DE BOERENJEUGD economie. ORGAAN VAN DE LAND BOUW JONGEREN GEMEENSCHAP ZEELAND Landbouwjongeren LANDBOUWBELEID Correspondentie. Lees dit eens ZATERDAG 2 4 NOVEMBER 1956 717 Redactie: A. C. Breure, C. J. van Damme, M. de Jager, T. Llevense, M. Murre, Z. Poppe en M. Sanders Redactie-adr es: Voor artikelen Groote Markt 28, Goes. Voor verslagen Goessestraatweg 4, Kapelle en Studieweek voor plattelandsjongeren van 1015 dec. op de Volkshogeschool „De Zandhoeve" te Bergen (N.H.). In de loop van het laatste jaar, is vele malen een ernstige ongerustheid' ovar de toekomst van onze landbouw naar voren gekomen, waarbij herhaal delijk gesteld is dat ons gehele land bouwbeleid op de helling zou moeten. Voor wie zal dit belangrijker zijn dan voor de jongeren, wier ganse toekom stig bestaan ervan af kan hangen? Het is daarom dat de Volkshogeschool en de P. J. G. N., een studieweek heb ben opgezet, over de toekomstige ont wikkeling van het landbouwbeleid. De opzet van deze week is als volgt: 1. Waar gaat het om bij het land bouwbeleid? Welke reële mogelijkheden zijn er? Tussen welke oplossingen kan dus gekozen worden? 2. Wie hebben invloed op de bepaling van het landbouwbeleid? Bijv. re gering, politieke partijen, land bouwschap, landbouworganisaties, top-coöperaties e.d. 3. Hoe staan handel en industrie ten aanzien van het toekomstige land bouwbeleid? Als sprekers zijn hiervoor gevraagd o.a. Dr. H. G. W. van der Wielen, Baklce- veen: Waar gaat het om in het landbouwbeleid Ir. F. H. Hiddingh, Assen: Wie maakt de dienst uit? Mr. G. P. ter Haseborg, 's-Gravenhage Hoe ziet de industrie het landbouw beleid? In onderlinge besprekingen kan dan worden vastgesteld in welke richting men als jongeren de ontwikkeling van het landbouwbeleid zou willen zien. Op de laatste dag wordt het resultaat van deze onderlinge gedachtenwisseling aan een groepje deskundigen voorgelegd. Als leden van dit forum zullen enkele van de sprekers optreden, benevens en kele personen uit de landbouw zelve. Tussentijds is er natuurlijk ruim schoots gelegenheid voor de nodige af wisseling in het programma. De kosten van deze Studieweek be dragen ƒ20,Opgaven gaarne zo spoedig mogelijk aan de Volkshoge school Bergen N.-H., of aan het secre tariaat van de P. J. G. N., Hefesingel 20, Groningen. R. B. te V.: Dat kan best. Wanneer U plaatjes te ruilen hebt, van vliegtuigen of auto's, dan kunt U de' aangeboden of gevraag de nummers wel opgeven. Wanneer er meer liefhebbers zijn, en wij horen het, dan sturen we U wel het adres van die verzamelaars! Onder deze titel zal er een overzicht gegeven worden van de rede, die de heer Van der Maden op de jaarverga dering gehouden heeft onder de titel: „Verleden - Heden - en Toekomst Doel einden der Sociaal Economische Poli tiek"; een overzicht waar uiteraard de schrijver voor verantwoordelijk is. VEEL EN NUTTIGE STOF. In zijn rede heeft de heer Van der Maden ons bijzonder veel stof gegeven. Het valt te hopen en te verwachten, dat die stof zal gaan „functioneren"; voornamelijk wanneer de L. J. G.-ers in aanraking komen mèt die soc. econ. politiek: in krantenberichten, de vak pers, de radio, bij regeringsmaatregelen en bij zoveel andere gelegenheden waar de plattelanders met de sociaal econo mische politiek in aanraking komen. Mochten er onder U zijn, die zich ver der in dit onderwerp willen verdiepen, dan willen wij U daar graag bij helpen. De titel die de heer Van der Maden aan zyn rede gaf was zeer breed, bij zonder veelomvattend: „Verleden - Heden - en Toekomst Doeleinden der Sociaal Economische Politiek". Wat spreker ons heeft willen geven, was niet meer dan een schets van de ont wikkeling der sociaal-economische ver houdingen in Nederland. Daaraan knoopte hij vast enkele algemene con clusies en daarna enkele conclusies, die voornamelijk op de Zeeuwse situatie be trekking hebben. DE GROEI VAN DE BEVOLKING. Nadat, de bevolking van ons land zich eeuwenlang op eenzelfde peil, dat zich tussen twee en twee en een half mil joen