CB
Voorlichting op het gebied van de veevoeding
578
Staring C. B.
Wintertarwe
DOOR bijna iedere veehouder wordt ook op het gemengde bedrijf op de kleigronden in Zeeland
de akkerbouw als de voornaamste bestaansbron beschouwd; de veehouderij komt dikwijls op
de tweede plaats. De voorlichting op 't gebied van de veevoeding en daarmede samenhangende
van de voederwinning draagt dan ook in onze provincie een geheel eigen karakter.
Het zo doelmatig mogelijk aanwenden van de meestal overvloedig aanwezige bijprodukten op de
akkerbouwbedrijven voor de veevoeding brengt eveneens de nodige moeilijkheden met zich mee.
Bij het beoordelen van de veevoedingsvraagstukken dienen dan ook de bedrijfsverhoudingen
steeds in zijn geheel bekeken te worden waarbij de voorlichter een grondige kennis moet hebben
van de omstandigheden om tot een waardevol advies te komen.
Hoewel, alle omstandigheden in aanmerking genomen, het verklaarbaar is, dat niet altijd de
meest intensieve vorm van veevoeding en voederwinning bereikt kan worden, is het zeker niet zo
dat hieraan niets meer te verbeteren is. Integendeel, het is noodzakelijk dat de veehouders er nog
meer van overtuigd worden dat op het gebied van de veevoeding nog veel te bereiken is en dat
alleen bij rationele aanwending van het veevoeder, uit de veehouderijsector de grootst mogelijke
winst behaald kan worden.
Vooral op dit laatste wordt de nadruk gelegd in het verslag van het Veevoederbureau voor Zee
land over de drie afgelopen winters, dat wij enige dagen geleden ontvingen.
Verheugend is, dat, zoals blijkt uit dit verslag, de activiteit op het gebied van de veevoedings
voorlichting nog steeds toeneemt en e een stijgende belangstelling valt waar te nemen bij de
Zeeuwse veehouders.
SAMENSTELLING ZEEUWSE VEESTAPEL.
Aan het verslag ontlenen wij verder nog het vol
gende:
De samenstelling van de veestapel is in Zeeland
geheel anders dan in de zandgebieden en wijkt ook
sterk af van het gemiddelde voor Nederland.
Op elke 100 melkkoeien komen over geheel Ne
derland gerekend 25 andere runderen en 16 paar
den voor. In Zeeland vindt men echter op elke 100
melkkoeien 280 andere runderen en 74 paarden. We
zien hieruit dat het mesten en het opfokken tot
kalfvaarzen belangrijker is dan de melkveehouderij.
De grote verschillen van bedrijf tot bedrijf in de
bedrijfsomstandigheden en de belangstelling voor
de veehouderij brengen met zich mee dat de resul
taten van de vee voedingsvoorlichting ook zeer wis.
selend zijn.
Niettemin kan vastgesteld worden dat de voor
lichting effect sorteert. Het aanal groenvoedersilo's
DE ZUID-BEVELANDSE FOKVEEDAG
TE GOES
(Vervolg van vorige pagina.)
forse Ina (V. Frans 315 van Groenhoven) van
A. Lamper te 's-Heer Arendskerke.
Al met al hebben de oudere koeien getoond
dat ze zich nog niet gemakkelijk door de jonge
garde laten verslaan.
De groepskeuringen waren wel belangwek
kend, hoewel we groepen afstammelingen van
(K.I.)-stieren misten. Het grootste gedrang was
in de rubriek bedrijfsgroepen met 3 dieren (ouder
dan 1 jaar) van 1 eigenaar, waar 14 fokkers
meedongen om de erepalm. Hoewel er enkele
minder goede groepen werden voorgebracht, was
de kwaliteit in doorsnee bevredigend. De groepen
van C. J. v. d. Velde, W. Minnaard-de Graag en
H. C. Poley behaalden resp. de la, lb en lc prijs,
la liep er zowel in individuele kwaliteiten als in
onderlinge uniformiteit van de dieren iets uit, de
plaatsing van lb en lc had andersom kunnen zijn,
wat aan de kwaliteit dezer groepen echter niet
af doet. Een zestal groepen, waaronder nog heel
goede van „oude bekenden" behaalden 2de prij
zen en drie een derde.
