verzicfit
3
De Kerstweek en Oud en Nieuw liggen weer ach
ter ons en daarmede zijn wij aan het
jaar 1957
begonnen. Wat het ons bréngen zal weet niemand
onzer. Wat wij wél weten is dat de wereld gonst
van de problemen. Wat wij hopen is, dat de mens
heid erin mag slagen oplossingen te vinden,
die zonder geweld tot stand komen en die bevredi
ging schenken. Wat wij kunnen doèn is zelve voort
te werken met ijver en geduld op de plaats waar
wij gesteld zijn. Met ijver en geduld zal de boer ook
het komende jaar zijn arbeid weer verrichten. Hij
zal weer zaaien, verplegen en oogsten, zoals het de
eeuwen door is gegaan en aan het einde van het
jaar zal hij zijn balans opmaken, waarbij het resul
taat afhankelijk zal zijn van tal van factoren, die
hij slechts gedeeltelijk of helemaal niet in eigen
hand heeft gehad. De oudere weet dit alles zo goed,
dat hij met de gelatenheid, die slechts uit ervaring
voortspruit, dit alles aanvaardt. Hij heeft geleerd,
dat hij werkende op het eigen bedrijf, dit het langst
en met. het meeste succes zal kunnen volhouden,
wanneer hij zich zo sterk mogelijk heeft gemaakt,
als met de beperkte menselijke krachten maar mo
gelijk is. Hij leerde de technische hulpmiddelen ge
bruiken. Hij weet, dat een zo goed mogelijke ver
zorging van zijn grond, van zijn veestapel, van zijn
gebouwen en van zijn werktuigen factoren zijn, die
hem ook bij tegenslagen kunnen helpen deze te
overwinnen.
Hij heeft geleerd, dat een spreiding van de risi
co's, waaraan hij blootstaat, een andere factor van
gewicht is. De enkele speculant, die hij zag slagen,
woog nooit op tegen de vele, die hij zag mislukken.
Een spreiding van zijn gewassen, een spreiding van
zijn werk over het grootste deel van het jaar en
een spreiding van de verkoop van zijn produkten
zijn hem waarborgen voor een zo gelijkmatig moge
lijke bedrijfsvoering.
produkt naar de opslag silo's zal meer tijd, of bij
mechaniseren, hogere investering vragen.
De verwarmingsbron kan zijn:
a. Een oliebrander.
b. Propaan-gasbrander.
c. Electriciteit.
De onder a. genoemde brandstof levert de goed
koopste warmte (caloriën).
Het te investeren bedrag bedraagt globaal:
droger (incl. ventilator) 2750,
V2 jacobsladder met toebehoren 800,
verwarmingsbron 1600,
aansluitingen etc. 650,
graanvochtbepalingsapparatuur 200,
Totaal: 6000,
Exploitatiekosten.
Nemen we aan dat alles (100 ton) gedroogd moet
worden. In de praktijk zal het uiteraard niet dik
wijls voorkomen, dat al het graan met 22 vocht
geoogst zal worden. Over het algemeen zal dit vrij
sterk variëren.
Om de berekening echter zo eenvoudig mogelijk
te houden, houden wij een vochtgehalte van 22
aan, die teruggebracht moet worden tot 15 a 16
De gehele apparatuur wordt in 15 jaar afge
schreven, met een re:»waarde van 1500,
afschrijving 300,—
rente 150,
elektrische stroom 80,
olie (1400 liter) 263,—
onderhoud 150,
arbeidsloon 200,
Totaal: 1143,—
droogkosten per 100 kg 1,14.
MOGELIJKE VOOR- EN NADELEN
Als voordeel van de opslag van graan op eigen
bedrijf kan genoemd worden:
a. men blijft baas over eigen produkt
b. marktovervoering tijdens de oogst kan op deze
wijze grotendeels voorkomen worden.
c. de kosten zijn niet hoger dan bij het in bewa
ring geven bij derden.
Nadelen
a. het vraagt een vrij grote investering
b. het vereist kennis, zorg en toewijding van de
bedrijfsleiding.