inwoners bevond, gehandhaafd had, begon halverwege de 19e eeuw de groei van ons bevolkingscijfer. U hebt zeker al gehoord, dat tegen woordig bepaalde verwachtingen over de toekomst in cijfers kunnen worden vastgelegd. Geen deskundige zal be weren, dat die cijfers onfeilbaar zijn, maar een betrekkelijke zekerheid mag er wel aan worden toegekend. Zou U nu een overzicht van verleden, tegenwoordig en toekomstig bevolkings cijfer van Nederland wensen, dan ziet U (in miljoenen inwoners) 1900: 5 1950: 10 1970: 12%—13 2000: 15 Waar dus in 1900 één Nederlander z'n bestaan en levensruimte vond, zul len daar in het jaar 2000 drie landge noten zijn. GEVOLGEN VAN DIE GROEI. Denkt men aan de ellende van de woningnood, zoals wij die nu al kennen, in 1950, dan vraagt men zich met grote bezorgdheid af, waar men in het jaar 2000 vijf miljoen mensen meer zal den ken te gaan bergen. Hoort men over de recreatie-moeilijk heden, die er nu reeds bestaan, dan zul len die door die snelle bevolkingsaan was nog veel zwaarder worden. Vakan tiespreiding in 2000 zal absolute nood zaak worden, waar het nu nog slechts dringende wenselijkheid en vrijwillige medewerking is. Nauw hiermee samen hangen het ge bruik en de ontwikkeling van de verkeersmiddelen. Het bestaande wegennet nu nog amper voldoende zal drastisch moeten worden uitge breid, met als gevolg: onttrekking van cultuur- en recreatiegrond. Deze uit- breidingsnoodzaak geldt ook voor de woonruimte (hoger en hog» bouwen) en voor vele andere zaken, om alleen maar de industriebehoeften te noemen. Daarenboven zullen al die mensen aan werk moeten worden geholpen en er zal voedsel voor hen moeten zijn. BEROEPSBEVOLKING. Onze Nederlandse beroepsbevolking (in grote trekken allen behalve huis moeders, kinderen, ouden van dagen, ongeneeslijk, of langdurig zieken) die nu op 4 miljoen gesteld wordt, zal in 1970 vijf miljoen mensen omvatten, dat wil zeggen, een vermeerdering van !4. (Voor Zeeland zal dit waarschijnlijk 1/7 zijn, dus een betrekkelijk veel lang zamere uitbreiding.) Men kan het ook zo stellen, dat wij jaarlijks veertig tot vijftig duizend men sen méér bij onze beroepsbevolking moeten tellen, waarbij rekening is ge houden met de beroepsbevolking die door ouderdom, dood, huwelijk, emigra tie e.d. regelmatig afvloeit. De jaren 196263 zullen topjaren zijn. Dit wordt veroorzaakt door het abnormaal groot aantal kinderen, dat rond 1946 ter wereld kwam. Deze geboortegolf stelt bijvoorbeeld het onderwijs zeer binnen kort en ook nu al voor grote problemen. Hierna gaan we wat dieper in op de vraag: waar en hoe moet deze groei van de beroepsbevolking door het arbeids proces worden verwerkt? DE LANDBOUW. Bezien we eerst de landbouw; de agrarische sector. In 1950 gaf die aan 550.000 mensen werk, ofwel van alle zeven leden van de beroepsbevolking werkt er één in de landbouw. In 190Ö was dit één op de drie, terwijl het .n 1970 één op de twee; in 197080 één op de vier, waardoor het duidelijk is, dat verwacht wordt, dat Zeeland een agrarische provincie blijven zal. Duide lijk is, dat de immer voortgaande me chanisatie, de voortgaande verminde ring van het beschikbare landbouw areaal en het landarbeidersvraagstuk in dit geheel een grote rol zullen spelen. DE INDUSTRIE. De industrie vertoont in verband met de beroepsbevolking een geheel ander beeld. In 1950 werken drie van de zeven; in 1970 vier van de negen men sen in de industrie. Of, in cijfers, 1660 en 2130 duizend mensen resp. in 1950 en 1970. Als voornaamste industrieën gelden in dit verband: de metaal-, che mische,- textiel- en bouwnijverheid. DE DIENSTEN. Als derde grote sector gelden de „diensten". Dit zijn die groepen, die aan de voorgaande „diensten" verlenen. Als voorbeeld daarvan gelden het on derwijs, de medische verzorging, het verkeer, de handel, de recreatie en de Horecaf bedrijven. In 1950 en 1970 bie den die groepen aan resp. 1670 en 2100 duizend mensen werk; ongeveer dezelf de verhouding als voor de industrie. Als U nog een paar