eging, oogst en aflevering cérbieten ZATERDAG 2 0 OKTOBER 1956 645 rooien heel weinig bekendheid geniet. Tenslotte zij nog vermeld dat de rapporteur van de afdeling Domburg als antwoord op deze vraag zijn mening in de volgende zin weergeeft: „Waar het hardst wordt gewerkt komt men tot de beste resultaten". VRAAG 3 In hoeverre kan het verplegen van de suikerbieten nog verbeterd worden uit een oogpunt van een hogere suikeropbrengst per ha? De methoden van verpleging die aangegeven wor den ter verkrijging van een hogere suikeropbrengst zijn vele, waarbij op te merken is dat slechts twee afdelingen geen mogelijkheden zien om door ver pleging tot hogere suikeropbrengsten te komen. Door een paar afdelingen wordt er op gewezen dat men reeds in het najaar moet beginnen vol doende aandacht te besteden aan de grondbewer king. Het verdient aanbeveling, indien dit mogelijk is en de grond het toelaat, in de winter de grond reeds gelijk te trekken. Men dient te zorgen voor een fijn zaaibed, terwijl het zaad niet te diep mag vallen. Het op tijd zaaien, vroeg opeenzetten wordt door 14 afdelingen naar voren gebracht, om een voldoen de ontwikkeld gewas te krijgen. Vooral ook het op tijd opeenzetten is erg belangrijk, daar anders al spoedig schade ontstaat. Verder wordt er door 5 afdelingen speciaal op gewezen bij het opeenzetten er naar te streven de grootste planten te laten staan, waarop men bij vaste arbeiders wel enigszins invloed kan uitoefe nen volgens deze afdelingen. De afdeling Noord- welle vindt in dit verband wel erg belangrijk dat in de toekomst eens nader uitgezocht zou kunnen worden of bij gebruik van een dunmachine de op brengst verhoogd wordt door de selectieve werking van het dunnen (de zwakste plantjes worden het eerst verwijderd). Een 5-tal afdelinge noemt een ruimere rijaf stand belangrijk, terwijl door 6 afdelingen wordt gewezen op het veelvuldig schoffelen. Beide metho den worden aanbevolen voor een goede doorluchting van de grond, waardoor de stand beter wordt. Dat velen ervan overtuigd zijn dat het aantal planten per ha toch wel zeer belangrijk is, blijkt uit het feit dat 33 afdelingen met name hierop gewe zen hebben ter verkrijging van een volle stand en een voldoende hoog suikergehalte. Verder volgt uit de antwoorden van de afdelingen die het aantal planten per ha naar voren brengen wel zeer duidelijk dat men er van overtuigd is, dat een aantal van 70.000 a 75.000 per ha niet gemakke lijk te bereiken is. Opvallend is dat uit de beantwoording van deze vraag naar voren komt dat een te hoge stikstof bemesting als de hoofdoorzaak van het lage suiker gehalte wordt gezien. Er zijn n.l. 38 afdelingen of ruim 70 die er op wijzen dat de stikstofgift niet te hoog mag zijn. De rapporteur van de afdeling Zierikzee geeft het naar onze mening in de volgen de woorden goed weer: „Om een zo hoog mogelijke financiële opbrengst te verkrijgen is een bemesting pas dan verantwoord, wanneer de bestede kosten lager liggen dan de meer opbrengst in geld uitgedrukt. De hogere geldop'brengst is dus voorwaarde. For se bladontwikkeling geeft altijd geen aanwijzing voor een gunstig financiëel resultaat". Door sommige afdelingen wordt er in dit ver band nog op gewezen, dat ook aan de voorziening met de andere meststoffen voldoende aandacht be steed moet worden. Vooral wanneer de pH te laag is, zal voor suiker bieten bekalkt moeten worden. Enkelen vragen ~ich af of ook de bemesting met sporenelementen niet meer aandacht verdient. De rapporteurs van 10 afdelingen spreken als hun mening uit dat het ge ven van de stikstof direct voor of met het zaaien van de bieten het suikergehalte