De JAARREDE van de
Kerstmis IQ56
Kerstlied
ORGAAN VAN DE LANDBOUW JONGEREN GEMEE
De
Landbouw Jongeren
Gemeenschap Zeeland
784
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
Het is twintig eeuwen geleden,
Dat in de stille nacht
De engelen hun rondgang deden
De wereld het heil werd gebracht:
„Op aarde een welbehagen
Aan mensen van goede wil,
En vrede in al uw dagen
Zo ieder slechts horen wil."
De woorden, die nacht gezongen,
Weerklinken door d' eeuwen heen.
Het licht, aan de liefde ontsprongen,
Van toen af de wereld bescheen.
Laat ons toch die woorden aanvaarden,
En leven steeds onder dat licht
En kennen de heerlijke waarden.
Waar alle ellende voor zwicht.
Want vrede en welbehagen
Zijn meer dan een engelenlied.
En 's mensen wil te dragen
Is de taak van de engelen niet.
Maar opdracht aan mensen gegeven
Aan U, aan de ander, aan mij:
Naar vrede op aarde te streven,
Te breken de heerschappij.
Van laster en oorlog en vrezen,
Zodat het kerstlied dan
Naar waarheid moge wezen:
Der engelen Vreugdezang
A. H.
De jongerenorganisatie wil alle jonge
plattelanders in Zeeland in haar ge
lederen samenbrengen en het hare er
toe bijdragen, dat die jongeren zo goed
mogelijk worden voorbereid op de hen
wachtende taak in gezin, beroep, orga
nisatie en maatscliaypij.
Het zwaartepunt van de Landbouw
Jongeren Gemeenschap (gewoonlijk af
gekort tot L. J. G.) ligt in de afdelingen,
waarvan er 37 bestaan. Het is gebruik,
dat met de L. J. G.'ers de mannelijke,
met Z. P. M.'sters de vrouwelijke leden
worden bedoeld.
De afdelingsbesturen hebben een
mooie, doch ook een zware en verant
woordelijke taak. Zij hebben hun af
deling het programma van de bijeen
komsten aan te bieden, voor de uitbrei
ding van het ledental te zorgen, het
Hoofdbestuur en de Provinciale Raad
te vormen en op die wijze ook een pro
vinciale en landelijke plaats van de
L. J. G. te bepalen.
Zoals ook in het normale leven, wor
den er tussen ouderen en jongeren, tus
sen Z. L. M., Bond van Plattelandsvrou
wen en L. J. G. goede betrekkingen on
derhouden. Onze plattelandsjongeren,
hoewel in een onafhankelijke organisa
tie verenigd, stellen het op prijs, dat
deze betrekkingen zo goed zijn en schat
ten, met name ook de financiële hulp,
naar waarde. Nog waardevoller, en im
mers ook de beweegreden tot financiële
hulp, is de werkelijke belangstelling, die
voor het werk van de L. J. G. ondervon
den wordt. Een belangstelling, die ook
in provinciale bestuurskringen blijkt en
waarin onze Commissaris der Koningin
vooraan gaat.
Het jaarlijkse hoogtepunt van de pro
vinciale organisatie mag de jaarverga
dering genoemd worden, waar dit jaar
bijvoorbeeld enkele honderden L. J. G.-
ers en een groot aantal genodigden hun
verbondenheid hebben laten zien.
Naast het cursuswerk, de wedstrij
den, lezingen, gezellige avonden, en zo
vele andere activiteiten begint het
werk met discussiegroepen een steeds
grotere plaats in te nemen. Dit werk
mag ongetwijfeld als bijzonder waarde
vol worden betiteld: het leert de deel
nemers een zaak bestuderen, zich er
een eigen mening over te vormen, die
mening te verdedigen, zich uit te druk
ken en begrip te krijgen voor het stand
punt van een ander.
Tenslotte moge vermeld worden, dat
de L. J. G. sinds 1 september 1.1. een
•ormingsleider in dienst heeft, die voor
dit vak speciaal werd opgeleid.
Redactie: A. C. Breure, C. J. van Damme, M. de Jager, T. Lieve»
Redactie-adres: Voor artikelen Groote Markt 28, Goes. Voor
Nu, rond de viering van Kerstmis en
Nieuwjaar, wij wat meer tijd en rust
hebben, is het goed nog eens na te gaan
wat onze algemeen voorzitter ons op de
jaarvergadering heeft gezegd.
