zichzelf te helpen
357
VOORLICHTINGQe he,
Nieuwe gedachten over de
landbouwvoorlichting
ZATERDAG 9 JUNI 1956
volgens Ir. renders 1
r\E landbouwvoorlichting kan in het ene gebied nooit op dezelfde wijze werken als in andere
gebieden. Daarom moet ze in opzet gedecentraliseerd zijn, al moet anderzijds toch ook weer
getracht worden samenwerkingsvormen tussen de verschillende diensten te vinden. Daarbij zal er
voor gewaakt moeten worden, dat de voorlichting levend blijft en niet aan verstarring gaat leiden.
Dit waren de hoofdgedachten, die de inspecteur van de landbouwvoorlichting, Ir. J. M. A. Penders,
de vorige week op een bijeenkomst in Oosterbeek nader uitwerkte.
Dat vöor deze dingen belangstelling bestaat, valt te begrijpen, nu allerwege gezocht wordt naar
nieuwe wegen om de voorlichting niet alleen het grootst mogelijk effect te geven, doch ook om de
boeren steeds meer bij de uitvoering in te schakelen. Tevens melden zich de groepen van land
arbeiders, plattelandsvrouwen en landbouw jongeren aan, die, naarmate de landbouwtechnische voor
lichting minder sterk op de voorgrond treedt, met des te meer reden hun aandeel van het voor
lichtingsprogramma gaan vragen. Waarbij de middenstand, als vragende partij buiten de landbouw,
ook niet over het hoofd mag worden gezien.
Geen bescherming, maar voorlichting
De voorlichting is in feite ontstaan uit het besef,
dat niet de bescherming van de landbouw redding
zou brengen, doch alleen de grotere kennis van de
boeren. Van de rondtrekkende wandelleraar zijn
we in deze tijd gekomen in het stadium waarbij 1
assistent 400 bedrijven „onder zich" heeft. Men
vindt nergens ter wereld een dergelijke intensieve
voorlichting, waarbij men dient te bedenken, dat
in de tuinbouw het aantal bedrijven per assistent
nog kleiner is.
Ondanks dat, wordt maar een-derde gedeelte van
de boeren regelmatig bereikt. Een ander derde
gedeelte wordt zo nu en dan eens bereikt en de
rest in het geheel niet.
Dat het onderwijs als grondslag voor de voor
lichting een belangrijke rol speelt, hoeft hier geen
nader betoog. Daarom is het zo belangrijk dat er
vele onderwijsinstellingen op onze 2]/z miljoen ha
cultuurgrond zijn en dat onze 250.000 boerenbedrij
ven daar in alle opzichten van kunnen profiteren.
Algemeen worden voorlichting, onderwijs en
onderzoek als een onverbrekelijke eenheid gerekend
tot de taak van de Overheid. Dit komt ook wel tot
uiting in de percentages, die deze Overheid betaalt
van het totaal der kosten, te weten:
Voorlichting 95
Onderwijs 85
Onderzoek 85
Het totale bedrag, dat aan deze drie onderdelen
wordt uitgegeven, beloopt een bedrag van 40 tot
50 miljoen gulden, wat overeenkomt met 1 procent
van de bruto-waarde van de Nederlandse landbouw-
produktie.
Dit is zeker niet teveel, wanneer men nagaat dat
de groot-industrie ervan uitgaat dat aan het onder
zoek alleen al 1% van de produktie besteed mag
worden.
Het meer regionaal gerichte onderzoek, dat in
de tuinbouwsector die beschikt over 40 proef
tuinen en 7 proefstations reeds sterk ontwikkeld
is, zal ook in de landbouwsector steeds belangrijker
worden.
Bedrijfseconomische voorlichting
Eén van de nieuwste vormen van voorlichting
is de bedrijfseconomische, die, naar de mening van
de heer Penders, vaak teveel van de gebruikelijke
voorlichting wordt losgemaakt. Daarom meende
hij, dat het beter was in het algemeen te spreken
van bedrijfsvoorlichting, waarin deze economische
voorlichting verwerkt is.