De stal van Rouw kwam alleen met een 5-tal
uit en won hiermee een verdiende eerste prijs.
De rubriek koeien met minstens 2 directe af
stammelingen had een goede bezetting met 6 in
zendingen. Het resultaat van 3 eerste en 3 tweede
prijzen was niet onverdienstelijk. De Fa. Meeuwse
behaalde met de K.I.-koe Esther een fraaie la-
prijs, terwijl M. H. van Liere met de dochters
van Janny (lb) en Blessie (ld) belangrijke fok-
prestaties liet zien.
Tot slot verdient de produktieklasse, een
keurcollectie melkkoeien, waaraan dit jaar de
zelfde eisen werden gesteld als aan die op de
Z.L.M.-tentoonstelling te Domburg, bijzondere
vermelding. De minimum-eisen komen neer op
een melkvetopbrengst in 3 opeenvolgende peri
oden van 150240 kg (leeftijd 2.3 jaar tot 5.1
jaar of ouder), in maximaal 340 dagen met een
gemiddeld vetgehalte per lactatie van ten minste
3,60 procent.
De rangorde van de produktieklasse was als
volgt:
I. Moortje (S.), P. Ars, Borssele.
2. Rika 8 (K.S.), H. C. Poley, Kruiningen.
3. Bontje (R.), J. van Overbeeke, Kapelle.
4. Steyntje 17 (K.S.), J. van Gilst, 's-H. Abts-
kerke.
5. Flora 3 (S.), G. Hèynsdijk, Goes.
6. Jansje 36 (K.S.), W. Minnaard, 's-Heer Abts-
kerke.
7. Erna (K.S.), Fa. J. Meeuwse, Kloetinge.
8. Emma (R.), J. van Overbeeke, Kapelle.
9. Esther (K.S.), Fa. J. Meeuwse, Kloetinge.
Wij wijzen er op dat al deze dieren op deze
fokveedag met een le, 2e of 3e prijs in de indivi
duele rubriek werden bekroond.
De Ryksveeteeltconsulent,
Ir. W. L. HARMSEN.
neemt voortdurend toe. Gestreefd wordt naar een
doelmatiger graslandexploiotatie, wat blijkt uit hef
verhoogde stikstofgebruik en het winnen van meer
hooi en kuilgras. Tevens is de belangstelling voor
een betere beweidingstechniek sterk toegenomen,
terwijl hetzelfde geldt voor de aanwending en con
servering van stoppelklaver en suikerbietenloof.
Als gevolg van dit alles is de oppervlakte voeder
bieten gemiddeld afgenomen.
VOORLICHTINGSKERNEN.
Om tot een meer intensieve voorlichting op het
gebied van de veevoeding te komen is men in de
winter van 1954/1955 begonnen met het vormen van
voorlichtingskernen. De eerste kern omvatte een
60-tal bedrijven uit Veere en Gapinge, waarbij als
volgt gewerkt werd.
Aan de hand van de voederbalansen, gebaseerd
op gegevens opgenomen op de bedrijven werden
rantsoenen voor het vee samengesteld en werd de
voederpositie met de veehouder besproken. Tijdens
de stalperiode werd nagegaan of men zich aan de
rantsoen.en hield, terwijl tevens adviezen over even
tuele verbeteringen in de voederwinning werden
gegeven.
Hoewel men zich in 't algemeen wel aan de ad
viezen hield bleek toch dat de hoeveelheden te ver
strekken ruwvoer meestal geschat werden. Met
klem werd er op gewezen dat het wegen van het
verstrekte rantsoen absoluut noodzakelijk is om
tot een doelmatige veevoeding te komen.