Met bovenstaande hebben we slechts getracht
een en ander in het kort aan de praktijk voor te
leggen. Het zal een ieder duidelijk zijn dat het in
een artikel ondoenlijk is, alle details en facetten
die aan het drogen, resp. bewaren verbonden zijn,
weer te geven. De lezer die over het een of ander
nadere inlichtingen wenst, kan zich richten tot de
Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst.
De Hoofdassistent
voor Boerderijtenbouw,
M. MURRE.
Voorts heeft hij ervaren, dat het vormen van re
serves in goede jaren de voorwaarde is voor het zo
veel mogelijk ongeschonden komen door de onver
mijdelijk zich aandienende slechte jaren. Vandaar,
dat hij met zijn investeringen voorzichtig te werk
gaat en daardoor misschien wel eens wat behoud-
zaam lijkt. Vandaar ook, dat 'hij wel eens klaagt,
wanneer het de betrekkelijke buitenstaander toe
schijnt, dat het hem nog goed gaat. Elk jaar echter,
dat hij niet kan reserveren, betekent voor hem, dat
hij één slecht jaar minder verdragen kan.
Tenslotte heeft de oudere boer van deze twin
tigste eeuw geleerd dat
organisatie
hem met al deze dingen helpen kan. Dat twee meer
weten dan één en dat eendracht macht maakt. Hij
weet, dat gezamenlijke inkoop en verkoop, dat
eigen gezamenlijke verwerking van zijn produkten
hem en zijn collega's onafhankelijker heeft ge
maakt en hem invloed heeft bezorgd. Hiermede
zijn een paar van de hierboven aangestipte risico
factoren aanzienlijk verminderd. En ofschoon met
de oprichting en met het werk van de talrijke land
bouwcoöperaties niet al zijn problemen zijn opge
lost, en al kleven er ook aan dit mensenwerk wel
eens wat bezwaren, toch weet de verstandige boer,
dat de voordelen, die deze ontwikkeling hem heeft
gebracht, zeer groot zijn. Daarnaast heeft hij zijn
landbouworganisatie, die voor hem op de bres
staat daar, waar dat nodig is. Ook van de grote
waarde hiervan is de boer overtuigd, al bereikt ook
deze vorm van organisatie niet voor hem, dat zijn
bedrijfsvoering zich langs banen van geleidelijk
heid kan voltrekken zonder schokken en stoten.
Bovenal staan die factoren, die niet in 's mensen
hand liggen en daarnaast de eigen verantwoorde
lijkheid. Maar in de ingewikkelde maatschappij,
waarin alle gro'epen zich aaneengesloten hebben en
waarin het behartigen en verdedigen van de be
langen van elke groep en dus ook van de landbouw,
steeds meer het werk wordt van specialisten, wil
hij niet achterblijven. Hij mag het ook niet zonder
grote schade aan te richten aan zijn bedrijf en aan
zijn positie. De landbouworganisatie heeft naast en
met de coöperatie, eveneens een aantal risico-fac
toren voor de boer verminderd. Ook hier moet met
ijver en geduld gewerkt worden aan de gestadige
verbetering van de positie van de boerenstand.
Onvervulde wensen.
Wij hebben in dit eerste „Overzicht" in het jaar
1957 nog eens extra uitvoerig stil willen staan bij
het belang, dat de boerenstand heeft bij een goed
organisatie- en coöperatieleven, omdat er aan het
begin van dit jaar r.og tal van onvervulde wensen
zijn. En omdat wij nog in het geheel niet weten
wat de regering van plan is ten aanzien van die
wensen.
Het is vanzelfsprekend van groot belang, dat de
georganiseerde landbouw de bestaande wensen en
verlangens weloverwogen en goed gedocumenteerd
ter tafel brengt daar, waar dat zin heeft. Want het
moet steeds voorop worden gesteld, dat het geen
enkele zin heeft om bijvoorbeeld aan de regering
en aan ons Nederlandse volk een in min of rr.eer
felle en emotionele bewoordingen opgestelde klach
tenlijst voor te leggen. Men zal, wil men enige kans
op succes hebben en dat moet toch de bedoeling
zijn van iedere belangenbehartiging met dege
lijke argumenten moeten aantonen, wat men wil.
