Y Jongerenwerk en vrouwenorganisatie Het miljoenste zwartbonte kalf 683 GEREGISTREERD DE DROOGSTAND VAN DE MELKKOEIEN Bieek mat de s&ua. StMot r OP INTERNATIONAAL TERREIN a Na de reorganisatie van het Nederlandse Rund vee Stamboek in 1906 'werden met ingang van het jaar 1S07 voör elk veeslag afzonderlijk nieuwe num merseries voor de inschrijving van koeien en stie ren en de registratie van kalveren in gebruik geno men. Voor elke categorie werd met nummer 1 be gonnen. Op 1 november mocht het Nederlandsche Rund vee Stamboek het heugelijke feit boekstaven, dat het miljoenste kalf van het zwartbonte veeslag in het jongvee-register werd ingeschreven. Deze jeug dige miljonaire, luisterend naar de naam van Al- foertje 29 werd geboren op het bédrijf van het lid Een zekere tijd na het afkalven daalt, vooral door de invloed van het opnieuw drachtig worden, de dagelijkse melkgift. Een bepaalde tijd vóór het af kalven wordt de koe drooggezet. Deze droogstand is van grote betekenis. De melkklieren krijgen rust en herstellen zich voor de komende melkperiode. Het droogzetten wordt in de praktijk verschil lend toegepast. Sommige veehouders laten de die ren in één keer staan, terwijl anderen dergelijke koeien een bepaalde tijd één keer per dag melken en somis zelfs om de andere dag of met nog lan gere tussenpozen. In aansluiting hierop dient te worden vermeld, dat melk van koeien, welke is gewonnen van langer dan normale tussenpozen (2 x per dag), niet voor aflevering geschikt is. De beste methode van droogzetten is om de koe na één keer grondig uit te melken te laten staan. Het om de andere keer of met nog langere tussen pozen te melken vertraagt het opdrogingsproces. Door dit onregelmatig melken wordt de kans op het ontstaan van uierontstekingen vergroot. Bij koeien die moeilijk gaan droogstaan, door nog te hoge produktie of erfelijke eigenschappen, kan dit drogingsproces worden bevorderd door een re geling in de voeding toe te passen. Dergelijke die ren worden dan de waterrijke voedermiddelen, zoals bieten, koppen, aardappels, e.d. tijdelijk onthouden. Men moet hiermee dan reeds enige dagen vóór het droogzetten beginnen. In enkele moeilijke gevallen kan het nog wenselijk zijn de wateropname tijde lijk sterk te rantsoeneren. Vanouds wordt aangenomen dat de droogstand 8 weken moet duren. Het is thans wetenschappelijk vastgesteld, dat in de eerste 7 maanden van de dracht de vrucht zich slechts tot 30 van het ge boortegewicht ontwikkelt. In de laatste 8 weken van de dracht vindt 70 van de groei plaats; d.i. 28 kg bij een geboortegewicht van het kalf van 40 kg- In het begin van de nieuwe lactatieperiode wordt veel gevergd van het lichaam van de melkgevende koe door de gemiddeld hoge dagproduktie. Zelfs bij een doelmatige voeding vermindert veelal nog de conditie van de dieren. Uit het voorgaande moge blijken dat de tijd van 8 weken droogstand noodzakelijk is en dat in deze periode met de nog grote groei van de vrucht de voeding niet mag worden veronachtzaamd. Rekening houdend met het feit dat een goede conditie bij het afkalven de hoogte van. de pro duktie in de nieuwe lactatieperiode gunstig beïn vloed, dient in de droogstand-periode de lichaams conditie te worden verbeterd. De voeding van de droogstaande koe moet daarom gelijk zijn aan die van een koè die nog 10 kg per dag geeft. J. H. LANTINGA, Hoofd Ass. bij de Rijksveeteelt- en Zuivelvoorlichtingsdienst. Ed. Verburg te Noordgouwe. De vader van het kalf is Minke's Paul Sikkema (37948 S), de moeder Albert je 22 (33603S S). Als herinnering aan deze bijzondere gebeurtenis werd de fokker een ge schenk aangeboden, zoals wij vorige week reeds meldden. Het aantal van een miljoen geregistreerde zwar- bonte kalveren werd in bijna 50 jaar bereikt. Hieronder volgt een overzicht vanhet aantal registraties per jaar. Jaar Aantal Jaar Aantal Jaar Aantal kalveren kalveren kalveren 1907 145 1924 9.188 1941 20.600 1908 610 1925 8.843 1942 19.122 1909 910 1926 8.787 1943 21.471 1910 1.210 1927 8.794 1044 23.481 1911 1.530 1928 8.866 1945 24.226 1912 