cijfers wilt: ge rekend over de periode 1950-1970 zal de agrarische sector met 20.000 ver minderen, en de industrie en de diensten ieder met een half miljoen omhoog gaan. ONDERLINGE SAMENHANG. Het is duidelijk, dat het hier gaat om meer dan een gegoochel met cijfers in de zin van die een beetje meer, die een beetje minder. Bij dit alles valt er een sterke nadruk op de onderlinge afhan kelijkheid van alle gebieden waaruit onze nationale economie is opgebouwd. Het zal moeten blijken in hoeverre on ze regering in staat zal zijn dit geheel te leiden; een doel dat in theorie het beste is, is immers nog niet altijd be reikbaar; terwijl ook de toekomstige politieke verhoudingen in ons land het economische beeld mede zullen bepalen. Maar hoe het ook zijn zal: hoe beter de onderlinge samenhang van alle sectoren geregeld zal zijn, des te gezonder zal het hele gebouw van deze nationale economie gebouwd kunnen worden. Zo heeft ook de agrarische sector in dit geheel van belangen en krachten haar eigen onvervangbare plaats. Een te grote plaats van de ene sector, of een te kleine plaats van een andere zou het geheel wankel maken. Ook hier is evenwicht een noodzaak voor gezond heid! Er wordt U niets nieuws verteld, wanneer er gewezen wordt op de zeer grote wijzigingen, die er in het produk- tieproces opgetreden zijn, optreden en nog zullen optreden. WIJZIGINGEN IN DE LANDBOUW. Wat de landbouw betreft: U maakt allen dagelijks mee hoe groot de in vloed van de mechanisatie daar gewor den is en elk jaar opnieuw ziet U daar andere voorbeelden van. In Uw werk wordt U gesteund of kunt U gesteund worden door een staf van deskundige en vaak ook wetenschappelijk gevorm de medewerkers, of dit nu bodemonder zoek, boekhoudbureau, K. I. of markt analyse, verzekering of vruchtverbete ring betreft. Deze staf van U kan haar mededelingen en adviezen op vele mo derne wijzen aan U doorgeven: tele foon, radio, televisie, auto's, vermenig vuldig machines, films en projectie stroken en nog veel meer: het staat alles tot uw dienst om U uw plaats in de landbouw en daardoor de landbouw haar plaats in het grote geheel te laten innemen. De voeling die de landbouwer met zijn afnemer, met de markt, heeft, is ook zeer veel beter geworden, dan in het verleden. Daarenboven zijn er door de be waringsmethoden mogelijkheden ge komen om de markt beter te beheersen dan in het verleden mogelijk was. K. (Wordt vervolgd.) Binnenkort zal in Den Haag het eer ste van een honderdtal smalfilm-thea ters worden geopend door een organi satie die los staat van de Ned. Bioscoop bond. Er kan op een normaal groot doek geprojecteerd worden. Vooral voor het platteland kan de zoveel goed kopere en eenvoudigere smalfilm van groot belang worden. Volgens het orgaan van de K. N. T. V. worden in Nederland minstens 25.000 muziekliefhebbers in muziekgezelschap pen door ondeskundige dilettant-diri genten geleid. (Meer dan 500 dirigen ten voor minstens 1000 gezelschappen.); Hoewel er geld beschikbaar is voor de opleiding van koordirigenten, blijven de. kandidaten weg. In „Unsere Jugend" (8-1956) wordt aan de hand van zorgvuldig gecontro leerde cijfers met diepe verontrusting gesproken over de sterke toeneming van de jeugdmisdadigheid in W. Euro pa en de Verenigde Staten (van 17 tot 20 per jaar). Men verwacht dat de „verwildering en wreedheid" onder le jeugd nog eerder toe dan af zullen nemen. Ér zitten in elke klas van de lagere school 37 kinderen met lees-, schrijf- of rekenstoornissen. Omdat die kinderen natuurlijk niet met het tempo van de klas meekunnen, kwamen ze soms op een debielen school terecht, waar ze beslist niet thuis hoorden. De gemeente Haarlem (op onderwijs gebied altijd erg actief) heeft nu een autobus tot verplaatsbare kliniek om gebouwd, waarin aan zulke kinderen aanvullend onderwijs gegeven wordt door een speciale onderwijzer. Jaarlijks kunnen op die manier een 100-tal kin deren worden geholpen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1956 | | pagina 13