IN DE WACHTKAMER VAN HET GROTE LEVEN.
293
ZATERDAG 12 MEI 19 5 6
Binnenkort staan veel ouders met zonen en dochters, die straks de lagere school hebben door
lopen, voor de vraag welke vervolgopleiding «r voor die kinderen moet worden gekozen. Voor de
kinderen, die nog geen Ibepaald vakonderwijs moeten gaan volgen, omdat zij naar de M.U.L.O., H.B.S.
of Lyceum gaan, ligt de keuze in zoverre gemakkelijker daar men de definitieve keuze van het beroep,
waarin een zoon of dochter zich wil bekwamen, naar een wat oudere leeftijd kan verschuiven. Op
zichzelf is dit een belangrijk voordeel, omdat naarmate een kind ouder is, zijn belangstelling in een
bep&alde richting wat vastere vormen heeft aangenomen. Dat betekent ondertussen ook, dat bij de
keuze van een bepaalde richting op jeugdiger leeftijd, dus ten tijde van het verlaten der lagere school,
de keuze doorgaans veel moeilijker is. Men imag zich daarbij de vraag stellen in hoeverre een keus
in belangrijke mate van het kind uitgaat en in hoeverre wij te maken hebben met een keus en een
beslissing van de ouders. Immers als men een keus moet doen, dan moet men in de gelegenheid zijn
ergens uit te kiezen. En hoe weinig kinderen weten eigenlijk welke beroepsmogelijkheden er in onze
samenleving zijn. Bepaalt zich dit eigenlijk niet alleen tot de beroepen, die in de naaste omgeving
worden uitgeoefend of beroepen waarop door min of meer toevallige omstandigheden de aandacht
van een kind is gevallen?
In dit opzicht verkeert het plattelandskind onge
twijfeld in een nadelige positie vergeleken met het
stadskind. Een verdere moeilijkheid hierbij is, dat
de mogelijkheden binnen een en hetzelfde beroep
enorm uiteenlopen. Dit leidt er vaak toe, dat toe
valligheden bepalend zijn voor het oordeel, dat men
zich van een bepaald beroep heeft gevormd. Zoveel
is wel zeker, dat bij de beroepskeuze het spreek
woord „Onbekend maakt onbemind" een grote rol
speelt.
Dat is wel jammer, omdat een goede beroeps
keuze van een grote invloed kan zijn voor iemands
levensgeluk. In de beroepskeuze zit iets onherroe
pelijks, omdat indien na verloop van jaren blijkt,
dat de keus minder gelukkig is geweest, het
meestal zeer moeilijk is om nog een andere richting
in te slaan. Dit alles leidt er mede toe, dat de keuze
van een bepaald beroep een grote verantwoordelijk
heid legt op de ouders.
Dit geldt zeer zeker ook voor onze agrarische
jeugd. Immers, alhoewel de grotere afstanden tot
bepaalde onderwijsinrichtingen het voor platte
landskinderen vaak moeilijker maken deze scholen
t e volgen, zal men toch goed doen om niet te spoe
dig voor deze bezwaren uit de weg te gaan.
VVant raeii moet wel bedenken, dat niet elke boe
renzoon later boer kan worden en niet elke boeren
dochter boerin.
De schaarste aan beschikbaar komende land
bouwbedrijven legt immers grote beperkingen op.
Voorts speelt daarbij de eigen vermogenspositie
een niet te onderschatten rol. Een zoon boer ma
ken is onder de huidige omstandigheden een aller
minst- eenvoudige zaak.
Wanneer bijgevolg het besluit is genomen, dat
een boerenzoon in vaders voetsporen zal treden,
dan bedenke men wel, dat in dat geval een stap
wordt gezet op een lange en zeker niet gemakke
lijke weg.
Men begrijpe ons evenwel goed: het is geenszins
onze bedoeling om de agrarische jeugd af te hou
den van een specifiek agrarische loopbaan. Waar
het ons echter wel om gaat is, dat men zijn keuze
doordacht en in het besef van een grote verant
woordelijkheid doet. De ervaring heeft ons zo lang
zamerhand wel geleerd, dat er onder de agrariërs
in dit opzicht nog wel eens aan struisvogelpolitiek
wordt gedaan. In de eerste plaats wordt nog al
eens te gemakkelijk toegegeven aan de onwil van
zoon of dochter om nog langer naar school te gaan.
