De werkelijkheid Belofte var» vandaag op de lange afstand EXPORTHEFFINGEN CONSUMPTIE-AARDAPPELEN HULPVERLENING AARDAPPELEXPORTEURS DOORBEREKENING VAKANTIETOESLAG IN DE LANDBOUW ALGEMENE HEFFINGSVERORDENING 1956 VAN HET LANDBOUWSCHAP NIET GOEDGEKEURD Vernietigbaar en verplaatsbaar ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1956 495 Het bestuur van het Landbouwschap heeft in zijn openbare vergadering van 25 juli j.l. uitvoerig aan dacht besteed aan het voornemen van het Produkt- schap voor Aardappelen de export van aardappelen van oogst 1956 te belasten met enkele heffingen ten bedrage van in totaal 0,80 per 100 kg. Deze voorge nomen heffingen zouden bestaan uit een heffing voor het exporteursfonds van 0,50 per 100 kg, een hef fing van 0,20 per 100 kg voor het egalisatiefonds en een heffing van 0,10 per 100 kg voor het algemene aardappelfonds, terwijl voor aardappelen bestemd voor de West-Duitse aardappelmeelindustrie nog een extra heffing geldt van 0,50 per 100 kg. Het exporteursfonds is indertijd ingesteld, teneinde onderlinge concurrentie bij de export naar landen met centrale import zoveel mogelijk af te remmen. Uit dit fonds werden aan de exporteur uitkeringen gedaan welke hoger waren naarmate hij minder ex porteerde. Omdat het systeem van de centrale import thans in mindere mate wordt toegepast dan in de tijd, dat het fonds is ingesteld, trekt de hoofdafdeling Akker bouw het nut van dit fonds in twijfel. Bovendien is de hoofdafdeling van mening, dat het feit, dat de exporteurs bij voorbaat 0,50 per 100 kg moeten af dragen, zonder te weten wat zij later terug krijgen, een ongunstige invloed uitoefent op de telersprijzen en bovendien de aktiviteit van de handel om nog meer te exporteren, kan afremmen. Het bestuur van het Landbouwschap deelt de bezwaren van de hoofd afdeling Akkerbouw en heeft verklaard afwijzend te staan tegenover de heffing van 0,50 per 100 kg ten behoeve van het exporteursfonds. De heffing van 0,20 per 100 kg ten behoeve van het egalisatiefonds zou men willen bestemmen om tegemoet te komen aan de financiële moeilijkheden van de exporteurs, die deelgenomen hebben aan de geforceerde export naar Engeland in april van dit jaar. Het bestuur van het Landbouwschap is van mening, dat het niet juist is de aardappelexport met deze hef fing te belasten, omdat een eventuele kredietverle ning aan deze exporteurs uit overheidsgelden zou komen en niet uit gelden van het Consumptie-aard- appel-Egalisatie-Fonds. Het komt het bestuur niet juist voor een heffing te leggen op de export, daar een dergelijke exportheffing een ongunstige invloed uitoefent op de prijsvorming. De heffing van 0,10 per 100 kg ten behoeve van het algemene aardappelfonds zou bestemd zijn voor het verstrekken van subsidies voor wetenschappelijk onderzoek en de financiering van de propaganda voor het gebruik van aardappelen. Het wetenschappelijk onderzoek heeft vaak betrekking op onderwerpen, die zowel van belang zijn voor de producent als voor de handelaar. Hierbij denke men bijv. aan het onder zoek inzake de bewaring van aardappelen. Het bestuur van het Landbouwschap heeft geen bezwaar tegen het heffen van deze 0,10 per 100 kg ten behoeve van het onderzoek. Met betrekking tot de propaganda voor het gebruik van aardappelen, is het bestuur van oordeel, dat deze propaganda in het binnenland samengebundeld moet worden met de propaganda voor andere levensmiddelen. Overigens heeft de hoofdafdeling Akkerbouw zich afgevraagd of een systeem van vaste heffingen, on afhankelijk van de telerspriis of de exportprijs, wel als het meest juiste kan worden aangemerkt. Aan gezien elke heffing in Nederland een prijsdrukkende werking uitoefent en de export kan belemmeren en aangezien het juist bij een lage prijs noodzakelijk is de export zoveel mogelijk te bevorderen, verdient het veeleer aanbeveling een systeem van veranderlijke heffingen in te voeren. Het bestuur van het Landbouwschap heeft in zijn openbare vergadering van 25 juli j.l. uitvoerig aan dacht besteed aan de moeilijkheden, welke zich heb ben voorgedaan rondom de export van aardappelen naar Engeland in het afgelopen voorjaar. Indertijd had het Landbouwschap doen weten, dat het geen uitspraak wilde doen over de vraag of hulp aan de exporteurs al dan niet nodig zou zijn, maar dat voor een eventuele hulpverlening niet de gelden van het Consumptie-aardappel-Egalisatie-Fonds ge bruikt mochten worden. Deze verklaring heeft hier en daar aanleiding gegeven tot het misverstand als zou het Landbouwschap tegen een kredietverlening als zodanig gekant zün. Slechte weersomstandigheden behoren tot het risico van de boer, dat alleen enigszins ondervan gen