gunstig zal beïn vloeden, daar bij overbemesting dikwijls het risico van een te grootte bladontwikkeling en het niet tijdig afrijpen van het gewas zeer groot is. Als enige spreekt de afdeling Veere zich uit /oor het geven van de stikstof in drie keer. Tenslotte wordt nog in 10 rapporten op de moge lijkheid gewezen de bieten'met loof te lichten en ze daarna ongeveer een week te laten staan. Gebleken is dat in de periode waarin de bieten gelicht in de 'grond staan het gehalte nog toeneemt. VKAAG 4 Wat zijn naar Uw mening de mogelijk heden verbonden aan het sterker mechani seren van de suikerbietenoogst? Zoals uit de antwoorden blijkt zijn de meeste afdelingen wel overtuigd van de mogelijkheden van mechanisatie in 't algemeen. Maar wat men nu met deze mechanisatie kan bereiken werd door velen niet concreet aangegeven. 19 afdelingen menen dat door mechanisatie een aanmerkelijke arbeidsbesparing bereikt kan wor den. Sommigen die er van uitgaan dat het aantal arbeiders op de bedrijven steeds minder wordt, zien in deze mechanisatie een middel om dezelfde opper vlakte te blijven verbouwen. Anderen wijzen er op, dat men de seizoenarbeiders geheel of gedeeltelijk zal kunnen missen, terwijl tenslotte een 7-tal afde lingen mogelijkheden ziet om de teelt vab suiker bieten met behulp van machines uit te breiden. Slechts in 3 afdelingen wordt gewezen op de mogelijkheid om met behulp van machines het zwaardere en vuile werk te verminderen, waardoor het beroep van landarbeiders in aanzien zal stijgen. In de afdelingen met overwegend kleinbedrijf ziet men niet zoveel mogelijkheden in sterkere mecha nisatie. Opvallend is dat juist bij deze vraag door enkele afdelingen de mogelijkheid van het machinaal laden wordt genoemd als arbeidsbesparende factor, ter wijl bij vraag 2 niemand hierop de aandacht vestigt. De moeilijkheden heeft men zich blijkbaar beter voor ogen kunnen stellen, daar hierop dikwijls uitvoerige antwoorden worden gegeven. Begrijpe lijk is dat op het risico van slecht weer vooral bij het rooien door velen de aandacht wordt gevestigd. Er zijn dan ook 31 afdelingen die er op wijzen dat het bij nat weer in de herfst niet mogelijk is met de zware rooimachines nog goed werk te leveren, waar bij de afdeling St. Philipsland opmerkt, dat wanneer men zich eenmaal op machines heeft ingesteld de mogelijkheid om seizoenarbeiders aan te trekken in jaren dat de rooimachine niet kan werken, zeer gering is, terwijl dit zeer hoge kosten met zich zal meebrengen. Een gevolg hiervan is dat bij gunstig weer in voorraad gerooid zal worden en daar men aan de termijnleveringen gebonden is, kunnen bij lang durige stapeling aanmerkelijke suikerverliezen op treden. Een ander gevolg kan zijn dat de structuur van onze gronden bij nat weer zeer sterk te lijden zal krijgen, terwijl tevens het bietenloof minder minder waard wordt als veevoeder, tengevolge van bevuiling met grond. Dat de financiële consequenties van de steeds toe nemende mechanisatie door velen gevreesd worden, blijkt wel uit het feit dat in 26 rapporten op de hoge investeringen de aandacht gevestigd wordt. Men heeft vooral het oog op de grotere rooimachines die duur zijn, veel slijtage vertonen en daarom nog al wat onderhoud vragen. Terwijl tegenover een betrekkelijk korte periode waarin ze gebruikt wor den toch slechts een korte levensduur staat, in ver band met nieuwe vindingen. Verder zien 5 afdelingen als bezwaar van sterke mechanisatie de eisen die men aan het bedienend personeel moet stellen, terwijl vele arbeiders het landwerk vaarwel zeggen en goed geschoolde krachten schaars zijn. Tenslotte zijn een 6-tal