ZATERDAG 22 DECEMBER 195«
787
Inleiding
Een reis door Zweden in sep
tember j.l. gaf mij de gelegenheid
om enige indrukken te verzame
len van de veeteelt en melkwin-
ning in dit aantrekkelijke land.
Zweden is een groot land (13
maal Nederland) en met zijn 6,5
miljoen inwoners naar onze be
grippen zeer dun bevolkt. Het
land is zeer rijk aan natuurschoon
met zijn golvend, vaak rotsachtig
heuvelland met vooral noordelijk
uitgestrekte bossen, afgewisseld
door talrijke meren. Zijn land
bouw en veeteelt, de visserij en
grondstoffen (zoals hout en ijzer
erts) vormen de natuurlijke be-
staansbronnen. Omstreeks 60 °/o
van de oppervlakte bestaat uit
meren en bossen, waar zich een
hoogstaande bósbouwcultuur be
zig is te ontwikkelen. Landbouw
en veeteelt staan er op een hoog
peil. Hoewel er plaatselijk ook
„klein bedrijf" voorkomt, zijn de
landbouwbedrijven in liet alge
meen groot (1001000 ha en meer,
waarb.j dan echter vaak enkele
honderden ha bos) en de boeren
zijn goed geschoold en ontwik
keld. Een „kleine-boeren-pro-
bleem" en „landhonger", zoals
wij die in ons land kennen, komt
men er niet tegen, wel een zeer Oud boerenerf met bedrijfsgebouwen en tórensilo in Zweden
ernstig tekort aan arbeidskrach
ten in de landbouw, hetgeen tot
extensiveren en vérgaande mechanisatie dwingt.
Deze laatste is dan ook sterk doorgevoerd, ook in de
veehouderij.
In feite moeten wij Zweden in 3 gebieden splitsen,
met sterk verschillende klimatologische en agra
rische toestanden.
1. Zuid-Zweden, grote bedrijven met voornamelijk
akkerbouw en vaak belangrijke veehouderij; dit
gedeelte is het minst bebost.
2. Midden-Zweden heeft zeer uitgestrekte bossen,
echter afgewisseld door gebieden met een goed
ontwikkelde landbouw en veeteelt.
3. Noord-Zweden, ten noorden van Stockholm,
waar bosbouw hoofdzaak is, met daarnaast in
hoofdzaak veeteelt.
De veestapel
De totale rundveestapel in Zweden is iets kleiner
dan in ons land en omvat omstreeks 2,8 miljoen
stuks, waarvan 1,8 miljoen melkkoeien (Ned. 1,5 mil
joen). Daarnaast komen 1,25 miljoen varkens en
450.000 paarden en zeer weinig schapen en geiten
voor.
- Zweden heeft een 3-tal rundveerassen, nl. in
Zuid-Zweden het zwartbonte Zweedse ras (historisch
verwant aan het Fries-Hollandse vee) en daarnaast
het roodbonte vee, vrijwel eenkleurig rood, vaak
gekruist met Finse Airshires ter verhoging van het
weerstandsvermogen en de levensduur, dat in Zuid-,
maar hoofdzakelijk in Midden-Zweden wordt ge
houden. In het noorden van het land treft men het
hoornloze witte veeras aan (wit met zwarte oren en
neusspiegel), terwijl in Lapland nog de rendieren
in kudden worden gehouden.
De 3 genoemde veerassen worden alle in de melk-
richting gefokt. Met kwaliteitsvlees zijn de Zweden
overigens niet verwend. De prijs van slachtvee,
waarvan een deel wordt uitgevoerd, lijkt bij een
thans geldende prijs voor de mester van omstreeks
2 Zw. Kr. per kg levend gewicht niet zeer aan
trekkelijk. Voor de Zweedse bevolking is vis een
hoofdvoedsel.
