SANERING
door geheel <*\Oeót-J&uropa
ZATERDAG 2® OKTOBER 1956
tiger de volle aandacht te besteden aan de vele pro
blemen in het binnenland.
Het is niet nodig deze hier opnieuw op te sommen.
Het feit, dat het Landbouwschap vorige week aan
de bel van het regeringshuis trok om 350 miljoen
gulden los te branden, spreekt boekdelen.
Dat wij zo dringend de aandacht vragen voor de
binnenlandse vraagstukken vloeit mede voort uit
datgene, wat Minister Mansholt bij zijn ere-promo-
tie zeide. Hij stelde namelijk vast, dat de landbouw
in de komende jaren met twee hoofdproblemen zal
worden geconfronteerd. Nationaal met de verho
ging van de arbeidsproduktiviteit, omdat daardoor
de integratie van de landbouw in de nationale ge
meenschap moet worden verbeterd. Internationaal
met een betere en rechtvaardiger verdeling van de
wereldproduktie over de- wereldbevolking, omdat
slechts daardoor een betere internationale integra
tie kan worden bereikt.
Op het punt van de arbeidsproduktiviteit in de
landbouw hopen wij nog nader terug te komen. Wij
willen hier alleen maar signaleren. Hoewel wij nog
maals voorop stellen de internationale vraagstuk
ken van groot belang te achten, ook voor onze eigen
exportpositie, menen wij dat er voorlopig voldoen
de werk in eigen huis te verrichten is.
De zweep van Vondeling.
Een tweede reden voor ongerustheid over het toe
komstige landbouwbeleid, treffen wij aan in de
radiorede, die het socialistische Kamerlid Dr. Vonde
ling voor de VARA-microfoon hield. De voorzitter
van de Gelderse Maatschappij van Landbouw, de
heer Van der Ley, schreef hierover in het Gelders
Landbouwblad onder de veelzeggende titel „De
Zweep van Vondeling".
De heer v. d. Ley schreef, dat deze rede van Dr.
Vondeling in feite beschouwd kan worden als een
torpedo, afgevuurd op de voorstellen van het Land
bouwschap. Vondeling begon namelijk met te zeg
gen, dat deze voorstellen te laat kwamen, want er
was reeds een afspraak gemaakt door de mannen,
die hoogstwaarschijnlijk Minister zouden worden
en het nu ook geworden zijn over het te voeren
landbouwbeleid.
Dit akkoord komt hierop neer, dat voor de land
bouw ongeveer 220 miljoen extra zal worden uitge
trokken. Het verschil tussen de 350 miljoen van
het Landbouwschap en de 220 miljoen van de Minis
ters zal zeker zitten in een vergoeding voor de eige-
naarslasten.
Wij laten hieronder het laatste deel van het arti
kel van Van der Ley volgen; waarin hij over de
rede van de neer Vondeling zegt:
,,De critiek van deze radiospreker richtte zich
volgens een verslag in „Het Parool" voornamelijk
op de voorstellen van het Landbouwschap met be
trekking tot de eigenaarslasten. Ik (de heer v. d.
L.) citeer: „Het uitgangspunt, dat de berekeningen
van het Landbouwschap op de specifieke vervan
gingswaarde (werkelijke herbouwkosten) zal wor
den gebaseerd, betekent voor de eigenaar van de
grond een verdubbeling van inkomsten.
Hoe durft men. Dit voor te stellen in de huidige
omstandigheden is ondoordacht, ongemotiveerd en
onredelijk". De heer V. sprak er zijn teleurstelling
over uit, dat de organisaties van de landarbeiders
hiermee akkoord gegaan waren.
Maar hij troostte zich zelf en de luisteraars die
met hem ontsteld waren over de durf van het Land
bouwschap met de verzekering? dat hij er wel zeker
van is, dat de Partij van de Arbeid zich hier met
hand en tand tegen zal verzetten. Ook dit is be
vreemdend. Want er is geen durf en fantasie voor
nodig om te veronderstellen dat één van de organi
saties waarop het Landbouwschap steunt, de Alge
mene Ned. Landarb. Bond, zeer veel trouwe leden
telt van de P. v. d. A.