afdelingen van mening dat de mechanisatie van de bieten-cultuur nog pas in het beginstadium verkeert, waardoor risico bestaat voor minder goed werken van deze" machines. VRAAG 5 Wat zijn naar Uw mening de mogelijk heden om verbetering aan te brengen in de aflevering van suikerbieten door de teler zonder dat hierdoor hogere kosten gemaakt moeten worden: De antwoorden op deze vraag lopen nogal sterk uiteen, wat ook wel te verwachten was, daar het in het ene gebied met de aflevering nu eenmaal beter zal lopen dan in het andere gebied. In 10 afdelingen ziet men geen mogelijkheden om verbeteringen aan te brengen. Opvallend is dat hieronder 5 afdelingen voorkomen die op zekere hoogte wel tevreden zijn over de gang van zaken bij de aflevering zoals deze momenteel is. Hieronder vinden we 4 afdelingen uit Walcheren. Begrijpelijk is dat het lange wachten op de los plaatsen de boeren het meest aanspreekt. Er zijn dan ook 19 rapporteurs die dit lange wachten met name noemen. De afdeling Brouwershaven zou de levering wil len concentreren, waarbij het machinaal lossen meer mogelijkheden biedt, terwijl daartegenover de afdelingen Terneuzen en Zaamslag verder zouden willen decentraliseren, waardoor minder ver gereden behoeft te worden en de wachturen beperkt kunnen worden. Een 6-tal afdelingen ziet een verbetering in het vervoer van de suikerbieten per auto rechtstreeks naar de fabriek, waarbij op valt dat 4 afdelingen uit Schouwen en Duiveland hierop wijzen. Daartegenover wordt in een ander rapport opgemerkt dat het vervoer met eigen trek ker goedkoper zal zijn dan per auto, omdat men dan maar één keer behoeft te laden. Met het oog op de lange wachttijden op de leve ringsplaatsen speelt de methode van lossen een grote rol; er zijn dan ook 7 afdelingen die het me chanisch lossen, aanbevelen, of gaarne zouden zien dat de los-capaciteit wordt uitgebreid. In dit ver band wijst één afdeling er op dat de verschillende fabrieken zoveel mogelijk zouden moeten samen werken, waarbij men gezamenlijk een goede losin- stallatie in bedrijf zou kunnen stellen. Ook het machinaal laden van de suikerbieten uit de hopen op het erf of aan de harde weg wordt door 3 afdelingen als een verbetering bij de afleve ring genoemd. De termijnlevering heeft de aandacht van vele afdelingen, waarbij blijkt dat men er veelal van overtuigd is dat de landbouwer zelf bij het leveren van zijn suikerbieten de nodige discipline moet to nen. Enkele afdelingen zoals Noordwelle en Krab- bendijke proberen een methode aan te geven, waar bij gecontroleerd kan worden of een bepaalde land bouwer niet meer dan het toegestane kwantum af levert. De afdelingen Waarde en Oostkapelle stellen voor om door het personeel van de verschillende fabrieken wekelijks een voorraadopname op het be drijf te doen plaats hebben. De laatstgenoemde af deling zou zelfs een boete willen toepassen, wan neer een teler meer levert dan het toegestr ~e kwan tum. Daartegenover is de afdeling Westkapelle van mening dat men de telers bij het leveren geheel vrij moet laten. Belangwekkend is een voorstel van 6 afdelingen om het aantal termijnen in te krimpen. De moti vering hiervoor vinden zij door vast te stellen dat men er naar streeft vóór 25 november alle suiker bieten gerooid te hebben, daar het weerrisico daar na zeer groot wordt. Wanneer men de suikerbieten daarna op het bedrijf moet opsiaan, heeft men dub bele kosten van opladen en kunnen belangrijke sui kerverliezen optreden. Het voorstel in deze rappor ten komt er dan ook op neer, het aantal termijnen met 2 te vermideren en de opslag-capaciteit bij de fabrieken te vergroten. Hierbij