Nederlandse Pluimveehouderij. 713 DE ECONOMISCHE BETEKENIS van <l< NAAILESLOKAAL Staat u mij toe, dat we de „vleugel" straks be kijken, dan gaan we nu eerst de trap op naar boven. Naaiiokalen Aan beide uiteinden van de lange gang bezich tigen we dan eerst de naaiiokalen. Uitgestald op verschillende tafels lagen daar de werkstukken van de meisjes. Charmante py- ama's, zelf ontworpen randjes als versiering op diverse kledingstukken, het dekservet met bijpas sende theemuts en vingerdoekjes. Kortom, het zou mij te ver voeren u alles te noemen. Vergeet u dan vooral niet, dat alles werd gemaakt door jonge-meisjeshandjes In één der naaiiokalen was een aparte stand ingericht voor het vak kinderverzorging, waar de leerlingen over het algemeen dol op zijn. Naast alle materialen nodig voor de verzorging van de baby, toonden enkele voorbeelden, hoe van waar deloos materiaal toch aardig kinderspeelgoed kan worden gemaakt, zoals de poppenwiegjes van si garenkistjes. Lokaal voor A.V.O. (Algemeen Vormend Onderwijs) Tussen de beide naaiiokalen bevindt zich het lokaal voor A.V.O. Het Algemene Vormend On derwijs is een voortzetting van het onderwijs op de Lagere School; de methode, waarop de ver schillende vakken worden gegeven is echter ge heel verschillend. Een bepaald onderwerp wordt centraal gesteld en hierop gericht worden rekenen, taal, aardrijks kunde en geschiedenis in een maandtaak verwerkt. Iedere leerling weet, dat zij na een maand met die bepaalde taak klaar moet zijn. Van enkele on derwerpen, die aan de orde waren gekomen, waren prachtige kijkdozen gemaakt, nl. „Zeeland", „Ons Voedsel", „Fruit" en „Veeteelt". Leuke originele tekeningen langs de wand be wezen, dat er onder de leerlingen meisjes zijn met fantasie en tekentalent. Zo moesten zij o.a. een nieuw merk tandpasta bedenken en hiervan een reclametekening maken, terwijl een andere groep eveneens een reclame tekening maakte, maar dan voor het Zeeuws fruit- corso. Bij de stand van het zangonderwijs kon men zien hoe de leerlingen eenvoudige muziekkennis wordt bijgebracht. De school is in het gelukkige bezit van een mooie pick-up, zodat aan de hand van gramofoonplaten de smaak van de leerlingen op het terrein van 'de muziek op gunstige wijze kan worden beïnvloed. „Overblijflokaal" Rest ons nog op deze verdieping een bezoek aan een tweede theorielokaal, tevens gebruikt als „overblijflokaal". Hier kunnen de leerlingen tus sen de middag hun boterhammen opeten, terwijl in het kleine keukentje er naast een warme drank voor hen wordt klaargemaakt. In dit lokaal werden de vakken Tuinbouw en Engels tentoongesteld. Bij tuinbouw wordt, wat betreft het theoretisch gedeelte, ook met taken gewerkt. Practijk krijgen de leerlingen door het onderhouden van bloemen en groentetuin, het kweken en verzorgen van ka merplanten, het trekken van bloembollen en het bloemen schikken. „Why we learn English" (waarom wij Engels leren) stond op een grote kaart te lezen. Dit Engels wordt ook weer zoveel mogelijk aangepast aan de practijk, zodat de meisjes na verloop van tijd een recept of een patroon kunnen lezen en een Engels versje foutloos kunnen zingen. Hiermede bent u aan het eind gekomen van de tentoonstelling op het gebied van het onderwijs. De directrice vertelde hoe getracht was bij de opzet van dit geheel vooral de samenhang van de verschillende vakken te laten zien, een opzet welke volkomen is geslaagd. Bij de rondgang door de verschillende lokalen werd de indruk verkregen, dat op deze school niet wordt gewerkt door een aantal naast elkaar staande leraren èn leraressen, maar dat hier van een „team" gesproken kan worden, dat samen werkt, elkaar zo nodig aanvul lend, aan de vorming van het jonge meisje. Conciergekamer Maar de school bevat meer dan leslokalen alleen! Komend vanaf de trap, ziet u recht vóór u, vlak naast de ingang, de concierge kamer. Van hieruit kan de concierge een groot gedeelte van de school overzien. Directricekamer, Leraressenkamer, Keuken Gaande langs de concierge- ruimte komt u in de „personeels- vleugel". Hier