Volgens gegevens die ons werden verstrekt, be
draagt de-gemiddelde melkproduktie van de zwart
bonte koeien 4150 kg met 3,65 vet, van het rood
bonte veeslag 3600 kg met 4 vet en van het witte
hoornloze vee 2800 kg met een vetgehalte van
4,10 Van beide eerstgenoemde rassen kan de
produktiviteit zich dus uitstekend meten met ge
noemde rassen van het Nederlandse vee (gemiddeld
3900 kg melk met 3,70 vet). De produktie van het
Noordzweedse witte vee is moeilijk vergelijkbaar
door belangrijk ongunstiger levensvoorwaarden (kli
maat en bodemgesteldheid).
Opvallend in dit verband zijn de nogal eens voor
komende „muurtjes" van losse stenen als afschei
ding tussen de percelen. Overigens bestaat een deel
van het grasland uit goede leemachtige of zavelige
grond. Het grasland wijkt nogal af van dat in ons
land (weinig Engels raaigras, meest beemdgrassen
en thimothee) en is in produktiviteit minder. Ge
middelde opbrengsten van 26002700 ve per ha wer
den opgegeven (variatie 10003000 ve/ha Meestal
wordt er niet veel hooi van het blijvend grasland
gewonnen, grote groeitoppen in de voorzomer ont
breken. Niettemin maakt de lange winter* het nood
zakelijk, dat veel wintervoer moet worden gewon
nen. Op vele bedrijven zijn dan ook kunstweiden
van thimothee en rode klaver aangelegd, die tevens
voor hooi- en kuilwinning dienen. Zij passen boven
dien in de vruchtwisseling. Het wetenschappelijK
onderzoek en de voorlichting richten zich echter
sterk op de grasland-exploitatie in verband met de
relatief lage produktiekosten. Per voedereenheid
worden b.v. de kosten van weiland berekend op
10 a 11 öre (1 öre is 0,725 ct) en voor voederbieten
op 20 a 21 öre. Voor hooiland liggen de kosten hier
tussen in. Het hoge loonpeil speelt hierbij een grote
rol. De verbouw van arbeidsintensieve gewassen
wordt hierdoor teruggedrongen. Op verschillende
bedrijven in Zuid-Zweden, waar ook veel winter
voeder van het akkerland wordt gewonnen, is de
voederbietenteelt praktisch geheel opgeheven door
arbeidsschaarste en hoge lonen. Bij informatie ble-
De voederproduktie
ken de uurlonen op een niveau van 3,503,75 Kro
nen (a 72,5 ct) te liggen. De wintervoeding steunt
dan ook behalve op reeds genoemd hooi en kuil
van kunstweiden, op andere bijprodukten zoals en
silages van suikerbietenkoppen en -blad, klaver en
luzerne en de peulen van groene erwten die van de
conservenfabrieken terugkomen. Aan silo-ruimte is
veel aandacht besteed. Grote torensilo's bij de boer
derijen treft men aan. De ensilage geschiedt met
de nodige zorg. De Hardeland-methode vindt toe
passing, terwijl als toevoeging zowel A.I.V.-zuur als
melasse wordt gebruikt.
De veeverbetering
Deze richt zich doelbewust op de melkproduktie-
verhoging. Ook in Zweden vormt de produktie -
controle hiervoor het voornaamste fundament. Over
het gehele land wordt aangenomen dat 50 van
de totale veestapel wordt gecontroleerd. In het zui
den en midden ligt dit percentage in de rayons
van de zuivelfabrieken aanzienlijk hoger, o.a. in
dat van de bezochte melkfabriek te Tranas werden
de koeien van 80 van de leden-veehouders op
produktie gecontroleerd. De controle vindt algemeen
eenmaal per 4 weken plaats. De produktiecijfers
per koe worden verwerkt tot jaaropbrengsten (d.w.z.
omgerekend op 365 dagen). Hierdoor wordt wel een
goede onderlinge vergelijkbaarheid van de melk-
lijsten verkregen. De eindresultaten zijn echter wat
geflatteerd in vergelijking met die in ons land, waar
de opbrengsten worden berekend over het werkelijk
aantal melkdagen. Dat de selectie aan de hand van
de geregistreerde produktiegegevens, zowel bij de
zwartbonte als de roodbonte veestapels, op de gro
tere melkveehouderijen tot zeer goede resultaten
heeft geleid, bewijzen de volgende gegevens.
