<10 aar moet dit heen? Bestuursleden-conferentie van de L.J.G. en Z.P.M. ZATERDAG 10 NOVEMBER 1956 687 Wanneer men wekelijks de pagina in het Zeeuws Landbouwblad op slaat, waar men het orgaan van de Land bouw Jongeren Gemeenschap vindt, en waar ze hun artikelen plegen te schrij ven, dan vraagt schrijver dezes zich wel eens af: wat leeft er op het ogen blik onder hen? Voor hen die de statuten van de ver eniging nog nooit hebben gelezen, en er misschien ook geen interesse voor hadden, haal ik even (hopende ten over vloede) artikel 3 aan: Het Doel en Streven van de organi satie is: le. ontwikkeling en vorming van de plattelandsjongeren, voor zover sa menwerking mogelijk blijkt, op maatschappelijk, cultureel, sociaal- economisch, vaktechnisch en licha melijk gebied, hen daarbij mede voorbereidend op de hun wachten de taak in gezin, beroep, organisa tie en maatschappij; 2e. daarnaast streven naar een goede verhouding tussen enkeling en ge meenschap door de eerbied voor do menselijke persoonlijkheid en de dienstbaarheid aan de gemeenéchap in goede harmonie te versterken; 3e. het bevorderen van de liefde voor de natuur en het boerenbedrijf, als mede voor eigen gewest, land en nationale gemeenschap; 4e. verdieping van de geest der platte landsjongeren om zodoende te ko men tot geestelijke vrijheid en een zelf bewuste karaktervolle platte landsbevolking en tevens tot in standhouding van de eigenschappen van het plattelandskarakter; 5e. opwekking tot godsdienstige en ze- delijk-geestelijke vorming der plat telandjongeren en in de milieus van gezin, school en kerk met haar eigen organisaties, teneinde daar door ook te komen tot versterking van het normbesef; 6e. het medewerken aan het scheppen van juiste verhoudingen tussen alle delen van de plattelandsgemeen schap, door het bevorderen van een goede gemeenschapsgeest, gedragen door sociale gerechtigheid, in ge bondenheid aan het Nederlandse volk. Bekijk de le noot eens aandachtig „de ontwikkeling en vorming op maat schappelijk, cultureel, sociaal-econo misch, vaktechnisch en lichamelijk ge bied", een terrein dus, waarop de Land bouw Jongeren zich dienen te bevin den. Wij behoren eendrachtig naar boven gesteld doel te streven, m.a.w. op de vergadering zit b.v. de zoon van een kunnen voorleggen voor een winterpro- gramma. Misschien ten overvloede: het gaat er natuurlijk niet om, dat het Hoofd bestuur de afdelingen een winterpro- gramma toezendt. De samenstelling daarvan is immers de taak van de afde lingsbesturen. Het Hoofdbestuur wil de afdelingen echter wel een behoorlijk aantal mogelijkheden noemen, waaruit dan een keus kan worden gedaan. Wil men dan nog verdere hulp bij de uitwer king of wil men eens iets hebben dat nu toevallig niet op die lijst staat, dan kan ook daar desgewenst hulp bij worden geboden. In al deze dingen speelt natuurlijk ook de gedachte mee, dat de afdelingen en streken van eikaars ervaringen kun nen profiteren. Misschien zal het zelfs mogelijk zijn om, bijvoorbeeld een goede film te laten circuleren, zonder hoge kosten voor de vaak krappe kassen. Enfin, U gaat meer horen van al de ze dingen; één van de plannen die er bestaan om tot ons doel te komen (Art. 3 Statuten): "Ontwikkeling en vorming van de plattelandsjongerenhen daarbij me de voorbereidend op de hun wachtende taak in gezin, beroep, organisatie en maatschappij"! DISCUSSIEG ROEPENWERK. Het hoofdbestuur verzoekt alle afde- lings- of streekbestuursleden het hoofd bestuur alle nota's, bestellingen en kwi tanties die verband houden met de aan schaf van de discussieboekjes van de P. J. G. N. aan het prov. secretariaat op te willen zenden! kleine boer naast een