, VERPLAATSING EN SANERING
HOREN BIJ ELKAAR.
Boer Schneider uit Bösgesasz is met zijn zoon aan het ploegen op de oude, met wat stenen
verharde weg, die zijn land doorsnijdt. Die weg kan verdwijnen nu de landmeters zojuist zijn
nieuwe percelen hebben uitgezet. De ruilverkaveling is afgelopen, nadat stukken bos zijn ont
gonnen, een paar wegen zijn verlegd, een hoge rug is gebruikt om een oud beekdal op te vullen,
een paar percelen die last hadden van kwel werden gedraineerd en de loop van de beek de
Bracht werd verbeterd. De hoeveelheid werk die werd uitgevoerd is naar onze begrippen niet
erg groot. Maar het voornaamste is wel dat de 35 bezitters van het 137 ha grote complex
tevreden zijn met het resultaat.
Vroeger hadden ze hun land verdeeld in 1013 percelen. Nu zijn het er nog maar 64, zodat elk
nieuw perceel gemiddeld in de plaats is gekomen van 16 oude percelen.
De kosten van een dergelijke ruilverkaveling zijn doorgaans niet hoger dan ƒ50,— per ha.
Maar ook in het nieuwe gebied zijn de toestanden verre van ideaal, omdat de boeren nog in de
dorpen wonen en daardoor dagelijks nog groter afstanden af moeten leggen. Daarom is ook in
Hessen een ruilverkaveling nieuwe stijl in opkomst, die door de bedragen op de begroting
van het land Hessen voldoende wordt aangegeven.
Van de 41 miljoen die dit land samen met de Bondsrepubliek aan landbouwdoeleinden be
steedt, is 4,1 miljoen bestemd voor de ruilverkaveling, naast 7 miljoen voor de vestiging van
nieuwe bedrijven en 8 miljoen voor verbetering van de waterhuishouding. Zodoende hebben
we ook in een aantal later begonnen ruilverkavelingen het verplaatsen van de boerderijen uit
de dorpen op gang zien komen.
de dorpen komen naasi vervallen bedrijfsgebouwen ook mooie
voorbeelden van de kunde van de dorpstimmerman voor.
Helaas gaan mooi en ondoelmatig hier vaak hand in hand
en valt het voor de boer niet mee met zulke gebouwen
een moderne bedrijfsvoering toe te passen.
GROTER EFFECT
De ruilverkaveling krijgt daardoor niet alleen
een heel ander aangezicht, maar ook een veel gro
ter effect. Want men moge dan met enige trots
vertellen, dat van de oppervlakte van Hessen reeds
80 onder de ruilverkaveling gevallen is, ter voor
koming van teleurstellingen moet men er direkt
bij vertellen, dat een groot gedeelte van dat land
nu weer voor de tweede keer verkaveld is of moet
worden. Daardoor moet ongeveer nog 450.000 ha
aan de beurt komen. Hier heeft men ook weer
te maken met het probleem dat de capaciteit van
het apparaat te gering is. Er kan jaarlijks 20.000 ha
klaargemaakt worden. Men wil echter geen tien
tallen jaren wachten en zal de capaciteit trachten
op te voeren tot 35 a 40.000 ha per jaar.
Vooral als een blok voor de tweede keer op
nieuw moet worden verkaveld wat slechts door
2 boeren aangevraagd hoeft te worden is de
hoeveelheid werk niet zo groot meer. Wegen en
waterlopen blijven op hun plaats en alleen de
percelen worden samengevoegd. Wanneer echter
ook bedrijven verplaatst moeten worden, ligt deze
zaak niet zo gemakkelijk.
Op het programma staan in totaal de verplaat
sing van 15.000 bedrijven uit de dorpen naar het
land. In het disrtict Limburg zagen we de ruil
verkaveling Kirberg van 918 ha, waar 36 boeren
een, afhankelijk van de kwaliteit van de grond,
tot 8 a 13 ha vergroot bedrijf kregen; 9 boeren
werden bovendien uit het dorp gehaald en kregen,
evenals 1 vluchteling, nieuwe bedrijfsgebouwen
met het land er rondom.
HOGE BOUWKOSTEN
ZIJN GEEN BEZWAAR
De gezamenlijke kosten kwamen op 1.270.000
mark, in hoofdzaak door de hoge bouwkosten.
Wanneer men zich op grond van deze hoge kosten
voor een bedrijf van 15 ha wordt voor 90 a
100.000 mark neergezet bezorgd afvraagt, of deze
boeren niet een last op zich nemen die op de duur
te zwaar zal blijken te zijn, komt men er bij na
vraag achter, dat dit geenszins het geval is.