Als voor de eerste wereldoorlog de grote strijder
voor het socialisme in Nederland, mr Pieter Jelles
Troelstra zijn redevoeringen hield, werd er wel ge
sproken over de zweep van Troelstra die weer knal-
de.
Hiermee striemde hij zijn tegenstanders en op het
geknal van deze zweep verzamelden zich zijn vol
gelingen.
Het lijkt er heel uit de verte op, dat dr Vondeling
dit zweepgeklap tracht te imiteren.
Dat hij een groot deel van de Nederlandse agra
riërs hiermee in het gezicht gestriemd heeft is
zeker.
Of zijn partijgenoten onder de landarbeiders zich
nu ook vol bewondering achter hem zullen scharen,
is een andere zaak.
Ik hoop terwille van de gezamenlijke z -k waar
de georganiseerde werkgevers en werknemers in de
Landbouw zich gezamenlijk achter gesteld hebben,
dat men er in zal slagen om de heer Vondeling dui
delijk te maken, dat hij deze zaak met zijn radio
praatje op zondag 7 oktober een uitermate slechte
dienst bewezen heeft."
Juist wanneer Minister Manshclt de kwestie van
de doorberekening van de eigenaarslasten nu niet
stevig aanpakt en een oplossing geeft zoals door
het Landbouwschap is voorgesteld, blijven wij in
Nederland hinken op een scheef grondvest. Zoals
wij ook al jaren stumperen met een verkeerd huur
beleid.
Voorlopig zullen wij de regeringsverklaring van
23 oktober afwachten en daarnr een nadere toe
lichting van Minister Mansholt op de Landbouwbe
groting.
Qua persoon, ervaring en capaciteiten kan de
Landbouw zich geen betere bewindsman denken.
Moge zijn beleid gedurende de komende regerings
periode aan deze eigenschappen evenredig ziin.
S.
De tegenwoordige kosten van een nieuwe draina
ge zijn hoog. Regelmatige controle en onderhoud
is dus voordelig. Bovendien is dit. met het oog op
een goede ontwatering gewenst. Het schoonhouden
en controleren van drains kan plaats hebben met
behulp van plasticbuis met daaraan bevestigde
klepbeugels. Uw rayonassistent kan hier nadere
gegevens over verstrekken.
Onlangs verscheen in de P. Z. C. een artikel over
het gevaar van paardetractie op de weg. De schrij.
ver had zijn licht eens opgestoken bij de A. N. W. B.
De conclusie was, dat al het langzame verkeer iri
gelijke mate gevaarlijk of niet gevaarlijk is.
Nu in deze dagen met mist zal menig automobi
list een verwensing hebben geuit als plotseling het
langzame verkeer voor hem opdoemt. Het langzame
verkeer heeft veel minder last van de mist dan het
snelle en is zich daardoor het gevaar vaak veel te
weinig bewust. Terwijl de auto's grote lichten voe
ren, gaat het langzame vervoermiddel onverlicht
zijn gang. Een goede verlichting op onze lanabouw-
wagens, die nu in deze gevaarlijke, mistige tijd door
het bietenvervoer talrijker dan gewoonlijk op de
weg zijn, kost niet veel geld, maar zal d§ veiligheid
op de weg vergroten. Koop zonodig een goede lamp
en steek hem aan, al is de mist hiervoor eigenlijk
nog niet dicht genoeg! Voor een tientje en wat pe*
troleum kunt U Uzelf of anderen veel ongemak en
misschien zelfs leed besparen.
Het vervoer stond onlangs op de demonstratie
in IJzendijke in het middelpunt van de belangstel
ling. Wist U dat daar de trekkrachtmeter aanwees
dat een wagen beladen met 3% ton evenveel trek
kracht vroeg als een wagen beladen met 5 ton? Op
het eerste oog lijkt dit onmogelijk. Maar die 3Vt
tons wagen had kleinere banden'dan de 5 tons. Een
grote band geeft dus vooral bij het bietenvervoer
op het land grote voordelen. Maar op deze demon-
stratie werd ook aangetoond dat een brede band in
los land van even grote betekenis is. Doordat een
brede band minder diep inspoort, wordt hierbij ook
een aanmerkelijke trekkrachtbesparing verkregen.