kan worden door dit te verwerken in de kost prijzen van die produkten, waarvoor vaste prijzen en garantieprijzen gelden. De stormachtige wüid die het afgelopen week einde gewoed heeft, en veel schade in de gewassen heeft aangericht, moet ook tot dit risico worden ge rekend. Gelukkig is in Zeeland de regenval in tegen stelling met andere streken van het land beperkt gebleven. Vooral de N. O. P. schijnt een abnormaal zware regenval te verwerken hebben gekregen. Misschien ziet Dr Vondeling hierin een aanlei ding de N. O. P. nog eens naar voren te halen in zijn bekende radiopdaartjes. Al zijn de boeren in deze polder dit keer in een ander opzicht ruim toebedeeld dan dat waarover hij doorgaans spreekt. B. /n de haven van Zierikzee werd maandenlang de Rotterdamse klei van het schip op de auto geladen Zoals bekend, heeft de minister van Landbouw op 12 juni aan het Landbouwschap een afwijzende be slissing doen toekomen ten aanzien van de doorbe rekening van de verbetering van de secundaire ar beidsvoorwaarden in de garantieprijzen der landbouw, produkten. De hoofdafdeling Sociale Zaken is van oordeel, dat het onjuist zou zijn in het standpunt van de regering te berusten. Zij heeft daarom aan het bestuur voor gesteld bij het College van Rijksbemiddelaars op de gebruikelijke wijze goedkeuring te verzoeken voor een wijziging van het algemene deel der collectieve arbeidsovereenkomsten in de landbouw, welke wijzi ging zal inhouden, dat de vakantietoeslag wordt ver hoogd van 2 tot 4 De hoofdafdeling verwijst daarbij naar de uitspraak van de Tweede Kamer op 15 december 1955, welke inhield, dat het agrarische bedrijfsleven moet kunnen blijven rekenen op onvérminderde handhaving van de toezeggingen, welke door de regering zijn gedaan ten aanzien van de prijsvorming van landbouwprodukten om ook in de toekomst te kunnen blijven streven naar sociale gelijkstelling van de landarbeiders met vergelijkbare arbeiders ten plattelande. De hoofdafdeling Sociale Zaken heeft daarnaast aan het bestuur voorgesteld aan de minister van Landbouw de teleurstelling ter kennis te brengen over het stand punt van de regering, en de minister een afschrift van de brief aan het College van Rijksbemiddelaars te doen toekomen. De Commissie Financiën Bedrijfslichamen van de Sociaal-Economische Raad heeft zijn goedkeuring onthouden aan de algemene Heffingsverordening 1956 van het Landbouwschap. De bezwaren van de Commissie Financiën Bedrijfs lichamen hebben betrekking op de hoogte der contri butie-aftrek, die de leden van door het bestuur aan gewezen ondernemingsorganisaties kunnen genieten. In de Heffingsverordening 1956 van het Landbouw schap wordt deze aftrek gesteld op 70 van de be taalde contributie met een maximum van 50 van de heffing. De Commissie Financiën Bedrijfslichamen is van oordeel, dat de contributie-aftrek verband moet hou den met de werkzaamheden, die de organisaties ver richten in het algemeen belang van de bedrijfstak, en dat niet is aangetoond welk deel van de geldmid delen der organisaties voor dat algemeen belang van de bedrijfstak wordt aangewend. Om deze redenen acht de commissie het niet ver antwoord, dat de 70 van de contributie kan be dragen. Naar haar mening zal de aftrek 50 van de contributie zeker niet te boven moeten gaan. Het bestuur van het Landbouwschap heeft in zijn openbare vergadering van 25 juli j.l. besloten tegen dit besluit van de Sociaal-Economische Raad beroep in te stellen bij de Kroon. De uitspraak van Minister Mansholt, dat de pachtprijzen in principe moeten worden aangepast aan de eigenaarslasten, bracht de Provinciale Zeeuwse Courant er onlangs toe te beweren dat het L. E. I. eerst een onderzoek moet instellen naar de reële eigenaarslasten in de verschillende landbouw streken. De opdracht hiertoe kan aldus het blad eerstdaags worden verwacht. Op zijn minst moet er op worden gerekend, dat dit onderzoek twee jaar zal vergen, terwijl daarna nog moet worden uitge maakt op welke wijze de verhoogde normen moeten worden doorberekend. Hebben we nu werkelijk nog niet voldoende ge gevens over deze eigenaarslasten verzameld? Men neme alleen mededelingen No. 1 van de afdeling Grond- en Pachtzaken van het Ministerie van Land bouw ter hand. Om dan tot de overtuiging te ko men, dat er op dit gebied reeds zoveel cijfers zijn verzameld, die een aanklacht vormen tegen het hui dige systeem van doorberekening der lasten, dat deze onrechtvaardige wijze van behandeling geen twee jaar meer gehandhaafd kan blijven. In vele economische leerboeken kan men vinden, dat de grond onvermeerderbaar, onverplaatsbaar en onverwoestbaar is. Over de eerste eigenschap „onvermeerderbaar" zal weinig misverstand