Na een tiental vergaderingen tussen vertegen
woordigers van Rijk, het L. E. I. en de boekhoud-
bureaus, is overeenstemming bereikt op de belang
rijkste punten. De reeds bestaande fiscale boek
houdingen kunnen nu, met kleine wijzigingen, voor
de bedrijfs-economische voorlichting worden ge
bruikt.
Dat dit mooie vooruitzichten opent, laten alleen
de getallen van het aantal aangeslotenen al zien.
Bij de bureaus van de organisaties zijn 40 a 50.000
boeren aangesloten, terwijl daarnaast nog 60.000
boeren hun boekhouding door een particulier bureau
laten verzorgen.
Een eenvoudige bedrijfsvergelijking kan zo
deelde Ir. Penders mede reeds voor f 25,worden
verkregen. Dat is aanzienlijk minder dan de f 200,—
kosten, die jaarlijks aan een L. E. I. -boekhouding
zijn verbonden, doch waaraan slechts 1 van de
bedrijven kan deelnemen.
Sociale voorlichting
Een andere nieuwe voorlichtingsvorm vinden we
in de sociale voorlichting, die in de landbouwsector
een aparte gestalte gaat krijgen als de z.g. agrarisch-
sociale voorlichting.
Weliswaar is dit geheel het werk van de orga
nisaties, doch dit neemt het bezwaar niet weg, dat
40% van de boeren niet is aangesloten bij een
standsorganisatie, zodat, naar de heer Penders
vreesde, een groot gedeelte van de boeren niet be
reikt zal worden.
Vooral bij dit werk komen belangen naar voren
die in de belangstellingssfeer liggen van jongeren,
plattelandsvrouwen en landarbeiders.
Het onderwijs bereikt steeds meer jonge men
sen, die op deze wijze rijp worden voor de voorlich
ting, zodat een groeiende vraag naar meer voor
lichting logisch en vanzelfsprekend is. Deze groeien
de vraag naar voorlichting vindt men echter ook
in andere sectoren, daar b.v. de middenstandssector
die evenveel bedrijfshoofden kent en een soort
gelijke bijdrage aan het nationaal inkomen levert
ook om een uitbreiding van de voorlichting door
het Rijk vraagt.
Daarbij vestigde de heer Penders nog eens de
aandacht op het te technische landbouw- en land-
bouwhuishoudonderwijs, waardoor de persoonlijk
heidsvorming niet voldoende ruimte kan krijgen.
Voor de landarbeiders liggen de vraagstukken
wel heel moeilijk, omdat slechts 15 van hen
enigerlei vorm van landbouwonderwijs heeft ge
noten, zodat deze groep moeilijk te bereiken is.
Toch is er een terrein, waar vooral deze groep
belangstelling zou moeten hebben, en wel dat van
de arbeidsproduktiviteit. Deze zou zeker nog met
25% kunnen stijgen, wanneer bij het werken in de
landbouw betere arbeidsmethoden zouden worden
toegepast.
Te veel kleine bedrijven
De cultuur-technische werken scheppen jaarlijks
op omstreeks 15.000 ha de goede voorwaarden,
waarop de bedrijfsvoorlichting kan gedijen. Zo
wordt hierbij vaak gesproken over voorzorg en na
zorg.
Meer en meer blijkt echter dat vele bedrijven
te klein zijn om een redelijk bestaan te geven. Na
de oorlog mocht daarin in het eerst helemaal niet
over gesproken worden. In Brabant heeft men
echter, gedwongen door de feiten, dit mystieke be
grip losgelaten. Terwijl er in 1948 nog sprake was
van een groot overschot, kon dat in 1953 al niet
meer gezegd worden.
