tf
toen zy kot gezien hadden
2357 Frankering bij abonnement: Terneuzen ZATERDAG 22 DECEMBER 1956
waarin opgenomen
DE BOERENJEUGD
ff
LU KAS 2 17a
44e Jaargang
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
Officieel Orgaan van de
ZEEUWSE LANDBOUW MAATSCHAPPIJ
en de LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP
ZEELAND
Ja, de staldeur is nog open. Misschien is
dat de meest korte samenvatting van wat
Kerstmis 1956 voor U en mij kan betekenen.
Want inderdaad hebben wij het steeds, druk
ker gekregen in dit moderne leven, zelfs met
Kerstfeest vieren, en wij hebben deze dagen
zo veel en zo lang 6m de stal heen gelopen,
dat wij nu achteraan komen en in de rij moe
ten staan.
Er is een wat vreemde gewoonte gegroeid
om allerlei kwaads te zeggen van de manier,
waarop de hele wereld zich van het Kerstfeest
heeft meester gemaakt. Natuurlijk er is
heel wat onnodig kabaal, holle frasen en lege
versiering in onze dagen. En het feest van
Christus' geboorte is gemaakt tot een recla
me-object voor overhemden, krentenbrood
en jenever. Maar wat schieten wij daar mee
op?
Neen, wie het oude Kerstevangelie weer
ter hand neemt (en hoe velen doen dat, van
wie wij het niet verwacht hadden?), leest
daar, op welk een wonderlijke wijze de her
ders betrokken zijn geraakt bij de geboorte
van dit kind. Het pijnlijke is alleen maar,
dat van zovelen (ook van trouwe kerkgan
gers gezegd kan worden: ,,Maar ik en gij
waren niet daarbij."
Als dat zo is, dan is het na de Kerstdagen
weer over en wanneer straks de kinderen de
onttakelde kerstbomen overal verbranden,
verbrandt daarbij ook ons laatste restje goede
wil en fraaie Kerststemming mee.
Ik meen, dat wij uit dit oude evangelie iets
kunnen leren van de herders. Zij hebben
iets „gezien", staat er in het woord, waar
mee wij deze overdenking begonnen.
Het is misschien wel goed, er nog even
op te wijzen, dat de eerste mededeling van
Godswege aan de mensen geschiedt aan
„agrariërs," om het met een modern woord
te zeggen.
Dit eerste feest wordt gevierd op het plat
teland. De engelen zijn niet verschenen aan
keizer Augustus in Rome en ook niet aan
de priesters in Jeruzalem, maar aan deze
„gewone mensen."
Nu is de vraagKun je wat zien met Kerst
mis? Natuurlijk: een kerstboom of een stal
letje, een kerstspel of de blijde gezichten van
kinderen Maar dat bedoelt dit woord „zien"
niet. Het heeft in de Bijbel een veel wijder
strekking. Misschien kunnen wij het zó dui
delijk maken, door het te vergelijken met
ons woord „zien," dat tegelijk „ontmoeten"
betekent.
U hebt mogelijk in deze dagen weer b.v.
Het is g' 'urd op een winterdag
Des nachts om twalef uren.
De kleine kudde met herders lag
Te sluimeren bij de vuren.
Toen klonk uit de hemel een heldere wüs:
Kyrft Eleys.
Maar ik en gü waren niet daarbij
Ons trokken te vele zaken
Naar aardse gewichtigdoenerij,
Naar wereldse vermaken.
Of naar onze zorgen voor drank en spijs
Kyrie Eleys.
De herders hadden hun handen vol
Eenvoudige geschenken.
Zij gaven het Kerstkindje schapenwol
En baden het: „Wil aan ohs denken
Wanneer Gij zult zijn in Uw paradijs
Kyrie Eleys.
Doch ik en gij komen achteraan
Met duizenden meegelopen.
Wij zullen wel lang in de rij moeten staan,
Maar de staldeur is nog open.
Wij worden misschien nog wel eenmaal wijs.
Kyrie Eleys.
Heer, ontferm U onzer'.
een oude kennis ontmoet, die in de N. O. P.
is gaan wonen en U bent thuis gekomen en
hebt gezegd: „Ik heb die of die ook gezien.
Hij vertelde, datenz."
Dat wil zeggen: U hebt een gesprek met
die oude kennis gevoerd, samen gewoon
Zeeuws gepraat en tóch zegt U alleen maar:
Ik heb hem gezien.
Maar dat betekent veel meer. Dit Kerst
evangelie zegt in feite óók meer. Als deze
herders „het gezien hebben," dan hebben zij
een ontmoeting gehad, zelfs een gesprek ge
voerd. Want God voert op Zijn wijze door
dit kind het gesprek met deze wereld. Daar
om zegt het Johannes-evangelie ook, dat het
Woord vlees geworden is.
God heeft zich in het kind van Bethlehem
verstaanbaar gemaakt voor ons mensen op
déze aarde. Op déze aarde met de verschrik
kelijke vragen rondom Hongarije, op déze
aarde, waar wij mensen ruzie maken, fami-
lielievetes uitvechten, waar wij pijn lijden en
tranen schreien, maar ook onze vreugden
hebben. Maar ook op déze aarde, waar wij
van leveré en op werken, is Hij onzer één
geworden.
Het is déze aarde, waarvan Hij houdt. En
dat wordt ons gezegd in het kind van Bethle
hem.
Dat hebben de herders gezien, toen zij kwa
men, en zij hebben het verder verteld.
Dat kwam, omdat de staldeur nog open
was. Toen zij door die deur binnen kwamen,
zagen zij een kind, zoals U en ik zijn geweest,
maar Gods begeleidende muziek zong daarbij:
„Dit is de Heiland, Christus de Heer."
Daarom kunnen wij nog leven en werken
op deze aaide.
Het gaat erom, als straks de kerstboom
verbrand is en wij met de stofzuiger de laat
ste resten opruimen, of wij dan dwars door
dit moderne geluid heen, Gods Engelenlied
nog zullen horen. Of, als wij de motor van de
tractor horen brommen, wij de moed hebben,
Gods lied te horen.
Dat kan, als wij verstaan, dat God de stal
deur nog open heeft gelaten. En dan geeft
het niet, of wij lang in de rij moeten staan
en misschien achteraan komen. Het voor
naamste is, dat, ondanks alle ellende, die wij
in deze onze wereld zien, wij die open stal
deur binnengaan, om Gods wonder te zien.
Van "wie het gedicht is, waarmee deze medi
tatie begint, weet ik niet. maar een andere
dichter zei het vorig jaar zo:
,,'k Ben met de herders weggekropen
voor de bliksem van Uw macht
en 'k vond de staldeur open
toen ik 't vonnis had verwacht."
Weet U, dit is voor U en mij de vreemde
boodschap van Kerstmis in dit jaar: „de stal
deur is nog open
En wij moeten ons op dit Kerstfeest niet
verkijken op alle menselijk klatergoud. Wij
moeten ook niet bang zijn, de dingen eerlijk
tegen onszelf te zeggen. En ons ook niet
groot houden.
Want ik en gü komen achteraan.
Met duizenden meegelopen.
Wij zullen wel lang in de rjj moeten staan
Maar de staldeur is nog open.
Wü worden misschien nog wel eenmaal wys.
Kyrie Eleys.
Goes.
H. M. STRATING.
1