Bepaald wordt hoeveel de bedrijven na verloop
van de eerste drie jaar kunnen dragen. In de regel
is dit ongeveer 400 kg tarwe per ha of plm. f 160,
per ha per jaar. De rente en aflossing worden hier
volledig bij aangepast.
Het einddoel is: de mensen eigenaar te maken
van het nieuwe bedrijf. Men moet daarbij wel
verschil maken tussen de vluchteling die op een
schoen en een slof de grens overkwam, en de boer
die vanuit het dorp komt en dus zowel oude be
drijfsgebouwen als zijn land inlevert.
Daarom is de termijn van aflossing en rente
betaling voor de „gewone" boer gesteld op 30 jaar
en voor de vluchteling op 65 jaar.
Het aantrekkelijke van deze regeling is onge
twijfeld wel dat men, ondanks de naar onze be
grippen redelijk te dragen lasten, binnen afzien
bare tijd eigenaar wordt van een nieuw, levens
krachtig bedrijf.
Dat daarbij de bepaling geldt dat de uit vele
sollicitanten gekozen vluchteling zich de eerste
5 jaar moet houden aan de hem gegeven voorlich
ting, heeft geen moeilijkheden gegeven, doch veel
eer een vaste band met de voorlichters tot stand
gebracht.
In het hierboven genoemde geval droegen de
mensen globaal slechts 10 van de totale kosten
bij. Wel wordt van hen verwacht dat ze op alle
mogelijke manieren hand- en spandiensten ten
gunste van de ruilverkaveling zullen leveren, ook
bij de aanleg van wegen en waterlopen.
Het sociale motief speelt in de Duitse ruilver
kaveling een belangrijke rol, als men ziet dat in
een andere ruilverkaveling die van Nieder-
Wöllstadt de bedrijfjes onder de 2 ha in het
geheel geen ruilverkavelingskosten behoeven te
betalen, terwijl daarnaast het percentage van de
aftrek voor wegen en de aanleg van andere ge
meenschappelijke inrichtingen ook al varieerde
met de bedrijfsgrootte.
De kleine bedrijfjes wordt dus wel heel sterk
de hand boven het hoofd gehouden, al ziet men
ze anderzijds toch wel graag verdwijnen om zo
gemakkelijk aan de grond te komen die nodig is
voor de sanering van andere te kleine bedrijven.
Dit vraagstuk is zeker niet gemakkelijker op
te lossen dan in Nederland, omdat de vluchte
lingen deze zaak zoveel ingewikkelder gemaakt
hebben. De cultuurmaatschappijen proberen in
opdracht van de regering zoveel mogelijk grond
vast te krijgen, doch tot nu toe slaagden ze daar
met 500 ha maar matig in, voor zover het de
aankoop van particuliere grond betreft.
WAAR KOMT DE GROND VANDAAN
Daarom is de inbreng van de Staat verreweg
de grootste, al is het ook wel eens mogelijk uit
erfenissen belangrijke stukken grond te kopen. Zo
kreeg men in totaal toch nog de beschikking over
15.000 ha grond.
We zagen hoe in de grootste ruilverkaveling
van West-Duitsland 5000 ha in de buurt van
Trendelburg 1000 ha als eigendom beschikbaar
was om zowel de bestaande bedrijven te verplaat
sen en te vergroten, als nieuwe bedrijven te stich
ten voor boerenzoons en vluchtelingen.
In deze laatste ruilverkaveling ging het om
50 verplaatsingen, 20 nieuwe bedrijven, 20 bedrij
ven voor nevenverdienste en 10 landarbeiders
plaatsjes.
Er werd ook hier erg royaal gebouwd naar onze
begrippen, want het nieuwste type voor een ge
mengd bedrijf van 15 ha met langsdeel en losse
woning kostte ongeveer f 100.000,
Vooral de ruime woning valt steeds weer op.
We zagen woningen die bijna 1000 m:! ruimte be
vatten, niet alleen voor de boer met zijn gezin,
doch ook voor de schoonouders van beide kanten.
De jonge boer wordt weliswaar door de staat be
schouwd als de baas o.a. moet hij door de ge
sloten leningen verklaren het bedrijf niet te zullen
splitsen maar het vermoeden bestaat, dat in
vele gevallen het gezag niet berust bij degene die
daar van rechtswege voor wordt aangezien.
HET VLUCHTELINGENVRAAGSTUK
BEMOEILIJKT DE SANERING
Onlosmakelijk met deze verplaatsingen is het
vluchtelingenvraagstuk verbonden, dat voor de
Duitser heel sterk in de gevoelssfeer ligt. Mede
als gevolg van het feit dat de vluchtelingen goed
zijn georganiseerd, hebben ze bereikt dat door een
vermogensheffing op het bezit van alle West-
Duitsers, per jaar 650 miljoen Mark aan hen besteed
konden worden. Voor de 40.000 boerenfamilies en
de 15.000 gezinnen die op andere wijze wat met
de landbouw hadden te maken, werden 7200 be
drijven gesticht. Dat er op dit moment nog maar
8.000 gegadigden voor een landbouwbedrijf over
zijn, komt omdat velen het wachten moe zijn ge
worden en door ouderdom of geldgebrek gedwon
gen maar wat anders zijn gaan doen.
