HET EIGEN RISICO BIJ DE BRANDVERZEKERING
Maatregelen gewenst
UITBREIDINGSPLANNEN
PRAKTISCHE MOGELIJKHEDEN
van verhindering van overproduktie
VAN GROENTEN EN FRUIT
ZATERDAG 17 NOVEMBER 1956
Wanneer er ergens sprake is van een geweldige
concunsntiestrijd, dan moet zeker het verzeke-
ringsberVvijf genoemd worden. Voor verschillende
verzekeVingsbranches zijn in de loop der jaren wel
onderlinge afspraken gemaakt omtrent premie
tarieven enz., doch dan wordt de concurrentie
weer in bepaalde gunstiger of ogenschijnlijk gun
stiger voorwaarden gezocht.
Nu kan concurrentie op zichzelf zeer gezond
zijn. Het houdt de gemoederen in beweging, waar
uit weer allerlei nieuwe ideeën voortspruiten. Een
felle concurrentiestrijd kan echter ook tot gevolg
hebben, dat men ongezonde dingen gaat doen.
Zulks doet zich bijv. voor in de brandverzekerings-
dient zo groot mogelijk te zijn. Dit nu is niet het
Bij nadere bestudering blijkt er een behoorlijk
verschil in premietarieven tussen de diverse on-
derlingen- en vaste premiemaatschappijen te be
staan. Meestal moet dan als tegenhanger van het
premieverschil de coulance bij de schaderegeling
e.d. de doorslag geven. Vooral bij het afwikkelen
van kleine schaden (zgn. bagatelschade) is men zeer
coulant. Was er destijds al een eigen risico voor
de verzekerde, dan is dit er in de laatste jaren
wel afgegaan, omdat de concurrent immers ook
iedere kleine schade tot de laatste cent uitbetaalt.
Over deze kwestie lazen wij één dezer dagen
een interessant artikel in het Mededelingenblad
Reeds thans kan worden medegedeeld, dat de
Algemene Vergadering van de Z. L. M. op maandag
17 december te Middelburg zal worden gehouden.
Naast de altijd belangwekkende openingsrede van
de Algemeen Voorzitter, de heer Ir. M. A. Geuze,
wordt, na afhandeling van de huishoudelijke aan
gelegenheden, een discussieforum gehouden. Hierin
lal naast enige leden van het Dagelijks Bestuur
onder leiding van de Vice-Voorzitter, de heer P. J.
J. Dekker, zitting hebben de heer H. D. Louwes,
Voorzitter van het Landbouwschap, van het Cen
traal Bureau en van de Nationale Coöperatieve
Raad en tevens, evenals de heer Geuze, lid van de
Eerste Kamer. Naast de behandeling van enkele
actuele problemen zullen ook vragen uit de zaal
beantwoord worden.
van de Federatie van Onderlinge Brandwaarborg-
mijen. In dit artikel wordt o.m. betoogd, dat de
brandverzekeraars in hun concurrentiestrijd tegen
elkaar zijn gaan opbieden in vrijgevigheid en in
tussen met het euvel van de bagatelschaden zijn
komen te zitten.
In een brochure onder de titel „eigen risico",
komt de schrijver, H. v. Barneveld, na een nauw
keurig onderzoek tot de conclusie, dat voor het
behandelen van eenvoudige kleine schaden, ge
middeld ongeveer f 8,65 kosten worden gemaakt.
In tal van gevallen zal de schade-uitkering lager
zijn dan de gemaakte onkosten. Wanneer men dan
bedenkt, dat volgens berekeningen ruim 75 van
de schadegevallen in de brandverzekeringssector
betrekking hebben op schade beneden f 25,dan
krijgt men een indruk welk een bedrag er aan
premie eigenlijk zomaar verloren gaat.
In bedoeld artikel van de F.O.B. wordt o.i. dan
ook terecht opgemerkt, dat de gelden, benodigd
om het verzekeringsbedrijf naar behoren te laten
functioneren, uiteindelijk door de verzekerden
bijeen moeten worden gebracht. Dit is gelijk of
het nu een onderlinge dan wel een vaste premie
maatschappij betreft. Het nut van de verzekering
en dat is voor ons veel belangrijker wordt
geval, indien schade-uitkeringen van f 5,en
f2,50 aan de orde van de dag zijn. De kosten
overtreffen in deze gevallen het nut aanzienlijk,
wat noch in het belang is van de verzekerden,
noch in het belang van de verzekeraar. Immers,
het is stellig niet in het belang van de verzeker
den, wanneer het percentage van de premie dat
aan kosten weggaat, hoger wordt dan nuttig en
nodig is. Het is evenmin in het belang van de
branÖverzekeraar als het kostenpercentage stijgt
tengevolge van de bagatelschaden. Daarmede wordt
immers het gestelde doel voorbijgeschoten. De
brandverzekeraars moeten zich ten doel stellen, en
zij doen dit vrijwel zonder uitzondering, om hen
die een bepaalde schade lijden, schadeloos te stel
len, voorzover de schade door de verzekerden
moeilijk of in het geheel niet te dragen zou zijn.
