DE BOE REN JËlI G D ORGAAN VAN DE LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP ZEELAND NAAR ZUID-ENGELAND Heer metselaars gevraagd. ZATERDAG 11 AUGUSTUS 1 9 fi Redactie: A. C. Breure, C. J. van Damme, M. de Jager, T. Lievense, M. Murre, Z. Poppe en M. Sanders Redactie-adres: Voor artikelen Groote Markt 28, Goes. Voor verslagen Goessestraatweg 4, Kapelle 111 (Besluit.) De landbouw, de wereldstad Londen en onze terugkeer over de woelige Noordzee. De benoeming van de heer A. J. Klaas- sen tot secretaris-penningmeester, be last met het vormingswerk, geeft de L. J. G. de gelegenheid de opbouw en wederopbouw van de organisatie in sneller tempo te doen verlopen. Deze aan de bouwvakken ontleende termen gebruiken we niet zonder zin, omdat we er de bedoelingen van het werk goed mee kunnen demonstreren. Er wordt gelukkig gewerkt in de L. J. G. en vaak ook goed gewerkt. Daar zijn voorbeelden te over van. Maar er wordt ook afgebroken door leden, die dit zelf niet altijd beseffen, doch door hun negatieve houding alles afkraken, wat hun niet aanstaat. Tussen deze twee categorieën vinden we de opzichters, die welwillend alles aanzien, adviezen geven en toezicht hou den, doch niet in de gaten hebben zélf de handen uit de mouwen te moeten steken om wat te bereiken. Temidden van dit gezelschap komt de nieuwe functionaris terecht. Er zjjn velen, die denken dat alles nu wel in orde komt. Ze vergeten, dat de taak van de nieuwe functionaris eerder advi serend en stimulerend is, dan uitvoe rend. Hij zal de besturen bezoeken, hen helpen de zwakke plekken te vinden en die te verbeteren. De uitvoering is krachtens de doelstelling van de L. J. G. een taak van de bestuursleden en leden zelf. Het is in dit verband erg verleidelijk hem te vergelijken met de opzichter. Doch wie wat dieper over deze zaak doordenkt, ziet in hem veeleer de archi tect, die plannen ontwerpt voor de be sturen en de opperman, die de materia len aanbrengt voor de metselende be stuursleden. Want materiaal is er ge noeg. We behoeven maar te denken aan de boekjes, die de P. J. G. N. voor de discussiegroepen uitgaf, om daar een mooi voorbeeld van te geven. De architect denkt uit en maakt plan nen, waarin hij zijn persoonlijke denk beelden aan anderen voorlegt. Hij ver andert deze, zo nodig, aan de hand van de wensen van degenen, voor wie ze be stemd zijn. De opperman brengt niet alleen de specie, die door anderen ge reed is gemaakt. Hij maakt ook een eigen produkt, waarin hij iets van z'n eigen persoon legt, waarmee de metse laars glans aan het geheel kunnen geven. Er zijn nog bestuursleden en die zullen er altijd blijven die liever op zichter zijn, dan metselaar. Ze praten veel over zelfwerkzaamheid, maar be doelen daar meestal anderen mee. Zij zouden graag zien, dat de vormingslei der het metselen er ook nog maar bij nam. Want daar is hij toch voor aan gesteld, zeggen ze om zichzelf gerust te stellen. Ze hebben nog een beetje gelijk ook, want op provinciaal niveau moet er óók gemetseld worden. Terwijl de afdelin gen en streken allemaal bezig zijn een stuk muur op te trekken met verschil lende materialen en kleuren, moet het provinciaal bestuur daar met kunst en vliegwerk één geheel van trachten te maken. Er moet verbinding komen tus sen de verschillende muurvlakken, an ders gaat het bouwwerk verzakken. Bij dit werk heeft de vormingsleider ook een uitvoerende taak, omdat hij het pro vinciale programma uitvoert en pro beert in te passen in het werk van af delingen en streken. Die laatsten moe- „Engeland, gij land van mist en nog eens mist". Zo zongen de wielen van onze Vlaamse bus, die ons naar ver schillende landbouwbedrijven zou bren- In tegenstelling daarvan deelde sir Levien echter mede, dat er reeds weken lang een ongekende droogte heerste. Dit langdurig warm en zonnig weer was iets zeldzaams voor Engeland. Pe droogte had reeds zijn stempel ge drukt op de gewassen, die schriel en klein op de steenachtige akkers langs de weg stonden. De schapenweiden wa ren kaal en vertoonden hier en daar scheuren. Dit alles liet de Engelse ge- wassenteelt niet van zijn beste zijde zien. We bezochten in het graafschap Kent enkele schapenbedrijven en des middags de proefboerderlj in Litting- bourne. We hopen in een apart artikel meer de technische zijde van de Engelse landbouw te beschrijven, omdat mo menteel tijd en ruimte dit niet toelaten. „Rust roest," schijnt echter voor de Engelse landbouwer wel een lijfspreuk te zijn, omdat machines, traktoren enz., zomer en winter buiten