Bovendien is het niet meer dan verstandig tevens
het bereikbare in het oog te houden. Uiteindelijk
moet de regering rekening houden met ta1 van be
langen en met het algemeen belang.
De vraag doet zich thans voor, of de georgani
seerde landbouw in het verleden en op dit ogen
blik op deze punten voldoende paraat is geweest.
Deze vraag dienen allen, die een belangrijke functie
in het lancJ'oouworganisatieleven bekleden, zich
steeds te stellen, maar op dit ogenblik zeker, om
dat in het Noorden van ons land een aantal jonge
boeren een soort van actie-comité heeft opgericht,
dat van mening is, dat door de
verdeeldheid
in de landbouworganisaties en de geringe krachts
ontplooiing van het Landbouwschap te weinig be
reikt wordt.
Dit comité heeft een urgentieprogramma opge
steld, waarin een aantal wensen van de boeren
stand zijn opgenomen. Het grootste deel van deze
wensen is geheel gelijk aan de punten, die ook door
de georganiseerde landbouw reeds vele malen te
bestemder plaatse zijn verdedigd. De bekende eisen
van het Landbouwschap, beter bekend als „de ruk
aan de bel" behoren er toe evenals het omslaan
van de inkomstenbelasting over een periode van 3
tot 5 jaar, het afschaffen van de grondbelasting,
afschaffing van de gemeente-classificatie, verbete
ring van de woningpositL ten plattelande, facilitei
ten ten aanzien van de aanleg van elektriciteit, wa
terleiding en telefoon en gelijkstelling van de land-
arbeiderslonen met de lonen in de industrie.
Nu willen wij op deze plaats beginnen deze jonge
boeren au sérieux te nemen, ofschoon over de sa
menstelling van dit comité zeker de nodige opmer
kingen te maken zouden zijn. Maar juist, als wij
hun argumenten en hun verdere programmapunten
lezen, moeten wij denken aan wat wij hierboven
schreven over ijver en geduld en over de ervaring
van de oudere boer. Men kan de verdeeldheid van
de boeren, die in de drie organisaties tot uiting
komt betreuren en niemand zal dit misschien meer
doen dan schrijver dezes, maar deze verdeeldheid is
'n realiteit, waarmee men rekening te houden heeft.
Waarmede in ieder geval de Overheid rekening
houdt. Men behoeft zich natuurlijk bij deze toestand
niet neer te leggen en men dient zeker het ideaal
van een eenheid te blijven nastreven, maar het is
een dwaasheid de bestaande toestand niet te on
derkennen en hiervan het beste te maken. Dit beste
is een samenwerking in de top en deze top heeft
zich na de tweede wereldoorlog uitgekristalliseerd
in het
Land bouwschap.
Gesteld wordt nu tevens, dat dit Landbouwschap
veel te weinig kracht ontplooit. Deze tweede alge
meenheid is bijna even ondoordacht als de eerste.
Wij kunnen, en met ons de gehele boerenstand, niet
anders dan dankbaar zijn, dat het Landbouwschap
zijn weloverwogen, goed geargumenteerde en uit
gewerkte voorstellen aan de regering heeft gedaan.
Zij immers zijn onzes inziens in wezen de oorzaak
van het feit, dat Minister Mansholt nog steeds geen
toekomstig landbouwbeleid heeft uitgestippeld. De
Minister weet immers maar al te goed .uit een
ruim 10-jarige ervaring, dat zijn onderhandelings
partner met name het Bestuur van het Land
bouwschap geen kwajongen is. Dat hij niet zo
maar met een stelletje eisen komt aanzetten, maar
dat deze door een apparaat van landbouwdeskun
digen zodanig zijn uitgewerkt, dat men er van
regeringswege hoogstens wat van af kan dingen,
maar dat de kern van de zaak de te lage beloning
van boer en landarbeider onbetwistbaar is.