M^t dit doel voor ogen werden de verzekerings
maatschappijen in het leven geroepen en stellig
niet met het doel om leverancier en gros te wor
den van jassen, broeken, theedoeken, nylonkousen
enzovoorts.
Het is duidelijk dat het invoeren van een zeker
eigen risico specia'al bij de brandverzekering van
roerende goederen, heilzaam zou werken en dat
het euvel van de bagatelschaden daardoor spoedig
tot het verleden zou behoren. Ondanks de hevige
concurrentie zou het een daad van wijs beleid zijn
om algemeen een verplicht eigen risico in te voeren.
De Vereniging van Brandassuradeuren in Ne
derland heeft zich inmiddels tot haar leden ge
wend met het idee om een eigen risico van f 25,—
in te voeren voor brandverzekeringen, betrekking
hebbend op inboedels.
Of dit idee een gunstig onthaal zal vinden bij
alle brandassuradeuren, moet worden afgev/acht.
Persoonlijk zijn wij een groot voorstander van
het invoeren van een eigen risico.
In de eerste plaats kunnen hiermede onnodige
kosten worden vermeden en in de tweede plaats
de verzekerde tot de uiterste voorzichtigheid met
brandbaar materiaal aangespoord, omdat hij er
dan meer financieel belang bij heeft. Hoeveel
brandschaden zijn nl. niet te wijten aan onvoor
zichtigheid De enige goed functionerende rem
is zelf een aandeel in de schade te laten dragen.
Bovendien zal de verzekerde in het algemeen
er voordeel bij hebben, omdat naar onze mening
het invoeren van een eigen risico tot gevolg moet
hebben, dat de premie omlaag gaat.
Het wordt o.i. tijd, dat, afgezien wat er lande
lijk gebeurt, de Zeeuwse brandwaarborgmijen zich
op dit punt gaan beraden. Bang voor concurrentie
moet men beslist niet zijn.
Wel kunnen wij als Zeeuwen het goede voor
beeld geven. de L.
Kattendijke.
Vanaf 2 t/m 15 noverAber 1956 ligt ter gemeente
secretarie voor een ieder ter inzage het bij raads
besluit vastgestelde plan tot herziening van het
plan van uitbreiding in onderdelen voor de kom
Wilhelminadorp.
Gedurende zes weken na afloop van genoemde
termijn kunnen belanghebbenden die zich met be
zwaren tot de gemeenteraad hebben gewend be
zwaren indienen bij Gedeputeerde Staten.
Ziedaar een foestaanskwestie voor
onze tuinbouw geformuleerd en in
dien tot een oplossing gebracht elke
groente- en fruitteler aangaand. Een
onderwerp van deze strekking werd
in de 6e Commissie van het CEA-con-
gres te Scheveningen behandeld door
de Nederlander Dr Mathot, Voorzit
ter van het Produktschap voor Groen
ten en Fruit. Zijn verhandeling bracht
het nog niet tot een resolutie, wat
hem weinig bevrediging zal hebben
geschonken. Aan de andere kant
weet hij uit de praktijk van de Bene
lux wel dat het juist op dit gebied niet
zo eenvoudig is tot directe resultaten
te komen. Zonder resultaat zal deze
eerste poging op langere termijn o.i.
ook niet behoeven te blijven. De aan
bevolen maatregelen moeten nog wat
in de geesten rijpen. De ideeën gaan
uit van gezonde beginselen, t.w
a) de periodieke en plaatselijk op
tredende overbelastingen van
markten met groenten en fruit
moeten zo mogelijk door inter
nationale samenwerking verhin
derd worden;
b) er moet nationaal naar gestreefd
worden produktieuitbreiding,
waarvoor geen redelijke afzet-
voórwaarden aanwezig, te voor
komen of te beperken.
c) onverwachte, in een land optre
dende overproduktie moet men
niet zonder mee^op andere lan
den proberen af te wentelen, maar
liever gezamenlijk trachten tot
bestemming te brengen.
d) stel overal een produktiekadaster
in.
We mogen aannemen dat de CEA-
Tuinbouw Commissie zich nader op
de discussieresultaten van het onder
werp van Dr Mathot zal beraden en
dat we derhalve ook mogen schrijven:
„Zij die geloven haasten niet".
Overigens kwam men wel degelijk
tot een evenzo degelijke resolutie
naar aanleiding van het referaat van
Dr. R. Hartmann (Zwitserland) over
„De produktie en het verbruik van
vruchten, de economische betekenis
voor Europa".
De wereldproduktie van de voor
naamste frpitsoorten (tafelappels en
-peren, sinaasappelen, grape fruit,
bananen en citroenen) was in 1953
met gemiddeld 30 vermeerderd
t.o.v. de vooroorlogse jaren 1934/38.