Door de snelle ontwikkeling is er echter nu op
vele kleine bedrijven geen opvolger meer. Op de
N.W.-Veluwe heeft men nu moeten constateren,
dat de zoons van de grote boeren in vele gevallen
op deze bedrijven terechtkomen, omdat ze zich,
door het volgen van landbouwonderwijs, helemaal
op het boer-worden hebben ingesteld en deze kans
nu maar aangrijpen. Terwijl ze op deze te kleine
bedrijven op het zand geen menswaardig bestaan
vinden en beter via een goede beroepen voorlichting
een ander beroep zouden hebben kunnen kiezen.
In dit verband wierp de heer Penders ook nog
de belangrijke vraag op, of het verantwoord is in
het kader van een ruilverkaveling ongeveer f 1000,
per ha te besteden aan bedrijven, die ook daarna te
klein blijven.
Zelf meebetalen
De vraag of de boeren zelf ook een gedeelte van
de voorlichting moeten betalen, is niet nieuw. De
verenigingen voor bedrijfsvoorlichting hebben reeds
laten zien, dat het op bescheiden schaal meebeta
len aan de voorlichting geen bezwaar behoeft te
zijn. Deze vraag is opnieuw aan de orde gekomen
bij de z.g. veevoedingskernen, die tot doel hebben
de veevoeding doelmatiger te organiseren, zodat de
produktiekosten dalen.
In Gelderland heeft men reeds gezegd, dat deze
voorlichting die ongeveer f2,50 kost door de
boeren betaald zal moeten worden.
Jammer genoeg willen vele boeren teveel op de
voorlichting gaan drijven, terwijl de voorlichting
juist de boeren wil helpen zichzelf te helpen.
Bij het streekonderzoek komen technische, eco
nomische en sociale kanten van het werk naar voren.
Het is zaak, dat aan de hand daarvan een voor
lichtingsprogramma wordt opgesteld, waarbij
samenwerkingsvormen met de diverse organisaties
worden ontworpen.
De voorlichtingsraden hebben reeds een beter
contact met het bedrijfsleven tot stand gebracht.
Daarbij zal ook meer en meer de vraag aan de orde
moeten komen wat het effect van de voorlichting is.
Zo zal de voorlichtingsdienst haar taak beter
kunnen vervullen. Men kan deze eenvoudigweg
omschrijven als vergroting van de bedrijfswinst. In
het algemeen staan daar twee vegen voor open: de
verlaging van de kostprijs bij gelijkblijvende pro
duktie en de vergroting van de produktie bij ge
lijkblijvende kostprijs.
Beide wegen kan men samenvatten onder het
begrip rationalisatie, dat dus niet hetzelfde is als
produktieverhoging. B. _j
Onlangs werd door de K.N.B.T.B. een rapport
over de landbouwvoorlichting uitgebracht, onder
de titel: „Bijdrage tot herziening van de agrarische
voorlichting in Nederland".
We nemen de conclusies uit dit rapport in zyn
geheel over, daar deze een goede samenvatting van
het geheel geven.
1. De agrarische voorlichting is krachtens haar
doelstelling een zaak van algemeen belang, welk
karakter behouden blijft ook indien en voor zoverre
de uitvoering door niet-overheidsorganen plaats
vindt.
2. Gezien de principiële taakverdeling tussen
Overheid en bedrijfsleven, zal uit organisatorisch
oogpunt de zelfwerkzaamheid c.q. medezeggenschap
van het georganiseerde bedrijfsleven t.a.v. de agra
rische voorlichting zoveel mogelijk veilig gesteld
dienen te worden. Uit dien hoofde zal een wettelijke
regeling op de voorlichtingsorganen aanbeveling
verdienen. j
3. Het agrarische bedrijfsleven zal bij de agra
rische voorlichting nauw eetrokken moeten worden,
aangezien deze voorlichting een sterk individueel,
mentaal beïnvloedend karakter draagt en verschil
lende harer aspecten nauw verbonden zijn met pro
blemen van levensbeschouwelijke aard.
4. Bij de agrarische voorlichting zal aan de eigen
verantwoordelijkheid van de individuele agrariërs
een zo groöt mogelijke plaats dienen te worden ge
laten.
