DE BOERENJEUGD Heeft het platteland belangstelling voor de schilderkunst? ORGAAN VAN DE LANDBOUW JONGEREN GEMEE NSCHAP ZEELAND DE HOFSTEDE. 299 ZATERDAG 12 MEI 1956 Redactie: A. C. Breure, C. J. van Damme, M. de Jager, T. Lievense, M. Murre, Z. Poppe en M. Sanders Redactie-adres: Voor artikelen Groote Markt 28, Goes. Voor verslagen Goessestraatweg 4, Kapelle Wat kan worden gedaan om aan die belangstelling tegemoet te komen ■pvE etalages van kunstzaken in de grote steden trekken altijd de aandacht van het winkelend pu bliek. Meermalen ben ik in de ge legenheid geweest de reacties waar te nemen van de stedelingen, wanneer z\j voor zo'n etalage stonden. Telkens viel het me dan op, dat de meesten van hen nog het sterkst werden ge boeid door een landschapsschilderij of een schilderstuk van een dier, vaas met bloemen of iets anders uit de levende natuur. Ook bij bezoeken aan kennissen in de stad bemerkte ik een grote voorliefde voor dergelijke schilderstukken. Het is me hoe langer hoe meer duidelijk ge worden, dat dit verschijnsel eigenlijk niets anders is dan de uiting van het verlangen van de stedelingen om een ogenblik te genieten van wat men niet heeft en waarnaar de hunkering tel kens weer uitgaat: de natuur en het landschap. Voor duizenden stedelingen vormt de landschapsschilderij aan de wand van hun woonkamer, vormen de bloemen en planten voor het raam en de hond of de kat, de visjes in het aquarium en de kanarie in zijn kooitje een stukje natuur, dat ze in de stad niet meer kunnen vinden. De mens kan nu een maal niet leven zonder de voortdurende aanraking met de natuur. En als hij die moet missen en zijn dagen door brengen tussen de hoge muren van de overal om hem heen oprijzende flats en kantoorgebouwen, dan brengt hij een stukje natuur in zijn huis. Dan koopt hij een mooie landschapsschilde ring om er telkens en telkens weer naar te kunnen kijken en zo in zich de illusie te wekken de band met het landschap niet te hebben verloren. Dan schaft hij zich een huisdier aan, dat hem het gevoel geeft niet van de leven de natuur te zijn vervreemd. Voor de plattelander ligt dat alle maal geheel anders. EXCURSIE STREEK WALCHEREN. De Streek Walcheren is voornemens om een ééndaagse excursie te organi seren naar Zuid-Limburg. Deze excursie is voorlopig vastge steld op woensdag 4 juli. Opgave voor deze excursie vóór za terdag 26 mei, aan I. P. Wisse, Lewen- daalseweg 4, St. Laurens. HET BESTUUR. Hij leeft dagelijks temidden van een steeds wisselend landschap. Hij verkeert dag in dag uit met de dieren, de bloe men en planten, de bomen en struiken. Voor hem is dat alles zó gewoon ge worden, dat hij zich niet kan indenken wat zijn leven zou zijn, als hij die om gang eens zou moeten missen. Ik kan me dan ook levendig voor stellen, dat voor de plattelander de schilderkunst heel iets anders betekent dan wat ze is voor de stedeling. Wie zo nauwe omgang heeft met de levende natuur en zo zijn leven ver weven weet met het hem omringende landschap, voelt wellicht niet de be hoefte die levenswerkelijkheid te zien afgebeeld op een schilderij. Hij gaat van de gedachte uit, dat geen schilder ooit in staat is de werkelijkheid te schilderen, zoals ze zich voordoet. Maar als we zó redeneren, maken we een ernstige fout. We verwarren dan de schilderkunst met de fotografeer kunst. Iets wat heel dikwijls wordt ge daan. Velen, en heus niet ten platte- lande, verwachten van een schilder, dat hij de werkelijkheid zo natuurge trouw mogelijk zal schilderen. Het ont gaat hen, dat ze daarmee de schilder, de kunstenaar wel te verstaan, belas ten met een taak, die de fotograaf zich ziet toebedeeld. De schilder ziet de af te beelden werkelijkheid door de len zen van zijn oog en het beeld, dat zij doorgeven, gaat, om het heel eenvou dig te zeggen: eerst door hem heen al vorens het op het doek verschijnt. De fotograaf maakt gebruik van een lens, die het beeld rechtstreeks doorgeeft op de gevoelige plaat. Op de weg daar heen passeert het niets meer. Niets verandert er ook maar iets aan het beeld, dat de scherpe lens heeft opge vangen. De fotografie geeft dan ook de onveranderde werkelijkheid weer, de kunstenaar de bewerkte werkelijkheid. Hij heeft iets in de afbeelding gelegd, iets van zijn