1.810 1929 8.890 1946 34.617 1913 2.230 1930 9.991 1947 31.705 1914 3.817 1931 10.677 1948 34.041 1915 4.879 1932 9.864 1949 40.680 1916 6.350 1933 9.905 1950 47.720 1917 8.332 1934 12.251 1951 50.930 1918 9.300 1935 13.563 1952 57.476 1919 10.744 1936 15.130 1953 65.234 1920 10.614 1937 17.200 1954 73.720 1921 11.231 1938 18.667 1955 79.510 1922 9.041 1939 18.796 tot nov. 1923 8.178 1940 17.092 1956 78.032 Bij nadere beschouwing van deze cijfers blijkt, dat de start maar zeer matig was, n.l. 145 kalveren in 1907. De ingrijpende reorganisatie van het stamboek zal daaraan zeker niet vreemd zijn geweest. Men moest zich blijkbaar nog aanpassen aan de nieuwe richtlijnen, welke daarbij werden gegeven en welke voor verdere ontwikkeling van het istamboek van zo grote betekenis zijn geweest. Dat men daarvoor geen lange tijd nodig had blijkt o.a. wel daaruit, dat het aantal registraties in 1913 reeds toegenomen was tot 2.230 per jaar, hetgeen ruim het vijftien voud is van dat van 1907. Dan komen de jaren van de eerste wereldoorlog, waarin het aantal geregi streerde kalveren sterk stijgt. In het jaar 1919 is het aantal inschrijvingen voor het eerst meer dan 10.000. Lang zal dit echter niet duren. In 1922 trad een behoorlijke terugslag op, waarvan de oorzaak gezocht moet worden in een bestuursbesluit, waar bij bepaald werd, dat na 1 januari 1922 voor de inboeking van een kalf een bedrag van 1,50 be taald zou moeten worden. Voordien waren daar voor geen kosten verschuldigd. In 1931 werd het getal 10.000 weer een,s over schreden. In de twee daaropvolgende jaren duikt het daar weer onder. De algemene depressie, welke in volle gang was, oefende zijn invloed ook op de kalverregistratie uit. In oktober 1933 werd van overheidswege de teeltregeling voor rundvee inge voerd. Dat deze voor de geregistreerde fokkerij van gunstige betekenis is geweest, tonen de cijfers in de daarop volgende jaren van laagconjunctuur. In 1934 kwam het aantal geregistreerde kalveren weer boven de 10.000. En nu voor goed. Behoudens een enkele uitzondering blijf: het aantal ingeboekte kalveren toenemen. Een kleine teruggang bezorgt het eerste jaar van de wereldoorlog, terwijl 1942 het peil van zijn voorganger niet kan handhaven. De oorlogsjaren over het geheel genomen geven echter t.a.v. het aantal registraties een gunstig beeld te zien. Dat het aantal In 1947 geregistreerde volbloeden lager is dan dat van 1946 vloeit voort uit het feit, dat er in laatstgenoemd jaar, als gevolg van de achterstand in de werkzaamheden ten kantore van het N. R. S-, nog een aantal kalveren werden inge schreven, die reeds in 1945 waren geboren. Het cij fer voor 1945 is dus enigsizins gedrukt, dat van 1946 iets geflatteerd. Wanneer de in de hierboven afgedrukte tabel genoemde getallen m 5 opeenvolgende tijdvakken van 10 jaar worden gegroepeerd, dan geeft dit de volgende opstelling: Tijdvak Totaa' aantal kalveren in dat tijdvak 1907—1916 23.491 1917—1926 94.258 1927—1936 107.931 1937—1946 215.272 1947—nov. 1956 559.048 Totaal 3.000.000 In het laatste tijdvak van 10 jaar werden der halve meer dan een halfmiljoen zwartbonte kalve ren geregistreerd. De belangrijkste groei, welke het stamboek na 1945 heeft ondergaan, wordt hier door wel op duidelijke wijze gedemonstreerd. Nog op andere wijze kan deze worden aangetoond. Op grond van het aantal tot 1 november in 1956 inge schreven kalveren mag verwacht worden, dat het totale aantal registraties dit jaar in de buurt van de 90.000 zal komen te liggen. Uitgaande van dit aantal verwacht het N. R. S. het tweede miljoen na goed 11 jaar te bereiken, i.p.v. na 50 jaar, zoals nu het geval was. Blijft de toeneming van de regi stratie aanhouden, hetgeen in verband met het nog steeds stijgende ledental fn de lijn van de verwach ting ligt, dan zullen daarvoor naar alle waarschijn lijkheid geen 10 jaar nodig zijn. xxx Het bereiken van de miljoenste registratie gaf het dagelijks bestuur van het N. R. S. aanleiding te overwegen of de nummerserie al dan niet moest worden voortgezet. Óm praktische redenen besloot dit college weer me. 1 te beginnen. Om echter aan te duiden, dat het hier een tweede nummerserie betreft, werd tevens besloten de nieuwe nummers te doen voorafgaan door de letter A. I - .