Na deze wetenschap kunnen we onze paarden wel
licht nog beter gaan benutten.
Tot slot nog iets over onze landelijke ruiters. In
Willemstad vonden 29 september onderlinge wed
strijden plaats in samenwerking met de rijvereni-
gingen uit Zevenbergen en Klundert. Een dertigtal
ruiters, waarvan een 12-tal jongeren, hebben elkaar
in verschillende rubrieken sportief bestreden. Er
waren 3 rubrieken voor dressuur en tevens werd
een behendigheidscross verreden. Ook de stoelen
dans en een stokjesrace ontbraken niet. Willem
stad heeft met deze dag weer veel liefhebbers een
dienst bewezen, en er zijn bovendien al weer plan
nen voor de winter gemaakt. Het is dan de bedoe
ling omstreeks Nieuwjaar in de Wouwse plantage
weer een cross country te laten verrijden.
Dit najaar zal het veelzijdigheidskampioenschap
van de Federatie in Overijssel plaats vinden. Hoe-
wel dit voor ons ver van huis is, hopen we toch dat
Zeeland daar vertegenwoordigd zal zijn.
Tot de volgende keer. TOONTREDER.
We hoorden laatst beweren, dat
iemand met de saneringssaus overgo
ten was. We kunnen gerust zeggen,
dat we dit beeld ook voor het gehele
West-Europese boerenorganisatiewe-
zen kunnen gebruiken. Overal verto
nen zich de structurele moeilijkheden
van de landbouw en de middelen tot
gezondmaking komen gelukkig dien
tengevolge meteen in het centrum van
de aandacht. Zo lazen we onlangs, dat
zelfs de Ierse regering in 't midden
en 't noorden van het land vrijkomen
de bedrijven en landgoederen opkoopt
om de arme boeren uit het overbe
volkte en versnipperd vetkavelde zui
den met zijn dwergbedrijfjes over te
kunnen plaatsen en dan enige ruimte
daar vrij te krijgen.
Op het C. E. A.-congres stond het
saneringsprobleem, zowel in de le als
de 2e commissie, mede in 't centrum
van de belangstelling. In de le com
missie rapporteerden een Spanjaard,
Prof. Astiazaran, en een Duitser, Dr.
H. Blum, over: „De grootte-grenzen
van het familiebedrijf onder verschil
lende natuurlijke en economische
voorwaarden", terwijl een Fransman,
PielDesruisseaux, behandelde in
hoe verre de mechanisatie dc levens
standaard van het boerengezin kan
verhogen.
Het is niet wel mogelijk binnen de
toegestane ruimte in dit blad inhoud
en discussie, deze onderwerpen be
treffende, weer te geven.
Toch willen we gaarne een aantal
van de kernachtigste en belangwek
kendste passages en uitspraken aan
halen; het is de moeite waard ze rus
tig te lezen, te overdenken en af te
wegen. Tenslotte zullen we de hoofd
zaken van de eindresolutie van de
le commissie weergeven.
De kleine en middelgrote bedrijven
hebben zich zodanig vermeerderd, dat
ze thans in alle West-Europese landen
een voorrrangspositie innemen. In en
kele gebieden gaat deze toename zo-
vér, dat de versnippering en de ver
spreide ligging van het land een grote
hindernis betekenen op de weg van
de modernisering van de landbouw.
Opdat de levensstandaard van de
plattelandsbevolking omhooggebracht
kan worden, moet de rentabiliteit van
de arbeid vergroot, moeten de wo
ningtoestanden verbeterd, het werk
zelf verlicht en de arbeidstijd verkort
worden.
Het gebruik van trekkers en machi
nes in de kleine gezinsbedrijven wordt
vaak belet door de versnippering, de
verspreiding, de te kleine oppervlakte
ende onregelmatige vorm van de
kavels.