In het winterseizoen 1955 1956 zijn 4 kernen ge
vormd:
Op Walcheren te Grijpskerke met 42 bedrijven
te Oostkapelle met 28 bedrijven
Op Z.-Beveland te 's-H. Abtskerke met 40 bedrijven
Op Tholen te Scherpenisse met 48 bedrijven
In twee van de vier kernen ging men over tot het
instellen van een commissie die belast was met de
leiding van de veevoedervoorlichting. De rayonas
sistent fungeerde als secretaris, terwijl als voeder
adviseurs hulpkrachten werden aangetrokken.
Voor het seizoen 1956/1957 zullen commissies
werkzaam zijn voor de gebieden Walcheren, 's-Heer
Abtskerke, Kruiningen Ierseke, Poortvliet-Scherpe-
nisse, Eede en Hoek.
Via deze kernen krijgen dus een groot aantal
bedrijven een zeer intensieve voorlichting.
VOEDERBALANSEN.
In de laatste drie winters werden de onderstaan
de aantallen voeder-balansen opgemaakt.
Jaar 1953/'54 1954/'55 1955"56
Schouwen-D. St Philipsl.
Tholen
12
62
Noord-Beveland
2
Zuid-Beveland
20
65
Walcheren
68
88
Zeeuws-Vlaanderen
27
37
Zeeland totaal
31
146
275
Daar er in Zeeland 6160 veehouderijbedrijven
zijn betekent dit dat er in 1953/'54, 1954/'55,1955/'56
respectievelijk op V2 2V2 en 4% van deze
bedrijven voederbalansen werden opgesteld. Zeer
zeker zal in de toekomst dit aantal nog belangrijk
kunnen toenemen.
Uit de gegevens van de voederbalansen blijkt dat
er doorgaans een te veel is aan sappig voer, terwijl
de aanwezige hoeveelheid hooi meestal gering is.
MESTPROEVEN.
In de drie winterperiodes waarover het verslag
handelt werden diverse mestproeven opgezet.
Van deze mestproeven zijn aparte verslagen ver
schenen.
De opzet was dat hoofdzakelijk met eigen voeder
middelen gemest werd.
Enkele van de belangrijkste conclusies van deze
mestproeven waren:
1. De beste groeiers geven financieel de beste resul.
taten.
2. Voor een vlotte groei van mestvee is een toene
mende Z. W. in de droge stof van het voer nodig,
die met het vorderen van de mestperiode stijgt
van 45—60.
3. Een goed bespierd dier is niet spoedig te rijp
(te vet).
4. Zowel in voederverbruik, gewichtstoename als
slachtkwaliteit komen grote individuele verschil.
len voor.
MINERALEN VOORZIENING.
Daar bij het voeren van o.a. lucerne en klaver,
hooi, erwten- en bonenstro, gekuilde stoppelklaver,
kuilpulp of gedroogde pulp een ondoelmatige kalk/
fosforverhouding in het voer te verwachten is,
werd een speciaal „Zeeuws mineralenmengsel"
samengesteld, dat rijk is aan fosfor.
VOEDERONDERZOEK.
Daar de voedermiddelen die in Zeeland gebruikt
worden dikwijls bijprodukten van de akkerbouw
zijn, zien we een zeer grote verscheidenheid van
voedermiddelen.
Ieder jaar worden van een 30 tal verschillende
voedermiddelen monsters onderzocht, terwijl het
totaal aantal onderzochte monsters voor 1953/'54,
1954 '55, 1955/'56 toch slechts respectievelijk 68, 79
en 55 bedroeg.
Over enkele van de belangrijkste voedermiddelen
vermeldt het verslag het volgende.