Men moet echter respect hebben voor de pres
tatie van de Westduitse regering om het zover te
schoppen. In Hessen heeft men ondanks het grote
aantal reeds te kleine bedrijven, toch nog kans
gezien 450 vluchtelingen aan een nieuw bedrijf te
helpen, terwijl ruim 800 van hen een bedrijf ter
verkrijging van neveninkomsten kregen toegewe
zen. Voegt men daarby de 95 nieuwe bedrijven
die voor boerenzoons werden gesticht en de 350
uitgevoerde verplaatsingen, dan ziet men dat vooral
het land Hessen niet stil heeft gezeten om de
positie van de boerenstand te verbeteren.
Dat de landbouworganisaties daarbij vaak een
grote rol hebben gespeeld en veelal zijn opgetre
den als initiatiefnemers, is een bewijs dat de be
volking het belang van deze hervormingen
waarbij de woningen worden aangesloten op het
net van electriciteit en waterleiding steeds meer
gaan inzien.
MET ZWEET BEMESTEN
Het oude boerenspreekwoord, dat de akker met
zweet bemest moet worden, wil er bij de jeugd
niet zo goed meer in, sedert ze gezien heeft wat
de vruchten van de ruilverkaveling zijn. Een 30
a 45 hogere opbrengst valt immers niet te ver
waarlozen, wanneer het er om gaat zich een rede
lijk bestaan te verwerven.
Uiteraard geldt dit ook voor de Westduitse land
arbeider, die momenteel nog met 2/3 van het loon
van zijn collega in de industrie genoegen moet
nemen.
Door het overwegend voorkomen van het kleine
bedrijf, zyn er in Hessen maar 60.000 landarbei
ders. Bijna de helft van hen is jonger dan 25 jaar,
wat op het eerste gezicht een gezonde toestand
lijkt. Een nadere beschouwing leert echter, dat
dit percentage hoger is dan van enig ander beroep,
omdat vrijwel niemand landarbeider blijft wanneer
hij wil gaan trouwen. De slechte huisvesting maakt
het uiterst moeilijk, als landarbeider in het huwe
lijksbootje te stappen.
Slechts 32 van de landarbeiders is getrouwd,
tegen 72 van de andere arbeiders. Dat de bouw
van meer landarbeiderswoningen in het kader van
al deze plannen niet vergeten is, kan daarom ver
heugend worden genoemd.
Men blijft echter niet stilstaan bij de voor
zieningen die in het zuiver zakelijke vlak liggen,
doch geeft deze de zo noodzakelijke aanvullingen,
die liggen in de sfeer van de doprssamenleving.
Om zo ook vanuit dat dorp bindende krachten te
laten uitgaan naar boer en landarbeider, die beiden
in hun gezinnen de krachten moeten weerstaan
die tegen de plattelandssamenleving zijn gericht.
B.
AANGIFTE WINTERGEWASSEN
Volgens art. 12 van het keuringsreglement van
de N.A.K. moet voor de keuring van wintergewas
sen welke bezaaid zijn met kwekerszaad en met
elitezaad, een voorlopige aanvraag worden inge
diend, uiterlijk 15 januari 1957.
Aan de bij ons bekende vermeerderaars zijn
hiervoor aangifteformulieren verzonden.
Vermeerderaars welke geen formulieren ont
vangen hebben, kunnen deze aanvragen bij de
Keuringsdienst Zeeland, Grote Markt 9, Goes, of
bij de controleurs van deze Dienst.
De aanvraag dient uitsluitend te geschieden op
deze formulieren, welke zo volledig mogelijk in
gevuld moeten worden.
Voor ieder aan te geven perceel moet een af
zonderlijk formulier in drievoud worden ingevuld,
terwijl alle certificaten welke op het aangegeven
gewas betrekking hebben, moeten worden bijge
sloten.
Het aangiftegeld wordt berekend over de op
pervlakte die bezaaid is en bedraagt f 12,per ha
met een minimum van f6,per bedrijf en dient
gelijk met de aanvraag te worden voldaan (giro
nummer 438510).
Aangiften welke niet op de hiervoor bestemde
formulieren zijn ingevuld of waarbij geen certifi
caten zijn ingesloten, worden terzijde gelegd.
KEURINGSDIENST ZEELAND.