zou dan gebruik gemaakt moeten worde» van een koelsysteem of chemische middelen om suikerverliezen zoveel mo gelijk te voorkomen. Sommigen wijzen er op dat het goed zou zijn voor degenen die dan toch nog laat willen leveren een premie in te voeren. Ook het toepassen van een nog hogere premie dan tot nu toe gebruikelijk, voor de eerste leveringen wordt in enkele rapporten aanbe volen. De afdeling Schoondijke wenst deze grotere op slagruimte bij de fabriek speciaal met het oog op de toepassing van volautomatische rooimachines. Het voorstel van deze afdeling is bij mooi weer alle suikerbieten achter elkaar te rooien en direkt af te leveren, zodat men door uitschakeling van de binding aan de termijnleveringen het weerrisico zoveel mogelijk beperkt. In verband met deze snellere aflevering stelt de afdeling Rilland voor de capaciteit van de fabrieken te vergroten. Tenslotte noemen 5 afdelingen nog het probleem van de beschikbare transportmidde len, waarbij vooral aangedrongen wordt op meer scheepsruimte en meer wagons. Samenvatting 1. Voorkeur wordt er aangegeven het werk in de suikerbieten te laten doen door de vaste kern. Door het steeds inkrimpen van de vaste kern is men er echter van overtuigd, dat het inschake len van seizoenarbeiders niet te voorkomen zal zijn. Bij het opstellen van het bouwplan dient reke ning gehouden te worden met de beschikbare arbeidskrachten, om te voorkomen dat bij on gunstiger weer grote moeilijkheden ontstaan. 2. Om tot besparing van arbeidsuren te komen bij het handwerk, zal het aanbeveling verdienen de nodige aandacht te besteden aan het gebruik van de kopschoffel en bietentang, het in één be werking hakken en opeenzetten en het toepas sen van een ruimere rijafstand. Overwogen zou kunnen worden cursussen te organiseren in ar- beidsmethoden. Mechanisatie van de cultuur zal arbeidsbespa ring geven, hoewel de kostenbesparing gering of in 't geheel niet aanwezig zal zijn. Het gebruik van éénkiemigzaad, goede zaaimachines, dunma- chines, lichters, rooimachines en kopschoffels verdient overweging. De grote machines zijn voor kleinere bedrijven zeker niet rendabel en kunnen allen in combina tie of door een loonwerker aangeschaft worden. 3. Als mogelijkheden om het suikergehalte te ver hogen komen in de eerste plaats in aanmerking zorgen voor een voldoende aantal planten per ha en niet te veel stikstof strooien. TTerder ver dient het aanbeveling, de nodige aandacht te besteden aan de grondbewerking, het op tijd zaaien en opéénzetten, het uitkiezen van de grootste planten bij het opéénzeten, het toepas sen van een ruimere rijafstand en het nog enige tijd in de grond laten staan van gelichfe bieten. 4. De mogelijkheden verbonden aan het sterker mechaniseren ziet men in de eerste plaats in het handhaven of eventueel uitbreiden van de sui kerbietenteelt. Verder kan bij de oogst het zwaarste en vuilste werk door machines .worden overgenomen. Als remmende factoren bij de mechanisatie ziet men de zeer hoge investeringen en het risico van het weer, vooral bij het rooien. Tevens zul len de eisen die men aan het bedienend perso neel moet stellen hoog moeten zijn. 5. Het lange wachten op de losplaats moet zoveel mogelijk beperkt worden, waarvoor het nodig is dat de levering goed georganiseerd wordt, ieder zich aan de te leveren kwanta per termijn houdt en de lossing machinaal plaatsvindt. Het zou aanbevelii^g verdienen het aantal termijnen te beperken, waarbij het noodzakelijk zal zijn de opslagruimte bij de fabrieken uit te breiden. De rapporteur, C. P. J. VAN IWAARDEN.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1956 | | pagina 9