ALLERHANDE,
b omkijk;
KOEREN ERZEkERIMSFOM
ZATERDAG 8 DECEMBER 1956
741
De economische situatie van de Nederlandse
landbouw laat veel te wensen over in deze tijd van
hoogconjunctuur in andere bedrijfstakken. In ons
wekelijks Overzicht besteden wij daar steeds veel
aandacht aan. Dat het in de ons omringende landen
niet anders is moge weer eens blijken uit het vol
gende bericht, dat wij aantroffen in het nummer
van 1 december van „De Boer," het blad van de
Belgische Boerenbond, naar aanleiding van een
vraag, die een Volksvertegenwoordiger stelde aan
de Minister van Landbouw over het inkomen van
de kleine boer.
Het blijkt dat op een bedrijf van zowat 10
ha een vooruitstrevende landbouwer er samen met
zijn echtgenote toe komt 153,63 fr. per dag te ver
dienen. Dat is 12 gulden.
Het kan nuttig zijn deze cijfers eens te vergelij
ken met de inkomsten der arbeiders. De Rijksdienst
voor Maatschappelijke Zekerheid citeert in zijn
jaarverslag de gemiddelde dag verdiensten der ar
beiders tijdens het tweede kwartaal 1955. De hoog
ste lonen verdienden de scheepsherstellers (gemid
deld 305,9 fr, per dag), de mijnwerkers (250,6 fr.
gemiddeld voor onder- en bovengrondse), de me
taalarbeiders (236.9 fr.), de arbeiders uit de gas-,
elektriciteits- en waterdiensten (233,9 fr.). De
laagste lonen waren deze van de arbeiders uit de
schoenbedrijven (166,2 fr.), de hout- en kurkbewer-
king (167,9 fr.), de huiden- en lederindustrie (172,9
fr.) en uit de sektor der voedingswarenbereiding
(173,1 fr.).
Op te merken is echter dat het hier steeds gaat
om individuele lonen, daar waar het inkomen van
de landbouwer (153,63 fr.) de verdiensten verte
genwoordigt van de (bedrijfsleider en van de leden
van zijn gezin samen.
Desniettemin verdient de boer naar het oordeel,
gelukkig niet van een ieder, maar dan toch van
velen, nog te veel.
Hoe het mogelijk is dat onze kleine landbouwers
erin slagen met een zo karig inkomen te leven?
Het antwoord is eenvoudig: in de eerste plaats
hebben zij een zevende werkdag (de zondag) die
waarschijnlijk niemand hun benijdt, maar die hun
maandinkomen toch enigszins verhoogt; ten twee
de zijn hun behoeften kleiner dan die van een ar
beider; er zijn in hun begroting geen uitgaven voor
zien voor bioskoop en dergelijke. En tenslotte
hebben zij ihet voordeel een groot deel van de aller
noodzakelijkste voedingswaren zelf op te doen.
Maar iets, wat men hierbij niet uit het oog mag
verliezen, is, dat de kleine boer door de band nog
vijf dagen op de week spek en „smout" eet en het
's zondags veelal stelt met kip of konijn. En dat
doet hij absoluut niet omdat boter, biefstuk of ros
bief minder goed zouden zijn".
Ook in Zwitserland daalt het inkomen van de
boeren, zoals wij lazen in het „Persoverzicht" van
het Hoofdproduktschap voor Akkerbouwprodu'kten
van 30 november jongstleden.
