Minister Mansholt antwoordt de Eerste Kamer.
N0URWRI6L
245
GREPEN UIT DE MEMORIE VAN ANTWOORD.
GEEN ACHTERSTELLING
VAM DE BOEKENSTAND.
ARBEIDSPROBLEMEN IN
DE LANDBOUW.
DiSLDRtN
De staging van de kosten aan de voortbrenging
van landbouwprodukten verbonden, gepaard gaande
met een in verhouding geringere stijging en in som
mige gevallen zelfs met een daling van de opbrengst-
prijs, heeft inderdaad tot ongerustheid in landbouw-
kringen geleid. Ook over de door de regering ge
nomen maatregelen ter voorkoming van de volledige
dooiVerking van deze prijsdalingen voor de telers
valt, o.a. uit uitlatingen in de landbouwpers, een
toenemende mate van ontevredenheid waar te nemen.
De Minister betreurt dit, aangezien daarbij naar zijn
mening veelal wordt voorbijgezien, dat de in het
kader van het landbouwbeleid gegeven prijsgaranties
reeds tal van jaren op dezelfde grondslagen worden
vastgesteld en dat de vermindering van de bedrijf s-
uitkomsten niet het gevolg is van een wijziging der
maatregelen, doch van het feit, dat de opbrengsten
voor de telers in vele gevallen door de prijsontwik
keling op internationale markteft tot op het peil der
garantieprijzen terugvallen. Daarenboven moet wor
den geconstateerd, dat de neiging aanwezig is om de
moeilijkheden, welke zich in enkele sectoren voor
doen, te generaliseren en het te doen voorkomen,
alsof de boerenstand als geheel in belangrijke mate
is achtergesteld.
Tevens wordt by een beoordeling van de huidige
situatie uit het oog verloren, dat zich in het afge
lopen jaar t.a.v. kosten en opbrengsten bijzondere
omstandigheden hebben voorgedaan, waardoor de
inkomsten op sommige bedrijven laag zijn gebleven.
Er zij nogmaals nadrukkelijk op gewezen, dat de
oogstrisico's door de overheid niet worden overgeno
men en dat uit de daaruit ontstane ongunstige situa
tie geen enkele conclusie ten aanzien van het land-
bouwprysbeleid mag worden getrokken. De Minister
kan zich niet aan de indruk onttrekken, dat deze
factoren en aspecten niet voldoende in de overwegin
gen zijn betrokken.
De Minister kan volkomen instemmen met de leden
die opmerken, dat 1954/1955 een zeer ongunstig jaar
is geweest. De abnormale weersomstandigheden heb
ben niet nagelaten een nadelige invloed uit te oefe
nen op de bedrijfsresultaten van de meeste akker
bouw- en veehouderijbedrijven.
Om een landbouwbeleid op zjjn waarde te kunnen
schatten zal men de resultaten over een reeks van
jaren moeten bezien. De Minister blijft van mening,
dat een nauwkeurige beschouwing van de cijfers be
treffende de arbeidsinkomens per gezinshoofd tot de
conclusie moet voeren, dat deze resultaten nog be
moedigend genoemd mogen worden.
Het. uitgangspunt van het landbouwbeleid, dat geen
principiële wijziging heeft ondergaan, is, dat de Re
gering voor de werkers in de landbouw de mogelijk
heid schept van een redelijk bestaan door het vast
stellen van minimumprijzen voor de belangrijkste
produkten op een niveau gelijk aan de gemiddelde
kostprjs. Ondanks de ondersteuning door de Re
gering van de prijzen van een aantal belangrijke
landbouwprodukten, zal het niet altijd mogelijk zijn
het inkomen in de landbouw steeds gelijke tred te
doen houden met het inkomen in andere vrije onder
nemingen, indien de omstandigheden in die bedrijfs
takken bijzonder gunstig zijn.