-it l (Advertentie.) De overname van de boerderij door de jongere generatie brengt heel wat moeilijkheden met zich. In een in het voorjaar gehouden bijeenkomst van de CEA-werkgroep voor de platte landsjongeren kwam deze kwestie al uitvoerig ter sprake. Op het CEA-congres te Schevenin- gen heeft de Belg H. Massaux daar aan nog uitvoerig aandacht geschon ken. De moeilijkheden bij de boerde rij-overname zijn vaak van dien aard, dat de jongeren het ouderlijk beroep vaarwel zeggen. Spr. stelde voorop, dat een afvloeiing van agrarische jon geren voor een deel noodzakelijk is Maar er moeten ook plaatsvervangers in de landbouw blijven. De vlucht van het platteland is vaak toe te schrijven aan de onmoge lijkheid het bedrijf bij de aanvang goed in te richten. Het ontbreekt vaak aan financiële middelen voor de aan schaffing van de nodige inventaris, veestapel enz. Ook al kunnen de ouders daaraan voor een deel tege moet komen, het neemt niet weg dat de jonge mensen vele jaren op zware lasten komen te zitten. Belastingfa ciliteiten zullen nodig zijn. Een goede landbouwpolitiek, activiteit van de coöperaties en een behoorlijke vak opleiding zijn bij dat alles gewenst. De jonge boer, die begint en opeens te maken krijgt met kwesties als pacht, krediet, boekhouding, de juiste aankoop van machines, sociale ver plichtingen enz., zal veel behoefte hebben aan advies, hulp en voorlich ting. Zijn (vak) organisaties kunnen hem daarbij behulpzaam zijn. Ook so ciaal-ethische kwesties vragen de aan dacht als: de taak van de boerin, de plattelandswoning enz. Deze laatste onderwerpen kwamen eveneens ter sprake, waarbij van Ita liaanse zijde vooral de taak der maat schappelijke en sociale diensten ten plattelande belicht werden, in het bij zonder ook voor zover het hygiëni sche voorzieningen betrof. De conclu sies op dit punt konden alleen maar zeer algemeen gehouden worden, om dat de toepassing van een en ander ïn de verschillende landen al te veel uiteenloopt. Men denke alleen maar aan organen als ons Groene Kruis, welke niet alleen op het platteland werkzaam zijn, om te begrijpen dat dergelijke zaken niet direct onder een West-Europese noemer te brengen zijn. De Presidente van de Zwitserse Bond van Plattelandsvrouwen leidde een onderwerp in, getiteld: „De mede werking van de vrouw in het land bouwcoöperatiewezen". Uitgaande o.m. van de stelling, dat een landbouwbedrijf een gemeen schappelijke onderneming is, waarin de vrouw een wezenlijke rol speelt, wordt de wens geuit, dat de vrouw meer bij alle bedrijvigheid van de aan- en verkoopcoöperatie, welke met haar bijzondere taak samenhangt, betrok ken zal worden en wel door advies- commissiies, uit vrouwen bestaande, in te stellen. De leiding daarvan moet in handen komen van bekwame personen, die in staat zijn 'betrekkingen tot stand te brengen tussen onderzoekinstitu ten, industrie, bouwbedrijf, handel en huisvrouwen, zodat de arbeidsmidde len aan de behoefte van het boeren- huishouden en plattelandsgezin kun nen worden aangepast. De coöperatie dient daarbij aan die machines en ap paraten, welke voor gemeenschappe lijk gebruik op dit terrein geschikt zijn, bijzondere aandacht te schenken. We zien hier dat de taak, die men zich stelt, voorwaar geen geringe is. Toch gaat op ons gebied gelukkig reeds de ontwikkeling in deze rich ting. Op het gebied van woninginrich ting en -bouw bewegen b.v. in de her- verkavelingsgebieden zich de maat schappelijke organisaties, terwijl de voorlichtsters in nauw contact staan met het instituut voor huisnoi dweten- schappen van Prof. Willinge Prins in Wageningen. Het gebruik van ge meenschappelijk gebruikte appara tuur vindt wel een van zijn beste voor beelden in de opmars momenteel van de diepvrieskluizen met name in Zeeuws-Vlaanderen, maar ook reed» daarbuiten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1956 | | pagina 3