persoonlijkheid. Het goed geschilderde landschap geeft dan ook enerzijds méér dan de werkelijkheid, anderzijds dikwijls niet alles van die werkelijkheid. Behalve de waarneembare werkelijk heid heeft de schilder bovendien in zijn werk getracht de ontroering te leggen, die bij hem vóór en tijdens het schilde ren werd gewekt. En nu gaat het er maar om in hoeverre hem dat lukt en in hoeverre anderen in staat zijn haar weer te ontdekken. Of beter gezegd: of bii het aanschouwen van de schilde rij in de beschouwer iets wordt gewekt van de ontfoering, die de schilder had. In feite komt het er dus op neer, dat TRUUS GERHARDT. Rechtschapen is 't gelaat van Hollands trotsche hoeve, waar zich het leven van een land samentrekt; rechtschapen is de koele strengheid van haar stroeve beslotenheid en rust, waarvoor de dijk zich strekt, die ied're naad'ring weert en haar in de armen knelt met 't dreigende gebaar van wie naijvrig zgn. De stugge horren, stuursch ter vensters opgesteld tot een vierdubb'le wacht; 't hooghartige gordijn, waarop het bloempatroon tot strakke afweer werd; en, voor de ramen tot een bolwerk opgesnoeid, 't geknotte loofhout, dat den blik de weg verspert en aan drie kanten 't licht in groene kluisters bloeit: Dit is 't eenzelvig huis, dat zich naar binnen keert, waar Holland werkt en bindt bjj 't stroomen der getijden, waar stram gevouwen hand' een streng geloof belijden en een rechtzinnig volk zgn God in arbeid eert. (Overgenomen uit: „Poëzie op de planken."). we bq het beschouwen van een goed schilderij in zekere mate scheppend zgn, hèrscheppend eigeniyk. Zó genieten we van de kunst. Zó heeft ze ons iets te zéggen. De vraag is nu, of dit kunnen herscheppen alleen is voorbehouden aan de stedelingen. Naar mgn mening is dit niet het geval. Iéder mens heeft iets van de kunstenaar. Maar bg ieder is de ontvankeiykheid weer anders. Wat de boer in zijn paard ziet, ziet geen stedeling er in. Wat de één mooi vindt, is dat nog niet voor de ander. Maar allen kunnen we iets mooi vin den, kunnen we ontroerd worden door iets, dat waarachtig schoon is. En daar om verbaas ik me er dikwgls over, dat men in de steden zo dikwüls meent, dat voor de boeren alleen datgene mooi is wat nuttig is en geld oplevert. Maar niet minder verbaas ik me over de wyze, waarop menig plattelander zgn ontroering angstvallig verbergt. Het wil er bg mg niet in, dat kunst alleen maar iets voor de stedelingen zou zgn. Trouwens, dat is ook niet zo. Toen er nog geen steden waren, bloeide de kunst reeds en zg bestond, omdat er mensen waren, die haar beoefenden en van haar konden genieten. En die mensen woonden niet in grote steden, want, zoals ik al zei, die waren er toen nog niet. Neen, ze bevolkten het plat teland, ze woonden op afgelegen hoe ven, waar ze in de lange winteravon den werkten aan kruissteekschildergen, waar ze dekenkisten en stoven sneden en talloos andere voorwerpen van ver sieringen voorzagen. Zg, die de volks kunst beoefenden, konden ook de schil dergen van de grote meesters bewon deren in hun kerken. Het was in de tgd, toen de kunst nog leefde in en tus sen het volk van stad en land. In de loop der jaren kwam daarin verandering. Wat de oorzaken van die verandering vyaren, moet hier nu onbe sproken blgven, maar de gevolgen ken nen we. De kunst is steeds meer een zaak van de stedeling geworden. Zelfs de oude volkskunst, die zich nog lang op het platteland wist te handhaven, verdween ook, toen de massa-produc- tie vanuit de steden over het omringen de platteland werd uitgestort. Met de welvaart in de steden steeg daar de belangstelling voor de kunst producten. De stedelingen kocht ze om er zijn huizen mee op te sieren en toen menige plattelander bereid bleek ook de laatste resten van wat hij nog bezat aan kunstproducten, te verkopen, trok ken vanuit de steden de opkopers het land in om voor hun opdrachtgevers in de stad, vaak voor een appel en een ei, het vaderlgk erfgoed in afgelegen boer derijen op te kopen. Dat was het begin van de verarming, waaraan het platte land zelf mede schuldig was. Maar er deed zich tegelgkertgd nog iets anders voor. In de steden groeide de belangstel ling voor de kunst en die groei werd be vorderd door de inrichting van musea, door het organiseren