DEIUK
EtEUERZEKERIIMM
*^De <*Ulaóteelt
NATIONAAL SN INTERNA HON AA L
774
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
T¥7IJ lezen steeds meer van kunstmatige vezels, voortgebracht in fabrieken, die in hun goed-
geoutilleerde laboratoria talrijke chemici naar nieuwe vindingen laten zoeken. Daarnaast be
wonderen wij elk jaar weer opnieuw de prachtige groene kleur van diè akkers, waar de jonge
vlasplantjes juist zijn doorgebroken. Men vraagt zich, deze twee zaken overdenkende, wel eens af
of de vlasteelt nog toekomst heeft. Vooral in een provincie als Zeeland, waar het vlas een gewild
produkt vormt in de bouwplannen, die de boeren jaarlijks opstellen. Maar dat alleen zal blijven,
indien de financiële resultaten, met deze teelt behaald, het verbouwen mogelijk blijven maken.
Deze vraag is niet alleen voor Zeeland van belang, maar nationaal bezien voor alle gebieden,
waar men vlas teelt, en zo is het ook internationaal. Vandaar, dut er op dit laatste terrein een or
ganisatie bestaat, de „Confédération Internationale du Lin et du Chanvre", die zich bezig houdt met
de produktie en de verwerking van vlas en hennep.
Deze internationale organisatie hield einde sep
tember te Madrid het jaarlijkse congres, dat werd
bijgewoond door de secretaris van de Hoofdafdeling
Akkerbouw van het Landbouwschap. Zoals wij
reeds in dit blad meldden, werd op dit congres zeer
veel aandacht geschonken aan de dreigende con
currentie van landen achter het ijzeren gordijn en,
teneinde hieraan in de toekomst het hoofd te kun
nen bieden, sprak het zich uit voor integratie in
West-Europa.
Genoemde secretaris heeft zich thans beraden
over de wenselijkheid om aan deze internationale
organisatie te blijven deelnemen en tevens de ac
tiviteiten te steunen, zulks in het licht van het
streven van de georganiseerde landbouw de teelt,
de afzet en de prijsvorming van het vlas zoveel
mogelijk te verbeteren. In een nota, die aan het
Dagelijks Bestuur van het Landbouwschap is voor
gelegd, gaat hij uitvoerig de taak van de Neder
landse landbouw na op het gebied van vlas, uit
welke nota wij een en ander overnemen.
De betekenis van de vlasteelt
In de eerste plaats wordt dan gesteld, dat de ver
bouw van een 30.000 ha vlas voor de Nederlandse
landbouw van grote betekenis geacht moet worden,
zowel bedrijfstechnisch, in verband met vrucht
wisseling en arbeidsverdeling, als sociaal-econo
misch ten aanzien van de inkomensvorming van het
akkerbouwbedrijf. Er bestaan voor dit produkt geen
Overheidsgaranties of marktordenende maatregelen,
noch worden er fondsen gevormd om een redelijke
prijs te waarborgen. Dergelijke regelingen passen
ook niet voor het vlas. Wel heeft de georganiseerde
landbouw activiteit ontplooid op verschillende ge
bieden, teneinde teelt, verwerking en afzet te ver
beteren.
Het Landbouwschap, en voorheen de Stichting
voor de Landbouw, heeft zich ingespannen voor:
a. verbetering van de teelt. Zulks door het onder
zoek te bevorderen en door een nauw samen
werken met en financieren van het Nederlands
Vlasinstituut;
b. steunverlening aan nieuwe verwerkingsmogelijk
heden, waardoor de kwaliteit wordt verbeterd
en de produktiekosten verlaagd worden.
Wij denken hierbij aan de vlasheffing van
enige jaren geleden, waardoor ƒ400.000,be
schikbaar kon worden gesteld voor de Proef
fabriek Novivlas;
c. algemene voorwaarden voor de verkoop van
vlas en de verhuur van vlasland, Het hieraan
verbonden arbitragereglement versterkt de
rechtszekerheid van de teler:
d. het ontwerpen van een verkoopcontract voor ex
port naar België;
e. het bevorderen van de vrije export van onge-
repeld vlas naar België;
f. het onderhouden van nauw contact met organi
saties van belanghebbenden op het gebied van
vlashandel en vlasverwerking;
g. propaganda en voorlichting inzake het gebruik
van linnen.
Is de toekomst moeilijk?
Naast de bovengenoemde punten heeft het Land
bouwschap, samen met de Belgen, de laatste jaren
ernstig bezwaar gemaakt tegen de wijze, waarop
Frankrijk de concurrentiestrijd voert. De Franse
staat verstrekt namelijk hoge subsidies, zowel bij
de teelt als bij de verwerking en bij de export van
vlasprodukten. Deze subsidies hebben ten doel de
eigen vlasnijverheid langs kunstmatige weg tot ont
wikkeling en bloei te brengen.