In dit opzicht zijn er in de agrarische gezinnen
aanvankelijk ook minder grote obstakels dan in
de niet-agrarische gezinnen.
Juist in de tegenwoordige tijd met zijn enorm
tekort aan arbeidskrachten is er op het landbouw
bedrijf voor een aankomende jongen of meisje
altijd wel voldoende bezigheid te vinden. Men ver-
kijke zich daarop echter niet, want voor elk kind
dat in het bedrijf wordt gehouden wordt in feite
reeds een keuze gedaan. Een keuze echter met een
vrij lang en soms allerminst gelukkig vervolgver
haal.
In de tweede plaats is het helemaal niet vanzelf
sprekend, dat elk kind geschikt is om later boer
te worden. Wij weten inmiddels wel hoe veel er
komt kijken om een bedrijf te kunnen besturen,
laat staan goed te besturen.
Tenslotte nog een enkel woord over de geweten-
sussertjes. Inderdaad er komen in de komende
jaren nog bedrijven in de nieuwe Zuiderzeepolders,
elk jaar zo'n 100 k 150, er scheiden elk jaar boeren
uit, men kan trouwen met een enig kind en men
kan zijn bedrijf later splitsen.
Sedert kort is er op de zandgronden nog een
andere mogelijkheid: op een toenemend aantal
kleine bedrijven is er geen opvolger, omdat de kin
deren van deze boeren naar de industrie verdwij
nen. Wij zien nu, dat de zoons van de grotere boe
ren op deze kleine bedrijfjes neerstrijken. Vaak
met de gedachte om later een groter bedrijf te
kunnen kopen of pachten. In hoevele gevallen zal
daar iets van terecht komen, zeker met welvaarts
normen, zoals wij die tegenwoordig in de landbouw
kennen.
Ondertussen vindt hier een min of meer geruis
loze deklassering plaats, die het gevaar in zich
draagt tot allerlei onprettige spanningen aanleiding
te geven.
Verantwordelijk, hoogst verantwoordelijk is 5e
keuze, die men maakt voor deze kinderen, die ge
reed gemaakt moeten worden voor het harde en
grote leven. Nu zitten zij veelal nog in het voor
portaal of liever gezegd in de wachtkamer van dit
gTote leven. Laten de ouderen het hun zo gemakke
lijk mogelijk maken dit grote leven als een nuttig
en veelbelovend lid van de maatschappij binnen te
treden.
Onlangs verscheen in „De Land-bode" een
artikel van Ir. D. S. Tuynman, over de school
keuze voor plattelands jongeren i.v.m. hun
toekomstige beroep. We zouden graag zien
I dat dit belangrijke artikel ook in Zeeland werd
i gelezen en nemen het daarom in z'n geheel
i over. REDACTIE.
Daarbij is het zeker niet zo, dat de ouders geheel
alleen staan en tot dit doel nergens hulp of voor.
lichting kunnen ontvangen. Verscheidene hoofden
van scholen zullen gaarne bereid zijn advies te ge
ven en sommigen van hen zullen in dit opzicht
zeker deskundig zijn. Ons land is echter bedeeld
met een net van adviesinstellingen. In de eerste
plaats is elk arbeidsbureau in staat om uitgebreide
adviezen te geven, daarnaast zijn er verscheidene
particuliere adviesbureaux. Laatstgenoemde bu
reaux gaan onder meer van de kerken uit. in welk
geval men dus bij zijn eigen predikant zeker niet
vruchteloos zal aankloppen.
Zij, die als boer geboren zijn
Ook al zullen bij een verantwoorde keuze vele
boerenzoons nimmer boer worden, daarnaast is er
toch nog de grote categorie jongens, waarvan de
toekomst op de boerderij ligt om niet te zeggen
moet liggen.
Van begin af aan moet bij deze knapen de regel
gelden: Boer worden is goed, maar dan ook een zo
goed mogelijke boer!
Om een landbouwbedrijf goed te kunnen beheren,
moet men heel wat in zijn mars hebben. Misschien
vrij overbodig om dat in een landbouwblad nog
eens vast te stellen, maar in aansluiting met het
bovenstaande zouden wij met grote klem willen
wijzen op de noodzaak om behalve het boerenhand-
werk en de algemene bedrijfsleiding zich in vol
doende mate theoretisch te bekwamen.