van tentoonstel lingen en niet minder door het ver strekken van voorlichting. Men ging er de mensen over de kunst vertellen, liet de kunstenaars over hun werk spreken, kortom men wekte belangstelling voor de cultuur. Dat alles bleef ten platte- lande helaas uit. Met een enkele uitzon dering kan men zeggen, dat de cul tuur op het platteland werd verwaar loosd. En ook hier geldt, dat de plat telandsbevolking zelf schuldig staat aan die verwaarlozing, al zullen we on- middellgk moeten toegeven, dat de om standigheden er dikwgls aanleiding toe hebben gegeven. Jarenlang was de plat telandsbevolking er in economisch op zicht niet al te best aan toe. Slechts perioden van korte duur lieten er de bewoners financieel wat op adem ko men na de lange jaren van armoede tengevolge van slechte oogsten, vee ziekten, overstromingen, en andere tegenslagen. Het is voor wie het platteland zo kent, volkomen begrijpelgk, dat men er geen geld durfde besteden aan de aan koop van kunstvoorwerpen of schilde rgen. Wie geld beschikbaar had, beleg de het liever in land of in goeden sie raden. De stedeling is gemakkelgker ge neigd eens iets te kopen, dat ogen- schgnlgk niet zo'n deugdelgke beleg ging vormt. Daarbg komt, dat ten plat- telande velen zich lang gekeerd hebben tegen sociale verzorging als ziekenhuis- verplegingsverzekering, ouderdomsver- zekering enz. Men zorgde er voor on verwachte gebeurtenissen en voor de oude dag. Alles bgeen kunnen we nu beter begrgpen, dat de kunst ten plat- telande jaren achtereen weinig kansen kreeg. Veel is er intussen veranderd. Hoewel economisch licht kwetsbaar, is het platteland veel minder onderhevig aan onverwachte tegenslagen. Er is een groeiende belangstelling voor wat het leven kan veraangenamen; zelfs de sport, die eerst met grote moeite tot het platteland doordringen kon, vindt er tegenwoordig talrgke beoefenaars. Waarom zou er dan ook niet belang stelling bestaan voor de kunst? Ik ben ervan overtuigd, dat juist de platte landsbevolking, wanneer ze slechts de kans daartoe wordt geboden, blgk zou geven van een kunnen waarderen van wat mooi is. Haar nauwe omgang met de levende natuur en haar sterke bin ding aan het landschap, scheppen de meest gunstige voorwaarden om van de schilderkunst te kunnen genieten. Ze ker: van een schilderkunst, die zg be- grgpen kan en die zich niet al te ver van de levenswerkelijkheid heeft ver- wgderd. Voor de abstrakte kunst, zoals onze tgd die wel toont, zal men ten plattelande wellicht weinig waardering vinden. Maar en dat is de belangrgke vraag: hoe brengen we de plattelands bevolking in contact met de schilder kunst? De meeste musea bevinden zich in de grote steden, waar trouwens ook de belangrijkste tentoonstellingen wor den ingericht. Er kan niet worden ver wacht, dat de plattelandsbevolking op uitgebreide schaal die musea en ten toonstellingen gaat bezoeken. We zul len, naar ik meen, de kunst naar het platteland moeten brengen. En dit nu acht ik zeer wel mogelijk. Men heeft in Den Haag een proef genomen met een tentoonstellings-auto, die de kunst naar verschillende stadswgken brengt. Iets dergelgks moet ook uitvoerbaar zgn voor het platteland. Dat is slechts een kwestie van samenwerking tussen Overheid en instellingen, die de belan gen van het platteland behartigen. Voorts zou men kunnen beginnen met aankoop van goede schilderijen voor de dorpshuizen, gemeentehuizen enz. ten plattelande. Streeksgewijs zou men kunnen komen tot tentoonstellin gen van schilderstukken, die vermoe- delgk de plattelandsbevolking zal weten te waarderen. In de plattelands-scholen zou men tenslotte een proef kunnen nemen met de vorming tot het leren zien van schil dergen, zoals reeds verscheidene jaren in sommige grote steden niet zonder succes geschiedt. Ik denk ook nog aan de mogelgkheid van zen z.g. varende tentoonstelling. Kortom, er zgn talrgke mogelgkheden. Hoofdzaak is, dat ten plattelande voor dit alles belangstelling aanwezig is. Als die er bestaat, wel, dan zal aan de uit voering van de gedachte, die ik in uw midden legde ter overdenking, onge- twgfeld te zgner tijd gevolg worden gegeven. (Uit A. V. R. O.'s Radiorubriek „Voor het Platteland.")

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1956 | | pagina 11