Vlas uit andere landen wordt zodoende geweerd
en op de exportmarkt is Frankrijk verschenen als
een geduchte concurrent. Nu ook nog het goed
kopere lint uit Rusland en andere Oosteuropese
landen op de Westeuropese markten verschijnt, ziet
de vlasnijverheid de naaste toekomst somber tege
moet. De zich ook steeds meer geldende concur
rentie van andere vezels, de hoge verwerkings
kosten van vlas tot garen, de weinig hoopgevende
resultaten van de nieuwe verwerkingsmethode en
de zware buitenlandse concurrentie, zijn de over
wegingen voor deze pessimistische zienswijze.
Daar komt nog bij, dat, indiên de prijzen van
tarwe, suikerbieten en voedergranen, tengevolge
van een herziening van de kostprijsberekeningen,
verhoogd worden en pachten en lonen blijven stij
gen, terwijl de vlasprijzen dalen, de aantrekkelijk
heid om vlas te verbouwen kleiner zal worden.
Het is uit dezen hoofde verklaarbaar, dat de
Nederlandse Federatie van Vlassersvei'enigin^sn zich
ernstige zorgen maakt, waarvan zij uitdrukking gaf
in een onlangs aan het Landbouwschap gericht
schrijven. In deze brief wordt de voor de vlasserij
beangstigende, maar toch zeer principiële vraag ge
steld, of de teelt en de vlasserij in de toekomst
bestaansrecht hebben en of zij voor de Nederlandse
gemeenschap een dermate groot belang vertegen
woordigen, dat het noodzakelijk is hen in stand te
houden, al was het met kunstmatige middelen.
Vlasteelt moet in stand blijven
De Federatie van Vlassersverenigingen komt tot
de conclusie, dat er verschillende doorslaggevende
beweegredenen zijn om de vlasteelt en de vlasserij
niet ten onder te laten gaan.
Het economisch voordeel voor ons land toont
zich het duidelijkst in het exportcijfer. Dit bedraagt
gemiddeld, spinnerij en weverij inbegrepen, onge
veer 100 miljoen gulden per jaar. Dit bedrag kan als
een vrijwel volledige netto deviezenwinst worden
beschouwd.
Men bedenke voorts, dat het vlas onze enige
natuurlijke vezel is, hetgeen bijvoorbeeld in de
oorlogsjaren en in de eerste jaren daarna van uit
zonderlijk groot belang is geweest. De Franse re-
geringspolitiek ten opzichte van het vlas is voor
een belangrijk gedeelte gebaseerd op de overweging,
dat het vlas aldaar bijna een half miljard gulden
aan textiel en oliën oplevert, zonder dat er importen
van enig belang tegenover staan.
In dit opzicht ontmoet de Nederlandse landbouw
ook op velerlei ander gebied veel te weinig begrip
bij de eigen regering. Deze denkt, nu de schaarste
uit de oorlogsjaren vergeten raakt, veel te veel zui
ver economisch en te veel in de huidige periode,
daarbij de eventuele onmisbaarheid van de eigen
landbouw in andere tijden uit het oog verliezende.
Maar ook economisch bezien biedt de teelt van
vlas voor de toekomst behoorlijke perspectieven.
Bovengenoemde Federatie raamt de toegevoegde
waarde van het stro vlas in de stadia van zijn ver
dere bewerking op tenminste 9.000 a 10.000 per
ha. Indien ons land in staat zou zijn deze verdere
stadia geheel in eigen hand te nemen thans wordt
zeer veel strovlas naar België geëxporteerd zou
den er belangrijke mogelijkheden liggen op het
gebied van de teelt, op sociaal terrein (werk op het
platteland) en op het gebied van textiel en deviezen.
Het Nederlandse vlasareaal vertegenwoordigt een
textielopbrengst van ongeveer 24.000 ton weefsels,
terwijl de totale exporthoeveelheid van de Neder
landse textielindustrie, met uitzondering van wol,
32.000 ton bedraagt ter waarde van 330 miljoen
gulden. Er ligt hier dus een opbouwend werkgebied
voor de landbouw.
Het is om deze redenen, dat de Nederlandse
Federatie van Vlassersverenigingen contact zoekt
met de georganiseerde landbouw, teneinde tezamen
te onderzoeken, wat gedaan kan worden om de
vlasteelt voor de akkerbouwbedrijven aantrekkelijk
te houden.
Internationale besprekingen
Naast deze nationale beschouwingen, die nog
eens aantonen dat de vlasteelt, met alles wat daar
aan vast zit, voor het eigen land van grote econo
mische en sociale waarde is, heeft men op het hier
boven aangehaalde congres te Madrid bezien, wat
op internationaal gebied gedaan moet worden. Hier
bij heeft de nadruk gelegen op het Westeuropese
verband, daar vooral de Fransen beducht zijn ge
worden voor de Oosteuropese concurrentie. De moei
lijkheid waarmede men te maken had, was in hoofd
zaak, dat er weinig betrouwbare cijfers van achter
het ijzeren gordijn bekend zijn. Wel werden op het
congres cijfers genoemd ten aanzien van het in Rus
land verbouwde areaal en de opbrengsten, doch deze
klonken niet al te geloofwaardig. Geconstateerd
werd echter wel, dat Oost-Europa een belangrijke
leverancier van vlasprodukten kan worden, al hangt
dit natuurlijk af van tal van niet te beïnvloeden
factoren. Men mag immers aannemen, dat ook het
kweekwerk in Rusland resultaten heeft opgeleverd,
evenals dit bij andere gewassen ook het geval is
geweest.