zoon van een grote landbouwer en gezamenlijk be spreken zij de problemen die in de af deling leven. Het zou ideaal zijn, als het zo was, veelal is het echter een machtsvertoon die op de voorgrond treedt. Wat is uiteindelijk overgebleven uit artikel 3, wanneer men al de daarin gestelde dingen eens toetst aan het da gelijkse gebeuren? Het is duidelijk en zeer zeker goed te begrijpen, dat men na het dagelijkse werk dat in een hoog tempo langs ons heen vliedt lichame lijke rust nodig heeft. Maar wanneer er een werkweek voor bij is, is het dan nodig, niet tot bezin ning te komen, maar zich zonder meer te storten in het uitgaansleven, op een manier die niet verantwoord is (de goede niet te na gesproken) De Gemeenschap van Landbouw Jon geren in Zeeland hebben enkele cen trale plaatsen van bijeenkomst en ver maak, dat wekelijks „gevierd" wordt, we hoeven hierbij alleen maar te den ken aan b.v. Middelburg, Goes, Terneu- zen en (voor N. Zeeland) Steenbergen. In bovenstaande plaatsen kan men hen ontmoeten; ze rijden er in auto's en op motoren heen! En wanneer men dan met (nogmaals de goede niet te na gesproken) de Land bouw Jongeren eens een persoonlijk gesprek aanknoopt, b.v. een landbouw- technisch onderwerp aansnijdt, dat be trekking heeft op het ouderlijk bedrijf, dan komt men tot de ontdekking dat ze bij zeer vele dingen nog nooit stil hebben gestaan, terwijl ze toch een goede landbouwkundige onderwijsinstel ling bezocht hebben. Wanneer men zich bovenstaande realiseert wordt men ondanks, alles pes simistisch, wat betreft datgene, dat de landbouwjongeren zich krachtens hun statuten ten doel hebben gesteld. Ja heus we weten het, wanneer je een hele week geploeterd hebt dan wil je wel eens iets anders, dan een oplos sing vinden voor al die moeilijke vraag stukken, die zich in het leven voor doen, maar toch is het mijns inziens noodzakelijk zich te bezinnen en aan al die problemen eens aandacht te schenken, niet alles over de rug van een ander heen laten gaan, maar abso luut gevoel tonen. Dit is volgens mij beter, dan die „ont spanningsoorden" te bezoeken, want daar verdiept men de geest niet, daar l§eft men niet, maar men wordt ge leefd! Landbouw Jongeren van Zeeland be zint U en bereidt U voor op de taak die U wacht, in het bedrijf, de organi satie, de maatschappij, deze vereist evenwichtige en wel doordachte men sen. Weest op Uw hoede, let op Uw zaak, en laat U niet meeslepen in dit te snelle leven. J. M. M. NASCHRIFT. Bovenstaand stukje werd ter redac tie als ingezonden stuk ontvangen en wordt als zodanig heden geplaatst. Hoewel wij ons voor kunnen stellen, dat er op een aantal punten die erin genoemd worden wel een wederwoord mogelijk is, stemt het toch tot verheu genis, dat er zulke stukjes komen. In de eerste plaats immers moet de Bos- renjeugd worden tot de wekelijkse ont moeting van de L.J.G. van geheel Zee land. Het moet een levend orgaan zijn, waarin de leden zich vrij kunnen uit drukken over zaken die hen aangaan. Daarom zijn spontane artikelen en even spontane reacties zo waardevol! Gebeurt dit alles in de goede geest, dan ft er geen gevaar voor kwetsen van gevoelens enz. En een goede geest mag wel aangenomen worden van de leden van onze gemeenschap. Daarom is het altijd prettig, wanneer er reacties komen op dingen die in de Boerenjeugd verschijnen. Een Frans spreekwoord zegt, dat uit de botsing van ideeën het licht ontspringt. En zo is het inderdaad. Wanneer twee het oneens zijn is er niets zo verhelderend als het praten over het verschil van mening, waarbij echter een aantal spelregels in acht moeten worden genomen: le. Kruip in de huid van de ander. Kijk door zijn bril. Vraag U af hoe hij tot z'n standpunt kwam. 2e. Wees fair. Geen persoonlijke ge voeligheden laten meespreken. 