I. Zweeds Roodbonte veeras.
Bedrijf te Gyhult (Zuid-Zweden).
Grootte 700 ha, waarvan 300 ha bos.
Melkveestapel 110 stuks, jongvee 120 stuks.
Gemiddelde produktie per dier 4900 kg melk met
4,10 vet bij een gemiddelde leeftijd van 6 jaar.
Proefbedrijf Hamra bij Tumba (Midden-Zweden).
Grootte 1000 ha, waarvan 270 ha bouw- en
weiland.
Melkveestapel 100 stuks, jongvee 120.
Gemiddelde opbrengst in 1955 5100 kg met 4,50
vet (ca. 230 kg melkvet).
II. Zweeds Zwartbonte veeras.
Bedrijf te Gyhult (Zuid-Zweden).
Grootte 200 ha, waarvan 40 ha grasland.
Melkveestapel 70 koeien en bijbehorende jong
veestapel.
Gemiddelde produktie 4500 kg melk met 3,80
vet (ca. 170 kg melkvet).
De teeltkeus berust verder op een goed opgezette
stamboekhouding. De koeien worden uitsluitend op
produktiegeschiktheid geselecteerd, exterieurkeuring
vindt hier niet plaats. De ontwikkeling van het
zwartbonte vee is gemiddeld vrijwel gelijk aan dat
in ons land, het is melktypisch, maar wat onregel
matiger van bouw. De Zweedse roodbonten zijn ge
middeld iets minder zwaar, matig behangen, maar
van een mals produktietype met fijne huid en uiers
en goed geplaatst, droog en duur
zaam beenwerk. Speciaal de uier-
vorm is doelmatig (vierkant en
goed aangesloten) en heel ge
schikt voor het machinaal mel
ken. Als bezwaar van het zwart
bonte vee wordt wel aangeveerd
een te kort en diep, in de vDor-
kwartieren wat opgetrokken uier
(minder goed machine-uier). Een
eigenschap, waaraan we bij de
selectie in Nederland ook bijzon
dere aandacht moeten besteden.
Bij de stieren vindt wel eni
ge selectie op exterieur plaats.
De waardering produktie-afstam-
ming en het onderzoek op pro-
duktievererving bij oudere stie
ren neemt echter een overheer
sende plaats in. In verscnillende
streken van Zweden zijn voor de
verschillende rassen goed opge
zette K.I.-centra. Daarnaast wordt
er op de grotere fokbedrijven nog
vrij veel gebruik gemaakt van
natuurlijk dekkende stieren. Bij
het rode Zweedse vee is nogal
eens gekruist met Airshire-stie-
ren (Finse import), die op enkele
bedrijven thans nog worden aan
getroffen. Het doel van deze bloed-
inmenging is om het weerstands
vermogen van het ras tegen een
betrekkelijk en ruw klimaat te
verhogen en hiermede ook de
levensduur. De fraaie uiervormen
lijken veel op die van de Engelse
Airshire.
Verschillende bedrijven in Zuid- en Midden-
Zweden werden bezocht. De omstandigheden waar
onder vee wordt gehouden, wisselen vrij sterk met
de landstreek. De veehouderij steunt in het alge
meen op een betrekkelijk grote oppervlakte blijvend
grasland. De kwaliteit hiervan wisselt vrij sterk als
gevolg van de bodemgesteldheid (diluviaal, zand,
zavel, leem), voor een deel is het land, dat veel
stenen bevat tot dicht aan de oppervlakte, en niet
te ploegen is.
Zwartbont Zweeds zee in de loopstal