Mechanisering en motorisatie moe
ten in het boerenbedrijf meer als een
technische en sociale, dan als een eco
nomische vooruitgang beschouwd
worden.
Het bedrijf met 2 blijvende ^aste ar
beidskrachten is het uitgangspunt en
staat centraal voor het overwegen en
toepassen van structurele maatrege
len.
Er is echter geen absoluut optimale
bedrijfsgrootte, maar cr ie slechts
een optimale verhouding van ae ver
schillende bedrijfsgrootten.
3 factoren: de bezetting met ar
beidskrachten, de intensiteit van de
bedrijfsuitoefening en de kwaliteit en
aard van de grond bepalen in een in
gewikkeld samenspel de bedrijf sgroot
te, die als minimaal en optimaal gel
den kan.
De standaarduren-methode van Hof
stee is niet onbedenkelijk, omdat de
specifieke voorwaarden van het af
zonderlijke bedrijf niet tot hun recht
kunnen komen.
Van de techniek mag in de toekomst
nauwelijks verwacht worden, dat ze
in het gezinsbedrijf tot een hesparing
van arbeidskrachten zal leiden. De
opgave moet vooral zijn, het boeren
gezin van de nog bestaande overbe
lasting met werk te bevrijden en de
noodzakelijke intensivering mogelijk
te maken.
Bij welke grootte kleine boerenbe
drijven levenskrachtig zijn cn blijven
hangt voor een belangrijk deel af
van de prijsverhoudingen in de land
bouw.
De belangrijkste zakelijke oorzaak
voor een te hoge arbeidsfoezetting, on
voldoende mechanisatie en intensive
ring ligt in de ongunstige verkave
ling, welke met alle mogelijke midde
len versneld verbeterd dient te wor
den.
De resolutie ten slotte sprekende
over de zgn. niet-levenskrachtige be
drijven, over het nuttig effect van de
landarbeid, over het optimale aandeel
van de boerenbevolking, over de ver
andering van de agrarische structuur
met als doel productiviteitsverhoging,
alle problemen, die de Regeringen be
zighouden en ook door de internatio
nale organisaties behandeld worden,
onderstreept het in elkander verweven
zijn van deze problemen en beklem
toont, dat er in de landbouw geen ab
soluut optimale bedrijfsgrootte is,
maar slechts een optimale verhou
ding tussen verschillende productie
factoren. De beoordeling, of een be
drijf al of niet economische verant
woord mag heten, hangt niet alleen
van de oppervlakte van het bedrijf
af; veeleer wordt de toestand ener
zijds door een meer of minder goede
harmonie van talrijke factoren be
paald, zoals bv.: ligging, grootte en
structuur van het bedrijf, natuurlijke
voorwaarden (klimaat, bodem, e.d.),
aantal personen dat op het bedrijf
leeft, productierichting, bedrijfsuit-
rusting, algemene en technische scho
ling van de bedrijfsleider, en ander
zijds, door economische en sociale
factoren buiten de landbouw, belan
gen, die tot de landbouwpolitiek be
horen en die van de algemene econo
mische en sociale politiek van de af
zonderlijke staten niet te scheiden
zijn.
De toestand, welke uit al deze fac
toren naar voren komt is buitenge
woon verschillend, zowèl van land tot
land alsook van het ene gebied tot het
andere binnen een land. Bij de oplos
sing van het opgeworpen probleem
mag dan ook niet alles over één kam
geschoren worden.
Uiteindelijk wordt op bepaalde pun
ten het vraagstuk van de hergroepe
ring van te kleine bedrijven acuut ge
acht en wordt door verkaveling en
„verdiepte" opleiding voor het groot
ste deel der boerderijen in Europa een
noemenswaarde verbetering van pro
ductiviteit en rentabiliteit mogelijk
geacht.
Zulke aanpassingen moeten echter
met voorzichtigheid en in overleg en
overeenstemming met de betrokkenen
en met hun medewerking nagestreefd
worden.
a