In Europa bedroeg dit cijfer zelfs
50
De produktie van appels is bijzonder
sterk uitgebreid in Europa. Wanneer
men het vooroorlogse produktiecijfer
op 100 stelt, bedraagt het in 1954/'55
voor Italië 318, Nederland 540, Dene
marken 356 en Engeland 289. De pro
duktie van peren is eveneens sterk
toegenomen, vooral in Nederland
(359) en België (434).
Deze toenemingen zijn niet alleen
een gevolg van grotere aanplanten
maar tevens van technische vooruit
gang. West-Duitsland is de grootste
producent van hard fruit op ons con
tinent, Italië de tweede.
Fruit is tegenwoordig een belang
rijk onderdeel geworden van de inter
nationale handel. De export van
groenten en fruit beslaat 12
van de wereldhandel in levensmidde
len of 2 van de gehele wereldex
port. Het deel dat fruit en groente in
neemt bij de importen van levensmid
delen is zonder twijfel 15
Fruit neemt bij benadering 8 a 10
in van de totaalimport aan levens
middelen in Europa; het exportdeel
is een weinig lager. De toeneming van
de appelexport in Europa is het
hoogst bij Italië en Nederland.
Export
1934/38 1948/50 1953
(duizenden metr. ton)
Italië 37,7 81,2 193,2
Nederland 10,3 62,2 113,9
De grootste producent van appels is
Europa is Duitsland, een land, dat te
vens nog tot de grootste importlanden
gerekend moet worden.
De consumptie van vruchten in de
verschillende Europese landen loopt
zeer uiteen. Uit de importcijfers zijn
te dien aanzien o.a. volgende conclu
sies te trekken.
Import per hoofd van de bevolking
in 1953 in kilogrammen
bananen
appels
sinaasappels
België-Lux.
4,8
12,6
0,7
Frankrijk
5,8
13,1
0,7
Duitsland
1,7
6,1
3,5
Zweden
5,9
12,7
4,7
Zwitserland
3,5
12,0
3,1
Engeland
5.2
8,4
2,4
Nederland
2,3
9,0
0.4
Bij de totaalimport van vruchten
per jaar staat Zwitserland met 36.8
kg per hoofd als gemiddelde van 1950/
1953 bovenaan; daarop volgen Enge
land met 28,8 kg en Zweden met 28,2
kg, Frankrijk met 24,9 kg, BelgiëLu
xemburg met 20,3 kg enz., terwijl De
nemarken met 3,8 kg en Portugal met
0,5 kg de rij sluiten.
Een statistiek van de Ö.E.E.C. geeft
voor het totaalverbruik (dus binnen
lands buitenlands) aan fruit per
land volgende gegevens:
Voor
1947/
1952/
1953/
de
oorlog
1948
1953
1954
in kg
Griekenland
57,1
50,2
84,7
97,3
Zwitserland
86,4
92,8
90,5
90,0
Turkije
71,5
50,4
87,7
88,0
België-Lux.
30.0
62,7
81.8
83,2
Italië
45,1
49,8
74,9
74,9
Duitsland
43,7
30,0
71,3
69.8
U.S.A.
67,4
68,1
54,9
54,0
Denemarken
32.8
29,8
59,7
53,1
Nederland
42,9
55,6
60,4
49,2
Engeland
46.4
43,6
41,8
44,5
Frankrijk
32,8
31,5
49,0
44,3
Ierland
19,8
20,1
25,8
25,1
Noorwegen
33,1
20.8
47,4
38,3
We zien dus in de eerste plaats een
grote toeneming van het verbruik
vergeleken bij vóór de oorlog. Maar
deze toeneming gaat ook in de laat
ste jaren nog steeds verder. De wel
varendste landen tonen deze stijging
in 't bijzonder, maar verder ook voor
al de zuidelijke landen waar de pro
duktie groot en goedkoop is, en vruch
ten een billijk voedsel vertegenwoor
digen.
Er blijkt een geweldige variatie in
't verbruik van fruit per land. Neder
land neemt daarbij maar een zeer
matige positie in. Onlangs is ons ook
al voorgehouden wat een slecht fi
guur wij als groot producent van to
maten, speciaal bij de tomatencon-
sumptie per hoofd van de bevolking,
sloegen.
De Commissie ten slotte wijst op
het belang van bevordering van de
kwaliteitscontrole, de normalisering
van de verpakkingen, de verbetering
van de transportmogelijkheden, als
mede de rationalisatie vari de distri
butie en het intensiveren van de uit
wisseling van informatie over markt
en oogstsituatie in de verschillende
landen. Ze huldigt daarbij de opvat
ting, dat bij al dit onderzoek de pro
blemen van de samenstelling der pro-
duktiekosten, de totstandkoming van
de producentenprijzen, de verhoudin
gen tussen producentenprijzen en de
tailprijzen, het uitschakelen van spe
culaties op de internationale fruit
markten en een betere informatie over
de oogsten, beter in ogenschouw ge
nomen dienen te worden. G.