De in vergelijking met andere bedrijfstakken gerin
ge stijging van de arbeidsproduktiviteit in de land
en tuinbouw en de situatie op de wereldmarkt voor
onze voornamelijk van de export afhankelijke land
bouw, moeten als belangrijke oorzaken voor de terug
gang van het inkomen in de landbouw worden aan
gemerkt. Daar de consument in het algemeen ten
minste de binnenlandse kostprijs voor de produkten
van de Nederlandse landbouw betaalt behoudens
voor melk, waarvoor aan de consument een subsidie
wordt gegeven en de consumptie in het algemeen
gelijk blijft of een stijging vertoont, vermag de Minis
ter geen verband te zien tussen een zekere teruggang
in de landbouw en de invloed, welke een bepaalde aan
de consument toegeschreven instelling hierop zou
hebben uitgeoefend.
De grote afhankelijkheid van de prijzen van de
land- en tuinbouwprodukten in Nederland van de
afzetmogelijkheden in andere landen, maakt het in
derdaad noodzakelijk bij het nemen van maatregelen
daarmede steeds rekening te houden en voorts veel
aandacht te besteden aan internationale samenwer
king.
Uiteraard vormt het landbouwbeleid een onderdeel
van het algemeen regeringsbeleid. Zulks houdt geen
tweeslachtigheid in. De Minister wijst in dit verband
op de bedragen, welke in de laatste jaren uit de over
heidsmiddelen aan de landbouw zijn toegevloeid, als
mede op het feit, dat voor een aantal produkten de
kostenstijgingen aan de consument werden doorbe
rekend.
Het zal niet mogelijk zijn bij voorbaat vast te stel
len, welk deel van het nationale inkomen aan de
Nederlandse landbouwbevolking toekomt, aangezien
van velerlei factoren afhankelijk is wat onder be
paalde omstandigheden als het redelijke aandeel moe
ten worden beschouwd.
Indien met de aanduiding „redelijk" niet slechts
een minimum-inkomen zou zijn bedoeld, doch een
inkomen fluctuerend met het totale nationale in
komen, dan zou dit ongetwijfeld een veel verder
gaand ingrijpen in de prijsvorming van de landbouw
produkten vergen dan tot dusverre heeft plaats ge
had. De prijsontwikkeling zou dan in veel sterkere
mate moeten worden losgemaakt van de prijsontwik
keling op de wereldmarkt, hetgeen voor de expor
terende landbouw in ons land tot ongewenste produk-
tierichtingen aanleiding zou kunnen geven.
PRIJSBELEID.
Naar aanleiding van de opmerking van ettelijke
leden, dat men in iandbouwkringen in meerderheid
van oordeel is dat de prijzen, die de boeren ontvan
gen, beslist te laag zijn, wijst de Minister er op, dat
zulks in het algemeen zeker niet gezegd kan worden
voor die produkten, waarvoor géén garanties zijn
vastgesteld. De opmerking kan alleen betrekking
hebben op de prijzen van die produkten, waarvoor de
overheid maatregelen neemt. Ten aanzien van die
produkten is het regeringsbeleid evenwel gebaseerd
op de kostprijzen, waarin de stijging der kosten reeds
is verdisconteerd. Een stijging der kosten heeft der
halve ook geleid tot een stijging van de prijzen, welke
door overheidsingrijpen worden verwezenlijkt. Het
is dan ook niet gerechtvaardigd de indruk te wekken,
alsof de moeilijkheden, die zich ten aanzien van enke
le produkten, en daarmede ten aanzien van een aan
tal bedrijfstypen, voordoen, voor de gehele landbouw
zouden gelden.
Er bestaat behoefte om de beginselen, op grond
waarvan een actief landbouwbeleid moet worden ge
voerd, opnieuw te doordenken en te overwegen.
De Minister kan niet instemmen met de opmerking,
dat de Nederlandse landbouw, als gevolg van een te
hoog binnenlands kostenpeil, niet zou kunnen con
curreren.
Voor de Nederlandse economie als geheel, en in
het bijzonder in tijden van oorlog, is een hoog ontwik
kelde landbouw van zeer groot belang. De middelen,
waarmede een actief landbouwbeleid kan worden ge
voerd, zullen steeds in sterke mate afhankelijk zijn
van de omstandigheden, zowel in het binnenland als
in het buitenland. De toegepaste middelen worden
dan ook voortdurend op hun doelmatigheid getoetst,
terwijl nauw overleg met de belanghebbende groepe
ringen daarover plaats vindt.