Zoals uit een onlangs verschenen publikatie van
het „Eidgenössische Statistische Amt" blijkt, is in
1955 het nationaal inkomen in Zwitserland weder
om gestegen. Het bedroeg 23,29 miljard francs
20,24 miljard), ruim 1 miljard meer dan in 1954,
bijna het drievoudige van het nationaal inkomen
vóór de tweede wereldoorlog en het dubbele van
1942/'43. Het inkomen uit arbeid, dat bijna drie
vijfden van het nationaal inkomen uitmaakt is
met ruim 5 gestegen tot 13,65 miljard francs
11,86 miljard). Terwijl alle overige groepen van
inkomens een duidelijke toeneming vertonen, is
het inkomen van de landbouw (incl. bosbouw, vis
serij en tuinbouw) met 40 miljoen francs 34,8
miljoen) gedaald. Deze achteruitgang zou nog veel
ernstiger vormen hebben aangenomen zo ver
zekeren de deskundigen wanneer de bepalingen
van de Lanalbouwwet dit niet zouden hebben tegen
gegaan.
In Frankrijk heeft, zoals wij in „Landbouw-
wereldnieuws" van 1 december lezen, de onder
staatssecretaris van Landbouw op een persconfe
rentie de plannen ontvouwd, die de regering bezig
is op te stellen ter modernisering van de Franse
landbouw in de periode 1957—1961 en die tevens
de noodzakelijke investeringen mogelijk moeten
maken.
De doelstellingen van het plan werden als volgt
geformuleerd:
1. Een verhoging van het Franse landbouwinko
men, met als gevolg een verhoging van de le
vensstandaard der boeren;
2. Het zoeken van nieuwe afzetmogelijkheden voor
de lfindbouwprodukten;
3. Een betere verdeling van de produktie over de
verschillende gebieden, waardoor met name de
tegenstelling tussen Noord- en Zuid-Frankrijk
kleiner zal worden;
4. Het in stand houden van het familiebedrijf.
5. Verhoging van de waarde van de grond door
cultuurtechnische werken en herbebossing.
Wanneer men deze plannen ten uitvoer wil bren
gen, dan zal de huidige produktie zich in een wat
andere richting dienen te gaan bewegen. Want de
afzetmogelijkheden zullen sterk in het oog worden
gehouden.
De binnenlandse markt zal in verband met de
bevolkingsaanwas en de verwachte verdere stij
ging van de levensstandaard ongeveer 15 méér
vlees, pluimveeprodukten, zuivelprodukten en fruit
kunnen opnemen. Een geringere verhoging van de
groenteconsumptie lijkt eveneens mogelijk, terwijl
de afzet van brood, aardappelen en wijn vermoede
lijk gelijk zal blijven of zelfs zal dalen.
Een ontwikkeling die. parallel loopt met die in
alle landen, waar industrialisatie succes heeft en
tot een hogere welvaart leidt.
Een punt, dat voor Nederland van groot (belang
is, vormt de opmerking van de Staatssecretaris,
dat men in Frankrijk mogelijkheden ziet voor een
grotere uitvoer van vlees, groenten en fruit. Om
deze uitvoer waar te maken, wordt een intensief
marktonderzoek noodzakelijk geacht. Aldus moet
het mogelijk zijn afzet te vinden voor een produk
tie, die in 1961 ongeveer een kwart groter zal zijn
dan bij het huidige niveau. Frankrijk zal zoveel
mogelijk aansturen op een uitbreiding van de rund
vlees- en melkproduktie.
Met het oog hierop wil men de oppervlakte tarwe,
suikerbieten en aardappelen beperken en in plaats
daarvan het areaal voedergranen (gerst en mais)
uitbreiden.
Deze overschakeling is speciaal bedoeld om, ten
behoeve van de kleine familiebedrijven, de rund-
vleesproduktie te stimuleren. Voor de afzet van
een grotere vleesproduktie verwacht men geen pro
blemen, omdat de binnenlandse consumptie voort
durend stijgt en men tot op heden steeds een tekort
heeft aan eerste-kwaliteit vlees.
De consumptie van rundvlees zou de laatste drie
jaren dermate gestegen zijn, dat men voor Parijs,
vergeleken met drie jaar geleden, wekelijks 2000
runderen meer moet aanvoeren om aan de vraag
te voldoen. Bovendien kon in de afgelopen jaren
op grote schaal vlees worden uitgevoerd. Men
heeft zelfs in het laatste jaar de export moeten af
remmen.