kunnen bestaan. We onder vinden de harde betekenis van deze beperktheid nog dagelijks. De Schouwse boeren weten echter wel anders wanneer het gaat over de eigenschappen „onver woestbaar". De zee nam over grote oppervlakken de bouw- voor mee en liet de grond verwoest achter. In zijn bekende boek „De aarde betaalt" beschrijft Prof. de Vries de waarde van de bouwvoor treffend als hij schrijft: „De landbouw berust op het productie vermogen van deze dunne laag. Veel sterker: het leven en het welzijn van de gehele mensheid hangt af van dit dunnne laagje teelaarde over de gehele wereld een beklemmende gedachte." En even verder: „Gezien het langzame vormingsproces van deze grond, moet de bouwvoor worden beschouwd als een kapitaal waarop niet mag worden ingeteerd op straffe van het volkomen verdwijnen van de inkomsten." Voor deze situatie werden vele boeren op Schou wen geplaatst waar niet alleen 5 miljoen m3 zand weg te werken was vóórdat de bouwvoor al dan niet beschadigd te voorschijn kwam, doch waar tevens van 600 ha de bouwvoor vrijwel geheel werd afgeslagen. Daardoor was wel voldoende aangetoond dat de term „onverwoestbaar" niet op de grond toegepast mag worden. De derde eigenschap „onverplaatsbaar" is de laatste maanden ook aangetast door het bekleiïngs- object, dat momenteel op het eiland Schouw-Duive- land in volle gang is en dat reeds over enkele weken afgesloten kan worden. Een aantal Schouwse boeren ging uit om hazen te vangen bij Rotterdam, teneinde de wildstand weer op peil te brengen. Ze kwamen niet alleen met hazen terug, doch ook met het denkbeeld de bij behorende grond die binnenkort ten offer zou vallen aan de uitbreiding der Rotterdamse havens naar Schouwen over te brengen, om met deze klei de afgeslagen en verminkte percelen weer op een pro- duktief peil te brengen. De gemeente Rotterdam wilde aan dit project graag medewerking verlenen, om de landbouw al thans enige compensatie te geven voor al de grond die aan de Rotterdamse boeren werd ontnomen. Bij Rotterdam werd de bouwvoor weggegraven en naar Zierikzee gevaren, waar de grond werd overgeladen op vrachtauto's, die hun kostbare vracht naar de geschonden percelen vervoeren. Juist omdat deze percelen doorgaans zo grillig zijn geschonden, is dit werk zo vruchtdragend. Een kleine oppervlakte die beschadigd is, vermindert de waarde van het perceel aanzienlijk. Daarom is een m3 klei ook niet gauw te duur, omdat een verhou dingsgewijze grote oppervlakte erdoor in waarde stijgt. De totale oppervlakte die met deze klei wordt bedekt moge dan niet groter zijn dan 150 a 200 ha, de oppervlakte die erdoor verbeterd wordt is zeker 1000 ha groot. Naast de Rotterdamse klei wordt nu ook op het eiland zelve klei gewonnen uit de ondergrond van polders waar de kleilaag dik is. Zo zullen er straks 110.000 m3 klei verplaatst zijn in het kader van dit in de landbouw geschiedenis nog onbekende project. o Dat deze zaak doorgang heeft kunnen vinden, is in de eerste plaats te danken aan de medewerking van het Rampenfonds en dus uiteindelijk aan die van het hele Nederlandse volk. Terecht is daar de vorige week tijdens een bijeenkomst in Zierikzee, waar een excursie aan verbonden was, nadrukkelijk op gewezen. Het Nederlandse volk heeft hiermee blijk ge geven van verantwoordelijkheidsbesef voor de grond, als onvervangbare produktiefactor. Het heeft mede- geholpen het onverplaatsbaarongedaan te maken nadat het water had laten voelen dat aan het on vernietigbaar'ook al geen absolute waarde kan worden toegekend. Het besef van verantwoordelijk heid dat uit deze daad spreekt, wordt door Prof. de Vries omschreven op een wijze die de achter grond ervan goed tekent: Het besef van deze verantwoordelijkheid ligt begrepen in christelijke en humanistische begin selen van rentmeesterschap en broederschap; het wordt versterkt door de koude en nuchtere eco nomische gegevens." Zo is het ook hier: men moet achter de be rekeningen over de rentabiliteit van dit bekleïings- object steeds het verantwoordelijkheidsbesef van het hele Nederlandse volk blijven zoeken voor één van de belangrijkste natuurlijke hulpbronnen waarover de mens kan beschikken. De Schouwse samenleving zal van dit besef straks, naar wij hopen, de vruchten mogen plukken. En is dit, met het Amerikaanse voorbeeld twor ogen, niet een aansporing voor de boeren, hun nieuwe bouwvoor als zorgvuldige rentmeesters te beheren En voor de Overheid, mede te werken aan de verbetering van de bouwvoor tvaar dit maar moge lijk is, omdat het dunne vliesje aardkorst dat we bouwvoor noemen, bestaans- en voedingsbron voor velen is. g,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1956 | | pagina 3