bevinden zich: Directricekamer, Leraressenka mer en een keuken. De beide kamers zijn modern gemeubi leerd en gestoffeerd en maken daardoor een lichte, ruime indruk. Deze „personeelsvleugel" wordt dienstbaar ge maakt aan het onderwijs, doordat bij toerbeurt twee leerlingen van de tweede klas een week de zorg hebben voor deze afdeling. Zij houden de kamers en de keuken schoon, zorgen voor koffie en thee en niet te vergeten voor het klaarmaken van de warme maaltijd voor de leraressen. Zij krijgen daarvoor de beschikking over een bepaald bedrag, waarmee zij moeten uitkomen. Het huis houdboekje, aan het eind van de week ingeleverd, toont op welke wijze het geld door hen is bosteed. De meisjes maken zelf de menu's op en kunnen op deze wijze de leerkrachten soms voor aardige verrassingen zetten. Toen één der* leerkrachten had verteld, dat ze oesters een „vreselijk eten" vond, werden prompt toen Jopie en Tannie uit Yerseke aan de beurt waren oesters geserveerd. Zo wordt door leerkrachten en leerlingen iedere dag in deze nieuwe school met vreugde gewerkt. De eindindruk, die de school bij iedere bezoe ker achterlaat, is die van een ruim, licht en zonnig gebouw, modern en practisch ingericht. In de practij klok alen vindt u bijvoorbeeld over al warm en koud stromend water; en de tafels bedekt met een nieuw materiaal, bestand tegen hitte en allerlei chemische stoffen. In de verschillende vertrekken zijn allerlei soorten vloerbedekkingen aangebracht, opdat de leerlingen al deze soorten in de practijk leren ken nen. „Het is een feest om hier te mogen werken", zei de directrice, en twee leerlingen verklaarden: „Je zou al je vriendinnen hier mee naar toe willen nemen". Mocht na lezing van dit artikel de gedachte bij u zijn opgekomen: „Die school zou ik ook wel eens willen zien", dan zoudt u misschien met de Landbouwvereniging of met de plaatselijke afde ling van dc Bond van Plattelandsvrouwen eens een excursie naar de school kunnen organiseren. De Directrice zal graag bereid zijn aan groepen bezoekers de „Prinses Beatrixschool" te tonen. A. v. d. L. Hoewel de pluimveehouderij in Zeeland zeker niet dié aandacht van de boeren heeft, die zij ver dient hetgeen natuurlijk het gevolg is van de struc tuur en de aard van de Zeeuwse bedrijven, willen wij toch een beschouwing aan dit onderwerp wij den, omdat de economische betekenis van de pluim veehouderij voor ons land van groot belang is. En tevens, omdat in de loop van de laatste halve eeuw de pluimveehouderij, vooral op de gemengde zand- bedrijven in het Oosten en Zuiden van ons land, uitgegroeid is tot een van de steunpilaren van het kleine boerenbedrijf. Daar het juist deze kleine bedrijven op de zand gronden zijn, die bij de bepaling van het landbouw beleid in Nederland zo'n grote rol spelen, menen wij er goed aan te doen onze lezers eens enkele cijfers te geven over dit onderdeel van het vader landse boerenbedrijf. De gegevens ontlenen wij aan een nota van de Afdeling Pluimveehouderij van het Landbouwschap aan het Bestuur van deze in stelling, welke nota weliswaar speciaal de afzet van slachtpluimvee behandelt, maar waarin toch ook waardevolle cijfers te vinden zijn over de anac- re aspecten van de pluimveehouderij. Het begin van de opgang van de pluimveehoude rij dateert van de laatste eeuwwisseling. In de eer ste jaren van deze twintigste eeuw was Nederland nog een land, dat in niet onaanzienlijke mate eieren moest invoeren om in de eigen behoeften te voor zien. In het jaar 1956 is Nederland het grootste eieren-exporterende land ter wereld geworden. D,e totale vaderlandse produktie van eieren werd voor het jaar 1955 berekend op ruim 3,8 miljard stuks. Hiervan werden bijna 2,2 miljard eieren geëxporteerd. De waarde van deze uitvoer bedroeg in 1955 liefst 328 miljoen gulden. Daarnaast expor teerden wij nog voor 77 miljoen gulden aan slacht pluimvee. Dit slachtpluimvee vormt het voornaamste neven- produkt der pluimveehouderij. Dit bedrag van 77 miljoen gulden correspondeert met een getal van 34.300 ton