Wij vragen nu in gemoede wat beter is. Deze
uiterst zakelijke en uitstekend verdedigbare voor
stellen of een brallende brief met een aantal wen
sen, die voor een groot deel voorlopig onbereik
baar zijn. Met welke van de twee methoden zou de
regering meer in haar maag zitten en met welke
zou men het imeesté bereiken
Het voornoemde actie-comité wil bijvoorbeeld
een belastingvrije uitkering ineens van 200 gulden
per ha voor alle landgebruikers en landeigenaren.
Dat zou de Staat een slordige 400 miljoen gulden
kosten. Wij vermoeden niet dat er één verstandig
mens in de boerenwereld is, die meent, dat zoiets
bereikbaar is. Dit is geen eens meer jeugdige on
bezonnenheid en onervarenheid. Dit lijkt veel op
demagogie, want er zijn natuurlijk altijd mensen,
die menen, dat als er maar hard genoeg ge
schreeuwd wordt, er wel iets bereikt zal worden.
Baat het niet, het schaadt ook niet, zo redeneren
deze lieden, die vergeten, dat er wel degelijk schade
is voor de boerenstand. Wij lazen tenminste een ar
tikel over de eisen van genoemd comité in het
Haagse dagblad „Het Vaderland", dat praktisch uit
sluitend zijn lezers onder de stadsbevolking heeft,
dat allerminst vleiend was voor de boerenstand.
De schade zou voorts zijn, als men als bonafide
lan, bouworganisatie werkelijk met zoiets aan
kwam, dat de regering en die regeert uiteindelijk
ons land de boerenstand ook niet meer als ern
stige gesprekspartner zou erkennen.
Wil nu het bovenstaande zeggen, dat alles wat
de georganiseerde landb' uw doet niet voor
verbetering
vatbaar is of dat er steeds krachtig genoeg en op
het juiste ogenblik wordt opgetreden
Natuurlijk niet. De vraag kan allereerst gesteld
worden of bijvoorbeeld het Landbouwschap de
meest geëigende vorm is om bepaalde wensen met
kracht naar voren te brengen. In dit Publiekrechte
lijke orgaan werken zes partijen isamen, namelijk
de drie Lancbouw- en de drie Landarbeidersorga
nisaties. Nog al eens komt slechts moeizaam een
gemeenschappelijk standpunt uit de bus en dit is
dan natuurlijk een compronis. Verschillende van
de zes partijen hebben vrij sterke bindingen met
politieke groeperingen. Hoewel dit wel eens voor
delen heeft ten aarzien van bepaaalde Kamerleden,
werkt het toch meer remmend op een onafhanke
lijke meningsvorming. Een goed voorbeeld hiervan
is bijvoorbeeld het standpunt, dat de confessionele
organisaties in het afgelopen jaar hebben ingeno
men ten aanzien van de vrijere loonvorming. Hier
moesten zij wel voorstanders van zijn, terwijl ieder
een wist, dat een vrijere loonvorming in een tijd
van grote arbeidstekorten, zeker voor een bedrijfs
tak als de landbouw funest zou zijn. Hetgeen in de
praktijk is uitgekomen.
Ook kan het Landbouwschap dikwijls niet vlug
genoeg besluiten nemen, daar alles eerst in de zes
samenstellende organisaties dient te worden be
sproken. Dit kost tijd en geld.
Er bestaat verder het zeker niet denkbeeldige
gevaar, dat de ambtenaren van het Landbouwschap
vrij ver van de praktijk komen te staan. Hierdoor
kan een zeker formalisme ontstaan en het vuur
en het élan, waarmede voor sommige zaken gestre
den dient te worden kan eronder lijden. Wat in de
praktijk, door de boeren dus, als uiterst belangrijk
wordt beschouwd, wordt niet altijd zo aangevoeld.
Wij willen hier als voorbeeld wijzen op de admi
nistratieve rompslomp bij de sociale verzekeringen
en bij de belastingwetgeving.
Tenslotte is het gevaar geenszins denkbeeldig,
dat men moeilijkheden in de landbouw te theore
tisch denkt op te kunnen lossen. Maar dit alles
dient een goed bestuur, dat bij het Landbouwschap