Om deze plannen verwezenlijkt te krijgen, denkt
de Franse regering verschillende middelen te ge
bruiken. - Het belangrijkste zal de prijs zijn. Men
zal niet meer, zoals in het verleden, de garantie- of
richtprijs van de verschillende produkten per sec
tor vaststellen, doch men zal rekening houden met
de verhouding van de prijzen van de verschillende
produkten onderling, waarbij vooral een dusdanige
verhouding zal worden gekozen, dat de produktie
van vlees en melk zal worden gestimuleerd.
Het tweede middel, dat voor de heroriëntering
van het landbouwbeleid van groot belang wordt
geacht, is de voorlichting. Er zijn plannen om de
gehele landbouwvoorlichting in Frankrijk te reor
ganiseren, waarbij men denkt aan een nauwe sa
menwerking russen overheidsdienaren en het be
drijfsleven. Een ontwikkeling dus, die ook in ons
land schoorvoetend begonnen is in de vorm van
de Raden voor de Landbouwvoorlichting.
Men verwacht in Frankrijk, dat de nieuwe orga
nisatie van de landbouwvoorlichting op tijd gereed
zal zijn om reeds in de periode 19571961 een rol
te kunnen spelen.
De onderstaatssecretaris meende vervolgens, dat
men bij de prijsbepaling voor sommige gebieden
een hogere prijs voor die produkten, waarvan men
de voortbrenging wil stimuleren, moet gaan vast
stellen, dan voor andere gebieden. Qf dit systeem
in de praktijk uitvoerbaar is, valt te betwijfelen.
Ook over dit probleem van twee- ol meerprijzen-
stelsels kunnen wij ir Nederland meepraten. Vol
gens ons wegen de weinige voordelen in genen dele
op tegen de vele nadelen.
Tenslotte zij er op gewezen, dat deze plannen
nog slechts voorstellen zijn en nog niet definitief
zijn vastgesteld.
Maar er blijkt uit, dat de Franse regering de ver-
edelingsproduktie, die in Nederland reeds tiental
len jaren geleden werd doorgevoerd, sterk wenst
te bevorderen. Het zal voor onze landbouw goed
zijn deze ontwikkeling met de grootste aandacht
te volgen. Reeds is Frankrijk op het terrein van
enkele akkerbouwprodukten een concurrent van
ons op de internationale markt.
De Franse oogstraming per 1 november luidt,
volgens een bericht in hetzelfde nummer van
„Landbouw Wereldnieuws":
Areaal Produktie
1.000 ha 1.000 ton
1955
1956
1955
1956
Tarwe
4.550
2.710
10.360
5.690
Rogge
390
370
440
480
Gerst
1.310
2.290
2.670
6.500
Haver
2.080
2.290
3.640
4.750
Mais
450
650
1.090
1.790
Rijst
20
23
80
90
Aardappelen
940
950
13.750
17.010
Suikerbieten
370
380
10.980
10.940
Voederbieten
840
890
33.260
42.280
Oliezaden
94
93
130
130
Waarvan:
Koolzaad
64
45
98
67
Zoals bekend, is de drastische inkrimping van
het tarweareaal en de daarmede gepaard gaande
vermindering van de produktie het gevolg van de
strenge vorst van februari j.l. De toen uitgevroren
tarwe werd voor het grootste gedeelte vervangen
door gerst, die dan ook een aanzienlijke stijging te
zien geeft.
Voorts kan nog worden aangetekend dat het bij
zonder grote produktiecijfer voor mais het gevolg
is van de zeer gunstige weersomstandigheden in
september en oktober.
De suikerbietenoogst kan als normaal wordetn
beschouwd, doch het suikergehalte is betrekkelijk
laag.
De oogstraming voor aardappelen is thans hoger
dan per begin oktober j.l. De knollen zijn over het
algemeen groot, doch de houdbaarheid schijnt zeer
gering te zijn.