levend gewicht. De totale produktie aan slachtpluimvee bedroeg 41.800 ton levend gewicht. Bij deze enorme bedragen moeten wij nog 20 miljoen gulden tellen als exportwaarde van de andere pluimveeprodukten, zoals kuikens, eierpro- dukten, broedeieren, conserven, soepen en diver sen. Wij komen dan aan een totale exportwaarde aan pluimveehouderij-produkten in 1955 van 426 miljoen gulden. Wat dit betekent wordt duidelijk, wanneer wij deze cijfers plaatsen in het raam van de totale Nederlandse export en in het raam van de Neder landse agrarische export. Export van pluimveehouderij-produkten in het kader van de totale Nederlandse export. Waarde In v. d. In v. d. In v. d. export totale agrarische van vee pluimvee- Ned. export houderij houderij export (Ned. produkten produkten herkomst) (Ned. Jaar in milj. gldn herkomst) 1949 78 2,1 5,1 9,9 1950 188 3,6 9,8 17,6 1951 240 3,2 10,0 17,3 1952 272 3,4 10,4 17,4 1953 313 3,9 12,3 20,6 1954 375 4,1 13,6 22,4 1955 426 4,1 14,2 23,6 De bron voor deze cijfers is het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze cijfers zijn uitermate indrukwekkend en zij bewijzen tot welk een belangrijke mate deze veredelingslandbouw bijdraagt tot de welvaart van het kleinere boerenbedrijf. Uit de Bedrijfsëconomische Mededelingen No. 19 van het L. E. I. blijkt namelijk, dat, als men de pluimveestapels van minder dan 100 en meer dan 1000 dieren buiten beschouwing laat, ongeveer 75 van de pluimveestapel wordt aangetroffen op be drijven kleiner dan 10 ha. In totaal zijn er in Nederland 124.000 kleinere boerenbedrijven, waar de pluimveehouderij een uiterst belangrijk bestand deel der bedrijfsvoering uitmaakt. Op de bedrijven beneden de 10 ha heeft de opbrengst uit de pluim veehouderij in het jaar mei 1953mei 1954 onge veer 20—40 van de totale bruto-opbrengst uit gemaakt. Deze cijfers lopen uiteen van 19 op de bedrijven van 710 ha in Noord-Brabant tot zelfs 39 op de bedrijven van 47 ha op de Veluwe. Het is begrijpelijk, dat uit een oogpunt van be staanszekerheid de pluimveehouderij de kurk is, waarop vele van deze bedrijfjes drijven. De redelijk gunstige afzetmogelijkheden op de eiermarkt gedurende de laatste jaren, hebben ge leid tot een niet onaanzienlijke uitbreiding van de pluimveestapel. In 1951 waren er 25 miljoen hoen ders. Dit aantal was in 1956 gestegen tot 36 mil joen stuks. Mede door een gewijzigde bedrijfsvoering, waar bij de leghennen slechts één jaar worden aange houden, steeg ook het aanbod van slachtkippen sterk. Het is echter merkwaardig, dat de Neder landse consument klaarblijkelijk nog gevogelte moet leren eten. Vrijwel de gehele Nederlandse produktie van slachtpluimvee wordt uitgevoerd, waarbij West- Duitsland, Zwitserland en Italië onze beste afne mers zijn. Slechts een vijfde deel van de totale produktie wordt in Nederland geconsumeerd. Het gemiddelde gebruik per hoofd van de bevolking bedraagt in Nederland een halve kg (panklaar) slachtpluimvee per jaar. Ter vergelijking volgen hieronder de cijfers voor enkele andere landen: West-Duitsland 1,5 kg Zweden 1,8 kg Engeland 2,3 kg Denemarken 2,9 kg Australië 4,4 kg Ierland 4,9 kg U. S. A. 12,7 kg Canada 12,9 kg Er ligt hier dus de taak de Nederlandse huis vrouwen te bewegen meer gevogelte te eten. Een produktie, die practisch uitsluitend op de export is afgestemd, bergt steeds grote gevaren in zich. Uit het bovenstaande is echter wel zeer duidelijk gebleken, welk een grote en belangrijke plaats de pluimveehouderij in onze Nederlandse landbouw inneemt. Velen wisten dit wel vagelijk, doch zullen toch door de nuchtere cijfers getroffen zijn. S. In een regenperiode vallen verschillende bieten- rooimachines uit. Er blijven dan nog 1 of 2 gekopte rijen bieten staan, die met de bietenspade praktisch niet te rooien zijn. De Groningse bietentang ropit deze bieten zeer gemakkelijk. Wordt met de kop- schoffel gewerkt, dan kan deze tang ook goed werk leveren. De aanschaffingsprijs bedraagt 12 a 15 gulden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1956 | | pagina 9