1956 is bijna weer ten einde. Een jaar,
dat ons en de wereld waarin wij leven,
veel gebracht heeft.
Een jaar, waarin wij ouder werden
en vele ervaringén rijker.
Enkele woorden ter overdenking en
bezinning mogen hier een plaats vinden.
Overdenking, niet alleen van onze
eigen plaats in het leven, maar over
denking van ons leven met de anderen;
onze plaats in de wereld.
Om ons heen heeft het in 1956 ge
dreigd; als bij een verre onweersbui zijn
wij opgeschrikt door het geluid van
strijd en terreur. De rouw heeft onze
aarde ook dit jaar niet verlaten; de
honger is voor ontelbaar velen weer
als een scherp zwaard geweest.
Het wereldgebeuren heeft ons ook in
Zeeland niet onberoerd gelaten, zoals
het tegenwoordig niemand meer onbe
roerd laat. Krant en tijdschrift, radio,
televisie en film brengen het wereld-
gphfiiror» irx onae huinkamers. Do tijd
van de beslotenheid van het platteland
is voorgoed voorbij; de techniek doet de
grenzen meer en meer vervagen. Menig
een onder ons kon 00 de 4e november
Radio Budapest aanzetten en zo de wan.
hoopsberichten in zijn eigen huiskamer
laten weerklinken tot het ogenblik,
waarop de vrije radio het zwijgen werd
opgelegd.
Voor een agrarische provincie, zoals
Zeeland immers, was 1956 geen gemak
kelijk iaar. Ondanks al onze technische
vooruitgang gaat de natuur haar gang;
de Zeeuwse boer heeft moeten worste
len, zonder dat hij de verwachte resul
taten van zijn arbeid heeft kunnen zien.
Kerstmis 1956 mag geen gelegenheid
zijn om een klaaglied aan te heffen.
Maar evenmin mogen wij de ogen slui
ten voor wat om ons heen gebeurt. Wij
moeten het leven „recht in de ogen"
durven zien; wij moeten durven weten,
wat er in de wereld omgaat.
Niet alleen de droefheid en de ellende.
Ook de vreugde en het geluk. Het is
immers zó, dat droefheid en ellende
vooral stof leveren voor het nieuws. Het
publiek schijnt daar meer over te wil
len weten, dan over de vreugde en het
geluk; en toch spelen die ook een grote
rol in het leven van de mens.
Alleen: wij zien vreugde en geluk als
normaal; de droefheid en ellende als
afwijkingen.
In al dat gebeuren met de mensen,
in al die zon en die schaduw, speelt
ieder van ons zjin rol. Ieder van ons is
immers een lid van de grote mensen
familie. Ieder van ons speelt een rol;
een rol. die niemand kan overnemen.
Kerstmis beoaalt ons weer bij onze
rol in de gehele wereld. Wij doen onze
daden en nemen onze beslissingen. Maar
onderzoekt U eens voor Uzelf, hoe vaak
wij -zo doende schuldig komen te
staan tegenover onze naaste?
Maar wij ontkomen nooit aan die
schuld, hoe graag wij het ook zouden
willen. Er wordt ons immers, als ver
antwoordelijke mensen, opgelegd, dat
v/ij onze verantwoordelijkheid moeten
durven aanvaarden. Dat is immers de
enige manier om waarlijk als mens te
durven leven. Zoveel mogelijk in vrij
heid kiezen en in verantwoordelijkheid
handelen.
Het Kerstfeest, óók het Kerstfeest
1956, geeft ons geen strakke richtlijnen
voor ons handelen, voor ons beslissen,
voor het uitoefenen van onze verant
woordelijkheid. Wij willen en wij moe
ten vrije mensen durven zijn, die be
wust handelen en hun verantwoorde
lijkheid durven aanvaarden.
Wat ook ons geloof, wat ook onze
belijdenis, wat ook onze kerk moge zijn,
wij weten ons in deze dagen verenigd
met alle andere mensen van de aarde.
Met de Hongaren en de Indonesiërs,
met Amerikanen en Russen, met Rot
terdammers en met onze buren.
In ons handelen en in onze betrekkin
gen met onze medemensen; overal is
ons richtsnoer en onze wet, onze op
dracht en onze beloning „Vrede op
aarde, aan de mensen van goede wil."
Het is aan ons, om die vrede mee te
bouwen, om die te vestigen, om die voor
onze medemensen te bereiden. Geen
valse vrede, die de ogen sluit en niet
durft nadenken; maar een bewuste
vrede, die gedragen wordt door een
vaste wil om die te vestigen en te be
waren.