staan. Eerlijk gezegd konden we weinig leren van de Engelse landbouwer. De bedrijfsvoering is anders dan de onze, wat in hoofdzaak te wijten is aan de mindere mogelijkheden die de leem- en steenachtige gronden bieden. Nadat we dus kennis hadden gemaakt met verschillende landbouwbedrijven, bevolkten we onze Expres weer, welke voortsnelde naar de wereldstad Londen. De weg waarover we reden was de be kende A2-weg DoverLonden. Sir Levien vertelde dat deze weg bij na geheel op palen rust en deze palen- weg 3000 jaar geleden door de Romei nen welke 500 jaar in Engeland heersten was aangelegd. Het landschap werd meer heuvelach tig en in de verte zagen we het kasteel van Rochester, tegelijkertijd zagen we voor ons de Theems welke ons deed denken aan Michiel de Ruyter, die in 1667 op de Theems Engeland bevocht. Rechts zagen we de bekende Tower- bridge, de enige brug van Londen wel ke open kan. Het verkeer werd steeds drukker en we zagen voor het .eerst de omnibussen, waarvan er 8500 in Londen lopen. Londen een stad met 8.500.000 inwoners welke in doorsnee 50 km lang is. Inmiddels kwamen we in het oudste deel van Londen, een apart stadje in de grote stad, waar niets anders staan dan kantoren, banken en ministeries; er woont niemand. Overdag werken er 30 a 50.000 men sen. Deze zgn. City of Londen heeft een aparte burgemeester, die steeds voor 1 jaar wordt gekozen. We zagen de be kende kantoren, zoals van Unilever en ten het dan niet erg vinden als dan ook eens een steen weer moet worden uit gebroken. Want het gaat er om, dat een ieder op z'n eigen plaats ook oog heeft voor het grote geheel. De opperman staat klaar om de eerste vrachten cement in de kuipen te gooien. Maar er zijn nog te weinig metselaars. Gevraagd worden bestuursleden en leden, die met veel goede wil de stenen tot een hecht verband willen samen voegen. B. STREEK THOLEN EN ST. PHILIPSLAND. KORFBALWEDSTRIJD tussen de Z. L. M.-Bond van Plattelands vrouwen en L. J. G.-Z. P. M. op HEDEN, zaterdag 11 augustus, op het terrein bij de heer J. C. Kooijman te St. Annaland. Li Aanvang 7 uur Toegang vrij. van 's-werelds grootste maatschappij voor zeep en margarine, Berg Jurgens. Verder en verder reden we Londen in, rechts de Big Ben, het stadhuis van „groot"-Londen, het gebouw van Scot land Yard, links de klokketoren waar van de klok 13% ton weegt, de Downing- street met z'n No 10. waar premier Eden woont. Het Buckingham Palais en Picadilly Circus, 's werelds meest „bekende" straat. We tuften langs het Hydepark dat 125 ha groot is en waar de openbare sprekers tussen drommen mensen staan te redeneren. Sir Levien vertelde maar en we zagen, hoorden en luisterden dat het geel en groen voor onze ogen werd van de vele indrukken welke we moesten verwer ken. Inmiddels kwamen we in een minder „net" gedeelte van Londen, de wijken van „de toffe jongens", aldus sir Levien. De mindere buurten deden al gauw het mooie Londen uit onze gedachten ver dwijnen, vooral toen bleek dat hier ons hotel Camborn moest staan, dat we al spoedig hadden gevonden. Snel spron gen we uit de bus om kennis te kunnen maken met Londen en tevens om het hotel te keuren. De rioleringen en de vuilnisbakken verspreidden een onaan gename geur. Het' welkomstwoord in Londen werd tot ons gericht door een schamel gekle de straatzanger, die jammerend 'n lang en uitgerekt aria deed horen. Menig eenvoudig boerenhart werd door deze „schone zang" ontroerd, doch het mocht hem niet gelukken de „nuchtere Hollan der" enkele penny's afhandig te maken. Dit opmerkend besloot de zanger dan ook zijn aria met een moeilijk vertaal baar Engels woord. Enigszins wantrouwig betraden we als L.J.G.-deputatie het „geurend" en zwart-uitziend hotel. Nadat we na moeizaam klimmen onze kamer bereik ten en we onze bagage op de bedden wierpen, duurde het even voor het weer licht werd. Gelukkig hadden we na een kwartier de kamer schoon en stofvrij gemaakt. Het geheel maakte geen beste indruk. Donderdags brachten we een bezoek aan Martyr Worthy bij Winchester, ter wijl we vrijdags een bezoek brachten aan het grootste slachthuis van Zuid- Engeland te Islington. Vlak bij het slachthuis kwamen we reeds loslopend vee tegen, dat op weg was op z'n Joods geslacht te worden. Het was nl. de dag, dat men alleen voor Joden slachtte. De Joden waarvan er enorm veel in Londen wonen zijn nl. tegen het doodschieten van het te slachten vee en zij doen dit volgens hun oud Joods ge bruik. In het onhygiënische en wanordelijke slachthuis woonden we een Joodse slachting