Ons land is overdekt met een dicht net van lagere
landbouwscholen, terwijl het bijna voor iedere jon
geman mogelijk is een landbouwwinterschool te be
zoeken. Wij achten het overbodig om hieronder
nog eens een uitvoerige uiteenzetting te geven van
het vele, dat de toekomstige boer op de landbouw
school kan leren.
Ons landbouwonderwijs is gericht op een samen
gaan tussen praktijk en theorie. Beide vullen elkaar
aan en beide kunnen slechts in combinatie met el
kaar het beste resultaat afwerpen. Dat het om dit
laatste gaat; is een uitgemaakte zaak. Boer zijn
stelt hoge eisen, eisen die met het voortschrijden
van de wetenschap nog voortdurend toenemen.
Wie meent het zonder een goede praktische en
theoretische opleiding te kunnen stellen, moet lie
ver geen boer worden, ook al omdat hij door aldus
te redeneren het boerenbedrijf als vak degradeert.
Vele ouderen waren nu eenmaal niet in de gelegen
heid om een landbouwschool te volgen, voor de jon
geren liggen de kaarten in dit opzicht veel gunsti
ger. Tenslotte: het boereniberoep is nog een van
de zeer weinige open beroepen, d.w.z. een ieder
kan zonder vakdiploma boer worden. Zo goed als
voor de tuinbouw en fruitteelt reeds vestigingseisen
van kracht zijn, zo vast kan men er op rekenen, dat
deze eerlang ook voor de landbouw van kracht
zullen worden. Trouwens, was men enige jaren ge
leden nog algemeen afkerig van vestigingseisen,
meer en meer gaat 'men ook in landbouwkringcn
zelf de vraag stellen of vestigingseisen wellicht
ook noodzakelijk zijn.
Lagere landbouwscholen
De cursus duurt 4 jaar, waarvan In de eerste
klasse 2 Ys dag en de overige klassen één dag per
week les wordt gegeven.
Men moet er op rekenen, dat op den duur de
cursus 5-jarig wordt, terwijl binnen een luttel aan
tal jaren op alle scholen de mogelijkheid zal zijn
om les in het zo belangrijke (en voor de jongens
zo aantrekkelijke) handvaardigheidsonderwijs te
geven.
Landbouwwinterscholen
Jongelui, die vóór 1 januari, volgende op de aan
vang van het schooljaar 16 jaar zijn geworden, kun
nen na met vrucht afgelegd toelatingsexamen of
zonder examen na overleg van een diploma, dat
aangeeft dat zij het onderwijs zullen kunnen vol
gen, tot de landbouwwinterschool worden toege
laten. De cursus duurt twee winterhalfjaren (begin
oktober tot begin april) en zij, die met vrucht dit
onderwijs gevolgd hebben, kunnen er op bogen
dat zij een prachtige theoretische opleiding hebben
genoten, die hun in combinatie met een goede prak
tische opleiding zeker in staat stelt later een wat
groter of meer ingewikkeld landbouwbedrijf te lei
den.
Tenslotte wijzen wij op de landbouwcursussen.
Zij, die niet in de gelegenheid waren om een land
bouwschool te bezoeken kunnen wij de algemene
landbouwcursussen aanbevelen.
Daarnaast worden er geregeld allerlei speciale
cursussen gegeven, zoals in rundveekennis, ge
zondheidsleer, veevoeding, kennis van het klein
vee, bemestingsleer, bedrijfsleer, mechanisatie en
motorkennis, melkerscursussen enz. Deze cursus
sen sluiten als regel aan op de lagere landbouw
school of een algemene landbouwcursus.
Zoals men ziet is er keuze genoeg, het komt er
slechts op aan van de geboden mogelijkheden ge
bruik te maken. Dat dit op bedrijven met een gebrek
aan arbeidskrachten soms niet eenvoudig is weten
wij. Maar deze moeilijkheden zullen nimmer de
opleiding van de toekomstige boerenzoons in de
weg mogen staan, omdat het voor de moderne
jonge boer, wil hij later sterk staan, noodzaak is
dat hij zich ook theoretisch bekwaamt. Voor zich
zelf als ondernemer maar ook voor de boerenstand
in zijn totaliteit. Een ontwikkelde boerenstand kan
alleen rechten doen gelden.