3e. Schrijf beknopt. Kijk van tevoren wat zeggen wilt en baken de weg naar het doel af. 4e. Wees vriendelijk. Zo wint U men sen voor Uw standpunt. Men vangt meer vliegen met een druppel stroop dan met een vat azijn. 5e. Zoek het goede in het betoog van Uw tegenstander. Ga zoveel moge lijk daar van uit. 6e. Wees zelf overtuigd van wat U schrijft. Dit lijkt een overbodige raad. 7e. Val Uw eigen betoog aan. Zet de bril van Uw tegenstander op Uw eigen neus. Dat is de beste manier om zwakke plaatsen te ontdekken. 8e. Laat het nalezen. Handhaaf Uw eigen zienswijze, wanneer U meent dat te moeten doen, maar onderga kritiek voor U het plaatst, vooral wanneer U aan de juistheid van Uw betoog zoudt twijfelen. Er zouden nog wel meer spelregels te maken zijn, maar als alle boven staande in de praktijk worden gebracht zult U er versteld van staan, hoeveel onderwerpen in de Boerenjeugd door de leden op levende, plezierige en deskun dige wijze kunnen worden behandeld. Grijp Uw pen en schrijf! van Oost- en West Zeeuws-Vlaanderen Op donderdag 25 oktober j.l. werd door de besturen van de afdelingen L.J.G. en Z.P.M. uit Oost en West Zeeuws-Vlaanderen een bestuursleden- conferentie gehouden, als sluitstuk van de gehouden discussie-avonden. Het geheel was georganiseerd door het hoofdbestuurslid Verkruisse, die zeer zeker eer heeft ingelegd met zijn werk. In de twee voorafgaande weken was in West, onder leiding van de heer Roest, directeur van de Rijkslandbouw- winterschool in Schoondijke, gediscus sieerd over het onderwerp: „Het plat teland in de samenleving", terwijl ver scheidene afdelingen in Oost dit onder werp onder leiding van een voorzitter of voorzitster behandeld hadden. Op de gezamenlijke conferentie zou dit onder werp nog eens na-behandeld worden. De voorzitter, incasu de heer Ver kruisse, opende de bijeenkomst met een woord van welkom aan de aanwezigen en een speciaal welkom voor de heren Roest, leider van de discussies in West, Lemaire, toneeladviseur in Zeeland, Westerhuis, adjunct-secretaris van de P.J.G.N., mejuffrouw De Mul, hoofdbe stuurslid van de L.J.G., de heren Van Iwaarden en Murre, .resp. streekvoor- zitter van West en Oost, en de heer Maljaars, die zo vriendelijk was een film te willen draaien. Eigenlijk geleidelijk aan ontstond een gesprek over het voor en tegen van discussie-groepen. Er werd aangevoerd, dat de belangstelling onder de leden zo gering was, maar de heer Westerhuis bracht hiertegen in, dat iets nieuws al tijd geleidelijk aan moet gaan. Hij be toogde, dat men moet beginnen met een vaste kern, desnoods alleen het bestuur, en vandaar uit verder gaan. Langza merhand zal dan de belangstelling voor deze vorm van vergaderen gewekt wor den, en zullen meer leden eens komen en zich gaan interesseren. Dit is geen kwestie van één of twee jaar, nee, hier zijn wel tien jaar mee gemoeid of mis schien nog wel meer, maar komen doet het, daar was de heer Westerhuis van overtuigd. En als de tegenwoordige be stuursleden uit de vereniging gaan, om wat voor reden dan ook, is er toch al tijd weer iemand bereid, met enthou siasme op dit werk voort te gaan. De heer Westerhuis legde er vooral de nadruk op, niet met te grote groe pen te gaan discussiëren. 