De statuten van onze L. J. G. verwij
zen ons naar het Evangelie. Wij geloven
immers, dat daarin de normen beschre
ven zijn, die ons worden voorgehouden,
en die wij onszelf ook moeten voorhou
den. Wij geloven ook in de behoefte, die
deze wereld aan mensen van goede wil
heeft. Wij willen onze bijdrage leveren;
onze bijdrage tot een betere wereld.
Wij willen ons voegen bij de mensen van
goede wil, van een wil, die, bewust
van haar verantwoordelijkheid, het goe
de gekozen heeft. Wij willen onze plaats
innemen in solidariteit met de gehele
familie van de mensen. En als onze
taak en ons loon zien.
„VREDE OP AARDE
AAN DE MENSEN
VAN GOEDE WIL
Nadat hij de genodigden (waaronder
de Commissaris der Koningin, de wnd,
burgemeester van Middelburg, het lie
van Ged. Staten de heer Philipse), de
medewerkenden en de leden had wel
kom geheten, doorliep de voorzitter
eerst het programma met ons, zodat wij
een beeld kregen van hetgeen ons te
wachten stond.
Daarna sprak de voorzitter de volgen
de jaarrede uit:
„De 'titel van het toneelstuk „Jeugd,"
dat hedenmiddag zal worden opgevoerd,
heeft me aan het nadenken gezet. Zoals
de jeugd van een ieder verschillend is,
zo is er ook een algemeen verschil tus
sen de jeugd van stad en platteland.
Vaak is de jeugd van de stad vlotter
met woorden, gebaren en handelen. De
stadsjeugd heeft sterker de drang in
zich om haantje de voorste te spelen
en actief mee te doen, daar anders de
kans groot is, dat ze door hun kame
raden onder de voet wordt gelopen.
Door deze eigenschap en door de grote
keus van goede scholen in hun omge
ving, heeft zij twee.kansen te meer om
sneller in de burgermaal^'-'mnmj te
slagen.
Voornamelijk in onze provincie doen
zich twee andere eigenschappen gelden:
schroom en bescheidenheid. Het spreek,
woord zegt wel, dat bescheidenheid de
mens siert, maar een wat grotere dosis
zelfverzekerdheid zou velen onzer niet
schaden.
Wel is het waar, dat deze eigenschap
zich de laatste tijd minder en minder
doet gelden, nu de afstanden relatief
kleiner zijn geworden; de middelen van
vervoer immers steeds sneller en be
trouwbaarder zijn geworden.
Maar in dit verband moet mij nu nog
een punt van het hart, waarvan U on
getwijfeld allen met mij de belangrijk
heid inziet: de opvoering van de fre
quentie van de veerdiensten in onze
provincie is een groot voordeel, maar
dat ze desondanks ook nog zeer belem
merend werken, ondervinden wij maar
al te vaak.
De opvoering van de frequentie heeft
ook met zich meegebracht, dat het scho-
lenbezoek is toegenomen. Het blijft jam
mer, dat wij in Zeeland nog geen mid
delbare landbouwschool hebben. Het
argument, dat er te weinig aspirant
leerlingen zijn, zal komen te vervallen,
wanneer er maar eenmaal een school
is, vooral wanneer de plannen tot een
nieuwe opvoering van de frequentie
O kerstnacht
waarin de tijd
stilstond
toen de boodschap
van vrede en welbehagen
de wereld werd verkondigd
toen een belofte
van heil en verzoening
ons werd meegedeeld
o kerstnacht
waarin de tijd
opnieuw begon
waarom heeft de wereld
de boodschap
nog steeds niet begrepen
waarom hebben wij
de belofte
nog steeds niet vertrouwd
o kerstnacht
zijt gij er dan
vergeefs geweest
is kerstmis dan alleen
eten en drinken en vrolijk zijn
want morgen werken wij weer
en een kerstboom
een kerstdiner
en soms een kerstbal
o kerstnacht
zijn Avij U dan
geheel vergeten
leer ons het feest van vreugde
van welbehagen en van vreugde
opnieuw
leer ons als kinderen worden
met grote ogen al 't moois te zien
en leer ons ons deel bij te dragen
tot de vrede op aarde
in de mensen van goede wil
o kërstnacht
waarin voor ons
de tijd opnieuw begint.
J. M. C.
r&fc". VfSu ïfm