bij. Men jaagt het onschuldi ge koedier in een soort van stalen kist, waar het met de kop doorsteekt. Met 'n handle wordt de kist onderste-boven ge draaid en de koe komt op de rug te liggen. Met statige schreden komt dan de Joodse slachtspecialist door de vele plassen bloed aangewandeld, tegelijker tijd de Zeeuwse excursie onderspattend, die enkele speciaal bestemde woorden aan de onverschillige Jood wijdde. Als belangstellende had ik me in de voorste rij van het publiek opgesteld, vlak voor het „schavot". Enigszins onge rust week ik enkele stappen achteruit, toen de Jood zwaaiende met een op een Turks zwaard gelijkend mes vlak langs me heen liep. Nog eenmaal keek de En gelse koe het povere slachthuis rond, toen was de koe geen koe meer, maar reeds gedeeltelijk vlees in blik. Het pro ces was toen voltrokken en iets anders trok weer onze aandacht. Na een gloedvolle rede van onze slachthuisbegeleider over de oorzaken van de wantoestanden in het slachthuis, begaven we ons snel naar de wachten de bus. We bezochten Engelands grootste wa renhuis Selfridges, waar onze laatste ponden ons voor de ogen wegslonken. Na de lunch togen we naar de Westmin ster Abbey, een schitterend imposant gebouw. We zagen de kroningsstoel en de beruchte kroningssteen, de graven van David Livingstone, Darwi^ New ton (ontdekker van de zwaartekracht), Chamberlain en verder ook het hoofd altaar voor de koninklijke huwelijken. Na de Westminster Abbey stegen we met een lift 100 m. boven Londen op de Victoria-toren. Londen lag aan onze voeten zo ver men zag huizen en schoorstenen afgewisseld door groe ne vlekken van de Londense parken, achter ons in deverte de Theems. Van de toren vormt de miljoenenstad Londen een indrukwekkend gezicht. Na de Victoriatoren bezochten we het Buckingham Palais met zijn bekende schildwachten. H. M. de koningin was in Schotland, zodat het er vrij stil was. Zo zagen we in de vrijdagmiddag de voor naamste gebouwen en bezienswaardig heden van Londen. Tijd voor een mu seum was er helaas bij ingeschoten. Omstreeks 19.00 uur stonden we weer voor het hotel versuft van de vele in drukken. Na het diner maakten we ons gereed voor het laatste bezoek aan Londen in de avonduren. Na enig geharrewar vonden we de ijs baan van de Queens Ice Club. Het deed ons wel vreemd aan in de zomer, maar toch trokken we de stoute schoenen aan en huurden we een paar schaatsen. We „meenden" ons land eer aan te moeten doen door enkele walssolo's weg te ge ven. Jan startte eerst onder volledige belangstelling van luchtig geklede En gelse dames. Jammer genoeg bracht Jan het niet veel verder dan de start. Gierend wist hij nog te remmen en een ongeluk te voorkomen, vóórdat hij zich aan de omheining vastklampte. Zo on opvallend mogelijk heeft hij zich toen van de baan verwijderd en behoorden de „Nederlanders" nog slechts tot de toeschouwers. Na dit „ijselijke" avontuur „stegen" we letterlijk in een omnibus naar de hoogste étage en bezochten we nog en kele typische Londense ontspannings- punten, waarna we vermoeid weer naar het Camborn-Hotel terugkeerden. Zaterdagmórgen namen we afscheid van Londen en startten we voor de terugreis naar Zeeland. Via de Tower- bridge, Rochester en Canterbury naar Dover, waar we om 12.30 uur in de Jo sephine Charlotte werden ingescheept. De Noordzee was ontzettend ruw en een stijve bries joeg de golven meters hoog op, geen rekening houdend met de onvolwaardige zeelieden die zich op het schip bevonden. Jac, Jan en schrijver dezes, verkeer den soms in hachelijke toestanden. Hoe wel schrijver reeds eerder opmerkin gen had gemaakt over de zeezwakheid van Jan, moest deze alras de beneden verdieping verlaten om zich boven op het dek in een stoel uit te strekken en de afstand tussen stoel en verschan sing meten (hoewel gelukkig het ge bruik van die afstand niet nodig was). Zo bereikten we Qostende, voor velen de grootste opluchting van het jaar. Bleek en witjes stapte het Zeeuwse ge zelschap aan wal met de indruk dat het laatste nu niet bepaald het beste was. Al spoedig snorden we zonder onder breking over de mooie Belgische snel wegen. Het luxe-verkeer stak wel scherp af van wat we in Engeland had den gezien. We passeerden de Belgische grens en bevonden ons weer op Zeeuwse bodem. Als Zeeuw en als Nederlander, die toch het best ztfn eigen land en streek kent, staat men vreemd tegenover het ande re. Wat zeker niet minder hoeft te zijn als is het anders dan het onze. M. MURRE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1956 | | pagina 9