Een verdergaande allround „bedrijfsvoorlichting"
dient hieraan bij voortduring getoetst te worden.
Om hiervan zo veel mogelijk verzekerd te zijn en
om de bedrijfsvoorlichting wezenlijk allround te
doen zijn, verdient het aanbeveling om bedrijfs-
assistenten aan te stellen, ressorterende onder de
Provinciale Raden voor de Agrarische Voorlichting,
welke in opdracht van die raden worden geleid door
de secretarissen (van die raden).
Daarnaast vraagt de hoogontwikkelde praktijk
in de land- en tuinbouw hier te lande meer en meer
een sterk gespecialiseerde technische voorlichting,
waarvan de uitvoering bij de bestaande rijksdienst
kan worden gelaten, indien ook daarbij een reële
medezeggenschap aan het georganiseerde bedrijfs
leven ten aanzien van het beleid en de uitvoering
wordt toegekend.
Ten aanzien van de bedrijfs-economische voor
lichting hebben zowel de Overheid als het georga
niseerde bedrijfsleven een taak. Met betrekking tot
de sociale aspecten zal de Overheid zich in het alge
dienen te beperken tot een stimulerende, coördi
nerende en subsidiërende taak.
5. Gezien de grote afhankelijkheid van de agra
rische ondernemingen van externe produktieom-
standigheden, zal de voorlichting omtrent de hieruit
voortvloeiende consequenties geïntensiveerd moeten
worden.
6. Ofschoon het onderwijs, de voorlichting en
het wetenschappelijk onderzoek elk een specifieke
functie vervullen en een eigen werkwijze hebben,
zal een intensieve samenwerking hiertussen onmis
baar zijn. In de nader te noemen voorlichtingsor
ganen zullen onderwijs en onderzoek dan ook ver
tegenwoordigd moeten zijn.
7. Ter veiligstelling van de zelfwerkzaamheid
en ter waarborging van een reële medezeggenschap
van het georganiseerde bedrijfsleven bij het beleid
en de uitvoering van de agrarische voorlichting,
voor zover deze bij de Overtieid berust, zal het aan
beveling verdienen een wet tot stand te doen ko
men, waarbij een daartoe geëigende organisatie
vorm wordt geschapen. In deze wet zal onder meer
nader dienen te worden geregeld de samenstelling
en taak van de bestaande Centrale Raad en de Pro
vinciale Raden voor de Agrarische Voorlichting.
8." Mede ter bevordering van de eenheid in de
bemoeienis van het Rijk en het georganisee.de be
drijfsleven met de agrarische voorlichting, verdient
het aanbeveling om het rijksapparaat van de agra
rische voorlichting te doen ressorteren onder een
Bestuur, waarvan de samenstelling en bevoegdheden
nader bij hiervoren gemelde wet dienen te worden
geregeld.
9. Ter coördinering van de agrarische voorlich
ting in het algemeen en van het rijksapparaat van
agrarische voorlichting in het bijzonder, verdient
het aanbeveling om in het Ministerie van Land
bouw op gelijke wijze als voor het landbouwonder
wijs, een afzonderlijk Directoraat voor de Agrarische
Voorlichting in te stellen.
DE HARMONISATIE
VAN DE LANDBOUWPOLITIEK
IN DE BENELUX
De ministeriële werkgroep voor de harmonisatie
van de landbouwpolitiek uit het Benelux-ministers-
comité is op 31 mei 1956 in Den Haag bijeen geweest
om kennis te nemen van de vorderingen van de
rechtstreeks onder haar staande harmonisatie
commissie.
De ministeriële werkgroep heeft aan de harmo
nisatiecommissie opdracht gegeven vóór 15 septem
ber a.s. concrete voorstellen te doen, welke kunnen
leiden tot een liberalisatie van de consumptieaard
appelen in het Benelux-verkeer, en tevens de nood
zakelijkheid onderschreven, dat enkele andern
produkten spoedig moeten volgen.