VVeidehooi. Het gehalte aan verteerbaar ruw
eiwit in de droge stof, loopt uiteen van 12.8 tot
4.2%. Ook in de zetmeelwaarde was in dit geval
een verschil van 13.3 In hqt verslag wordt een
berekening uitgevoerd, waaruit blijkt dat het beste
hooi 80,per 100 kg meer waard is dan het
slechtste hooi.
Lucerne en klaverhooi. Wanneer voederbieten
worden gevoerd zijn dit de aangewezen hooisoor-
ten, daar hierin een nauwe eiwitverhouding voor
komt. Hoewel werkpaarden een rantsoen nodig heb
ben met een ruimere eiwitverhouding zien we zeer
dikwijls dat het lucerne- en klaverhooi speciaal be
waard wordt voor de paarden. Zoals boven reeds
vermeld dient naast dit hooi wel het fosforrijke
mineralenmengsel verstrekt te worden.
Voederbieten. In de praktijk komen dikwijls veel
voerbdeten in het rantsoen voor, waardoor een over
schot aan zetmeelwaarde en een tekort aan verteer
baar ruw eiwit optreedt. Indien meer aandacht werd
besteed aan het goed winnen van hooi en kuilvoer
zou de uitzaai van voederbieten in vele gevallen
beperkt, kunnen worden.
Verse suikerbietenkoppen en -blad. Door een dik
wijls ondoelmatige uitvoering van de voeding met
dit voedermiddel, zowel in het weiland als op stal,
waarbij dikwijls zeer grote hoeveelheden worden
verstrekt, treedt een groot verlies aan waardevol
voer op, terwijl verder een slechte smaak van de
melk, zeer dunne mest en het vertrappen van het
weiland het gevolg zijn.
Ingekuilde suikerbietenkoppen met blad. De beste
methode om het verse bietenloof in te kuilen is het
inkuilen volgens de koude methode, waarbij in één,
hoogstens twee dagen de kuil of silo gevuld wordt.
Wanneer men tot hakselen overgaat wat zeker
de beste resultaten geeft dient men er zeker van
te zijn dat niet te veel grond aan het bietenloof
kleeft. Bij het monsteronderzoek is gebleken dat
nog vele kuilen voer bevatten dat, of niet onbe
perkt houdbaar is, of een uitgesproken slechte kwa
liteit heeft.
Kuilgras. Gras wordt er in Zeeland nog betrek
kelijk weinig ingekuild. Hoewel de zware veebezet
tingen de winning van hooi meestal geen ruimte
laten voor het inkuilen van gras, zou toch in ver
schillende gevallen door een moderne graslandex
ploitatie een gedeelte van het gras vrij komen voor
het inkuilen. Daarmede wordt een bijzonder waar
devol wintervoeder gewonnen.
Kuilklaver, Wanneer het weer in de herfst niet
gunstig is voor het hooien van stoppelklaver, kon
dit voeder met succesi ingekuild worden. De beste
resultaten verkrijgt men wanneer ingekuild wordt
met A. I. V. zuur.
Uit het onderzoek van alle voedermiddelen is ge
bleken dat de voederwaarde zeer sterk uiteen kan
lopen, 'waardoor het laten onderzoeken van een
monster altijd verantwoord is.
Nadat verder in het verslag nog aandacht wordt
besteed aan de standaardkoe, het opfokken en de
voeding van stieren, wedstrijden opfok jongvee,
wordt tenslotte nog gewezen op het belang van
goed drinkwater voor onze rundveestapel.
Wij willen onze leden-veehouders er wel op wijzen
dat zolang de voorraad strekt door het vee
voederbureau voor Zeeland, Londense Kaai 27 te
Middelburg, op aanvraag gratis een exemplaar van
dit verslag wordt toegezonden.
v. 1.
(Advertentie)
C.B.-rassen zijn oogstzekere rassen
hoge opbrengst
O stevig stro
0 resistent tegen ziekten
O oogstzeker
plaatselijke landbouwverenigingen.
Verkrijgbaar bij de