712 perso nen is genoeg. Een volgende bezwaar dat uit de ver gadering naar voren kwam, was, dat de scholen in Nederland eigenlijk een overdaad aan overbodige kennis doce ren. Dit was het terrein van de heer Roest. Hij gaf toe, dat inderdaad dit een euvel is van het Nederlandse onder wijs, maar dat daar te zijner tijd toch wel verandering in zou komen. Aan het eind van de discussie vroeg de voorzitter, de heer Lemaire, hier eens zijn mening over uit te spreken. Deze zei met verwondering en waar dering te hebben geluisterd, naar het geen in het midden was gebracht. Hij had niet kunnen dromen, dat de platte- landsjeugd, zich zo intensief met deze problemen bezig hield. Hij vond het een verheugend verschijnsel, en sprak de verzekering uit, dat de „jeugd van te genwoordig", ondanks rock and roll, en andere uitwassen, toch lang niet zo verdorven is als velen het willen doen voorkomen. Het feit, dat de jeugd weinig waar dering heeft voor de voordelen en het comfort, dat onze tijd biedt, was, vol gens de heer Lemaire, geen ondank baarheid, maar slechts een gewoon-zyn- aan deze dingen; het eenvoudig niet anders kennen. We staan op de drem pel van een nieuwe wereld en het is vooral voor de jeugd, die de vaste grond van de oude wereld niet meer of slechts weinig gekend heeft, moeilijk haar hou ding in deze nieuwe wereld te zoeken en te bepalen. Hierna kwam de heer Roest nog even aan het woord voor een korte conclusie. Hy zei het met de heer Le maire eens te zijn, dat het met die ver dorvenheid van de jeugd nog al mee valt, zeker op het platteland. Een moei lijkheid, waar vooral de landbouwjon geren mee te kampen hebben, is de re- volutionnaire ontwikkeling van de me chanisatie. Het gaat allemaal zo ver bijsterend snel, dat wij het bijna niet kunnen bijhouden. Hierna volgde een korte pauze, waar nog eens, in groepjes het zojuist ge hoorde werd besproken. Direct na de pauze hield de heer Le maire een interessante lezing over het ontstaan en de ontwikkeling van de dramatische kunst. Hiervoor moeten we terug tot ongeveer 600 jaar voor Chris tus, toen in Griekenland uit de rituele zangen en ryen, die als dank aan Je God van de oogst werden gezongen, een eerste, zij het primitieve, dialoog ontstond, die zich van lieverlede uit breidde en ontwikkelde in de bekende Griekse drama's. Daarna doorliep de heer Lemaire in korte bewoordingen de verschillende tijdvakken van de dramatische kunst. Hij stond even langer stil by het natu ralistische tijdvak, in de 19e eeuw, om dat dit tijdvak immers de directe voor loper is van de hedendaagse realisti sche toneelkunst. Voorts gaf hij een onderscheid tussen de begrippen dillet- tantisme, amateurisme en lekenspel. Dillettantisme is het klakkeloos na bootsen van de beroepsspeler, en dus van de drie het minst te waarderen. Bij lekenspel komt het erop neer, dat de speler iets van zijn eigen geloof op de luisteraar of toeschouwer probeert over te brengen, terwijl het amateuris me van de toneelkunst volgens de heer Lemaire het meest toe te juichen is, omdat de speler hier met de hem ten dienste staande middelen en het hem ten dienste staande bescheiden talent, probeert aan de figuren, beschreven in het toneelboekje, een eigen vorm te geven. Na deze lezing bestond gelegenheid tot vragen, waarvan dankbaar gebruik werd gemaakt, en waarna ook weer, om in stijl te blijven, een discussie ont stond. Als sluitstuk van de avond draaide de heer Maljaars een heel interessante film over de oesterteelt, waarin de toe schouwers duidelijk werd gemaakt, hoe de oesters zich ontwikkelen tot de door velen zo geliefde lekkernij. Aan het eind van de avond dankte de heer Verkruisse voor de medewerking, die allen, en in het byzonder de heren Lemaire, Westerhuis, Roest en Mal jaars, hem gegeven hadden om deze avonden, in 't byzonder de laatste, tot een succes te maken. Hij sprak de hoop uit, dat zyn initiatief in de toekomst vrucht zal mogen dragen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1956 | | pagina 7