Teeltmethoden zullen verbeterd zijn en nieuwe
gebieden zijn er in cultuur gebracht. Het enige,
waarschijnlijk betrouwbare cijfer, dat kon worden
genoemd, was dat de landbouw in Rusland jaarlijks
verplicht is een kwantum van 450.000 ton aan de
staat te leveren, terwijl daarnaast waarschijnlijk
nog wel een belangrijk kwantum buiten de leve
ringsplicht voor vrije verkoop kan worden bestemd.
Bovendien kan Rusland, dat ook andere vezels pro
duceert, zoals katoen en hennep, intern omschakelen
en zodoende een belangrijk deel van zijn vlas op de
internationale markt brengen en zonodig tegen lage
prijzen.
Het dreigende gevaar komt reeds uit in een
export naar West-Europa van 18.000 ton lint. De
Fransen waren vooral gealarmeerd door het feit,
dat in een kortgeleden afgesloten Frans-Russische
handelsovereenkomst in een levering van 8.000 ton
Russisch lint was voorzien. Na felle protesten van
Franse vlasorganisaties is dit kwantum terugge
bracht tot 4.000 ton, terwijl bovendien nog werd
bepaald, dat deze 4.000 ton slechts mag worden be
stemd voor de papierindustrie.
Uit deze transactie ziet men weer eens tot welke
vreemde constructies handelsbesprekingen, zoals die
na de tweede wereldoorlog steeds meer in zwang
zijn gekomen, kunnen leiden. Men beschermt aan
de ene kant het eigen produkt, doch moet daar
tegenover een handelspartner concessies doen om
andere produkten kwijt te kunnen raken.
Het congres in Madrid meende, dat om aan de
dreigende concurrentie het hoofd te kunnen bieden,
een gemeenschappelijke markt uitkomst kan bieden,
waarbij dan voorrang van levering moet worden
gegeven aan die landen, die daarbij zijn aangesloten.
Dat dit de Westeuropese landen zijn, is in het licht
van het voorgaande wel duidelijk.
Voorts wenste men, dat ook de industrie zich
vrijwillig zou gaan beperken in de aankoop van
Russisch lint. Een wens, die zeker voor wat betreft
Nederland en België niet in vervulling zal kunnen
gaan. Tenslotte achtte men het noodzakelijk naar
nieuwe afzetgebieden te zoeken voor vlas en vlas
produkten.
Bij deze punten dient onmiddellijk te worden
aangetekend, dat zolang Engeland zich afzijdig
houdt van een gemeenschappelijke markt, er weinig
verlichting van een dergelijke overeenkomst te ver
wachten valt. De invloed van goedkoop Oosteuro
pees vlas doet zich namelijk vooral gelden op de
Engels-Schots-Ierse markt, waar ook het merendeel
van onze Westeuropese produktie afzet moet vinden.
Deze laatste factor doet de waarde van de uit
spraken van het gehouden internationale congres
en van de organisatie aanzienlijk dalen. Derhalve
is de vraag gewettigd of het voor het Landbouw
schap nuttig is lid te blijven. De secretaris van de
Hoofdafdeling Akkerbouw meent deze vraag toch
bevestigend te moeten beantwoorden, daar in de
eerste plaats hier de Fransen erop moeten worden
gewezen, dat zij de maatregelen, die de eigen vlas-
verbouw stimuleren, maar die zeer schadelijk zijn
voor de Benelux-landen, dienen te verzachten of
op te heffen, willen zij op steun van België en Ne
derland kunnen rekenen voor hun plannen, het
Oosteuropese vlas te weren. De huidige Franse sub
sidies op teelt, verwerking en export passen geens
zins in een gemeenschappelijke markt. Wanneer
echter Frankrijk is te bewegen tot het matigen van
dit subsidiebeleid, dan zou zulks voor de afzet en
de prijsvorming van het Nederlandse en Belgische
vlas van grote betekenis zijn. Uit hoofde hiervan
en mede om op de besluitvorming van deze interna
tionale organisatie, als het kan samen met de Belgen,
zoveel mogelijk invloed uit te oefenen, lijkt het
gewenst lid te blijven. Dit kan beschouwd worden
als een noodzakelijk onderdeel van de activiteit die
de georganiseerde landbouw op het gebied van het
voor het Nederlandse akkerbouwbedrijf zo belang
rijke produkt vlas ontplooit. Een produkt, dat wij
ook in Zeeland niet gaarne in het bouwplan zouden
missen. S.
(Advertentie.)
Oe man van 't Fonds die
met U praat
Hoeft van provisies niet te
leven.
Hij kan dus zonder eigenbaat
Advies en voorlichting U geven.
Er is maar één belang dat telt
Veel voor de boer voor weinig
geldi
Deskundige en belangeloze
voorlichting verkrijgt U bij l«|w
eigen organisatie.