Een goede kijk op de enorme invloed, die de
gebeurtenissen in het Midden-Oosten hebben op
de wereldmarktprijzen van verschillende produk
ten, krijgen wjj door het suikerbericht in de „Nieu
we Rotterdamse Courant" van 3 december, dat
medegedeeld is door de makelaars N. Léons.
Nadat de suikermarkt te New York gedurende
de laatste twee jaren nagenoeg onveranderd is
gebleven, is nu deze markt gedurende de laatste
weken in beweging gekomen en wel op een wijze
die alleen te vergelijken is met de felle reacties
die zijn voorgekomen bij het begin van de oorlog
op Korea. Nadat op 23 oktober j.l. ruwe Cubaanse
suiker noteerde $3.23 per 100 lbs f.ojb. Cuba, (100
lbs 45 kg); trokken de prijzen enigszins aan
en verbeterden van 8 tot 13 november tot 3.30—
3.32. Daarna ging het in één ruk opwaarts met
grote sprongen. Op 23 november noteerde ruwe
Culba 4.30 en 29 november 5.
De oorzaken die men voor deze hausse zou kun
nen noemen zijn de volgende: 1) De onrust in het
Midden-Oosten en elders. 2) De verbeterde statis
tische positie van suiker. 3) De gunstige resultaten
van de intern, conferentie te Genève. 4) de specu
latie te New York. Wanneer men de oogstramin-
gen voor Europa van F. O. Licht nader beschouwt
dan verwacht Licht een opbrengst in Europa vrij
wel gelijk aan het vorig jaar, maar inclusief Rus
land en de andere Oosteuropese landen. Zondep
Rusland en Oost-Europa zal de opbrengst zeker
kleiner zijn dan het vorig jaar. In de regel staat
de suikermarkt in Europa gedurende nov./dec. on
der druk van aanbod zowel uit Oosteuropese als
het westen van Europa. Dit in verband met het
binnenkomen van de Europese beetworteloogst.
Afdoeningen door Oost-Europa worden maar wei
nig gemeld en West-Europr. heeft gedurende de
laatste weken in snel tempo grote hoeveelheden
Cuba en andere Zuidamerikaanse suikers gekocht.
Er is dus voor deze tijd van het jaar een ongewone
toestand ontstaan. Er is nog veel vraag. Zo hebben
de autoriteiten van West-Duitslar.d voor de eerste
dagen van december aankopen aangekondigd van
275.000 ton ruwe suiker.
Wat nu de speculatie te New York betreft kan
worden gezegd c.at, wanneer men de omzetten aan
de termijnmarkt te New York ziet, de speculatieve
aankopen wel enorm geweest moeten zijn, hetgeen
natuurlijk een gevaar inhoudt. Het beloop van de
witte suikermarkt is parallel aan die van de markt
voor ruwe suiker. In verband met de blokkade van
het Suezkanaal zijn de vrachtprijzen zeer hoog,
23,per ton voor Cuba/Ver. Koninkrijk.
Ook de grondstoffenprijzen (bewegen zich overal
in opwaartse richting. Volgens ons zullen heel wat
regeringen, waaronder de onze, hun economische
politiek moeten herzien. Welke gevolgen uit deze
toestand zullen zijn voortgekomen, als ook dit weer
eens achter de rug is, valt onmogelijk te overzien.
Mriar dat West-Europa economisch veel baat uit de
onrust in het Midden-Oosten zal trekken, betwijfe
len wij ernstig.
(Advertentie.)
In coöperatie staan wij hand
J in hand.
I Zijn eigen baas en met
elkander sterk.
Ook tussen coöperaties is
een band.
Dat geeft gemak, besparing,
minder werk.
Wie lid van 't Fonds is, kan
daar winst uit halen
Door extra-lage premies te betalen
Premies: 5% of meer beneden
^ndere maatschappijen