De meisjes
Het is niet uit gebrek aan respect voor het vrou
welijk geslacht, dat wij de mogelijkheden voor de
meisjes het laatst noemen.
In zekere zin geldt hier in beginsel hetzelfde als
voor de jongens. Ook van de meijes zal later slechts
een deel haar bestemming op het landbouwbedrijf
vinden. Vandaar dat het ook voor de vrouwelijke
agr&rische jeugd nodig is om een bewuste keuze
te doen. Niet alleen zal een deel in de stad komen te
wonen, zeer zeker zal het voor vele meisjes een
grote ruggesteun zijn om een bepaald vrouwelijk
vak te leren. Het aantal mogelijkheden is ook hier
allerminst gering en ook hier is bij bovengenoemde
instellingen advies te verkrijgen.
Daarnaast zijn er vele meisjes, die zich sterk tot
het huishoudelijke voelen aangetrokken. Ook voor
deze meisjes zijn er prachtige opleidingen, die bo
vendien nog de mogelijkheid ibieden voor verdere
opleidingen.
Het landbouwhuishoudonderwijs
Eigenlijk is dit een unieke opleiding. Centraal
staat de vorming voor de gezinstaak. Het onder-
wijs wordt gegeven door speciaal daarvoor opge
leide krachten.
Het landbouwhuishoudonderwijs is nijverheids
onderwijs, dat eigenlijk alleen in zoverre van het
stedelijk huishoudonderwijs verschilt, doordat de
opleiding in sterke mate rekening houdt met de
bijzondere eisen, die het leven en wonen op het
platteland nu eenmaal stellen.
Dit onderwijs is dagonderwijs, het aantal weke
lijkse lesuren bedraagt 3133, de cursus duurt twee
jaar en is toegankelijk voor meisjes, die de zesde
klas van de lagere school hebben doorlopen.
Ter verduidelijking laten wij hieronder de les
rooster van de z.g. primaire cursus volgen.
Ie jr. 2e jr.
Koken 3 3
Huishoudelijk werk en wassen 4 4
Verstellen, stoppen en mazen 2 2
Breien, merken en haken 1 1
Kostuumnaaien 0 6
Linnennaaien 6 0
Fraaie handwerken en tekenen 2 2
Kinderverzorging en Handenarbeid 2 2
Voortgezet Lager onderwijs 7 7
Verbandleer, Ziekenverzorging 0 1
Gezondheidsleer 1 0
Warenkennis 1 1
Receptenleer, Voedingsleer 1 1
Patroontekenen 1 1
Plant- en Dierkunde
Tuinbouw 2 2
Bijbelonderwijs 1 1
Daarmede zijn de mogelijkheden allerminst uit
geput, omdat er aan alle landibouwhuishoudscholen
vervolgcursussen worden gegeven, zoals fijne keu
ken, kostuumnaaien, kinderverzorging, hand
werken, assistentie in de huishouding, gezinsver
zorgster, huishoudkunde, voorbereidingsopleiding
voor lerares bij het huishoudonderwijs enz. Tevens
is er nog een aantal cursussen in voorbereiding,
waardoor het aantal mogelijkheden om in inrichtin
gen en ziekenhuizen werkzaam te zijn, aanmerke
lijk zal toenemen.
Wellicht ten overvloede wijzen wij nog eens op
de betekenis van het V.G.L.O. De indruk wordt wel
eens gewekt, dat dit onderwijs op een lijn gesteld
kan worden met 't huishoudonderwijs aan een land-
bouwhuishoudschool. V.G.L.O. is 'n vorm van lager
onderwijs in tegenstelling tot 't huishoudonderwijs,
dat nijverheidsonderwijs is. Uiet alleen moeten de
leerkrachten voor het nijverheidsonderwijs aan
veel hogere eisen voldoen (hun opleiding is veel
langer en zwaarder), maar in wezen is het zo, dat
het V.G.L.O. lager onderwijs is, waaraan een aantal
huishoudelijke vakken is toegevoegd. Het is eind
onderwijs, dat geen toelatingsmogelijkheden kent
tot Nijverheidsscholen met speciale vakopleidingen.
Tenzij de mogelijkheden geheel afwezig zijn, gev«
men dus de voorkeur aan het specifieke (land
bouw) huishoudonderwijs.