De teleurstellende omstandigheid, dat somtijds de
vastgestelde bodemprijs tevens de effectieve opbrengst
blijkt te zijn, geeft aanleiding tot een begrijpelijk ge
voel vat; onbehagen bij de landbouwende bevolking,
hetwelk nog wordt versterkt, als de oogstopbrengsten
te wensen overlaten. Er behoeft echter, dit in tegen
stelling met de situatie in de dertiger jaren, geen
aanleiding te zijn om een situatie als toen te vrezen.
Zowel de landbouw zelf als de Regering hebben thans
de beschikking over middelen, die in belangrijke
mate de gevolgen van een eventueel optredende crisis
reeds op een veel vroeger tijdstip kunnen verlichten.
GARANTIEPRIJS VOOR MELK.
Bij een beschouwing van de bestaansmogelijkheden
van de bedrijven op de lichte gronden, moet niet uit
het oog worden verloren, dat de bedrijfsuitkomsten
slechts voor een, groter 'of kleiner, deel voortkomen
uit de produktie van melk. Niet ontkend kan worden,
dat de kostprijs van de melk op de zandgronden mede
als gevolg van de kleinere omvang van de bedrijven,
hoger is dan in de weidegebieden en gemiddeld zelfs
hoger is dan de gegarandeerde prijs. Indien evenwel
deze omstandigheid voor de kleinere bedrijven zou
moeten leiden tot een verhoging van de garantie
prijs, dan is de Minister toch van mening dat er geen
aanleiding kan zijn om de grotere bedrijven te doen
profiteren van een garantie, die hoger is dan hun
kostprijs, tengevolge van het feit, dat er elders klei
nere bedrijven zijn.
Bij een totale melkopbrengst van 5 miljard kg met
een vetgehalte van 3,7 komt de door de overheid
vastgestelde garantieprijs neer op een totaal gegaran
deerde opbrengst van 1120 miljoen -f 50 miljoen
voor de toeslag ad 1,7 ct, resp. 0,85 ct, dus totaal
generaal 1170 miljoen.
Doorvoering van het voorstel van het Landbouw
schap zou zijn neergekomen op een totaal gegaran
deerde opbrengst van 1135 miljoen 65 miljoen
voor de toeslagen van 2,2 ct, respectievelijk 1,1 ct,
totaal generaal 1200 miljoen. Van het meerdere
bedrag van .30 miljoen zou bij doorvoering van de
voorgestelde verrekenprijs ad 26 ct, 15 miljoen
direct aan de consument zijn doorberekend.
GARANTIEPRIJS VOOR AARDAPPELEN.
Met het denkbeeld om voor de consumptie-aard
appelen een garantiebeleid te voeren, dat grotere
zekerheid schept dan thans, kan de Minister zich in
principe verenigen. .Rekening houdende met de grote
schommelingen in de opbrengst per ha, zal een even
tuele regeling moeten leiden tot zodanige stabilisatie
van het areaal, dat daarbij normaliter een bevredigen
de afzet mogelijk is. De Minister stelt zich voor, om,
zodra het Produktschap voor aardappelen het onder
havige voorstel heeft bestudeerd, daarover het over
leg met de geïnteresseerde groepen van het bedrijfs
leven voort te zetten.
GARANTIEPRIJS VARKENS.
Na 1 oktober a.s. zal de import van bacon in het
Verenigd Koninkrijk geliberaliseerd zijn. Een en ander
betekent, dat de baconregeling, met behulp waarvan
de garantietoezeggingen van overheidswege ten aan
zien van de varkenshouderij werden geëffectueerd,
zal komen te vervallen.
UITGANGSPUNTEN KOSTPRIJS
BEREKENING.
Het ligt in de bedoeling de uitgangspunten van de
kostprijsberekeningen van het L. E. I. binnen afzien
bare tijd opnieuw in discussie te brengen. In het ge
regelde overleg met het Landbouwschap heeft de be
windsman dit medegedeeld en om voorstellen ver
zocht. In bespreking zullen o.m. komen de beloning
van de arbeid van de boer en het vraagstuk, of in
plaats van de pachten de werkelijke eigenaarslasten
als uitgangspunt wai*en te nemen.
Omtrent de omvang van de afvloeiing van de werk
krachten van de landbouw naar de industrie zijn
geen recenter cijfers bekend dan die, welke zijn ver
meld in het in 1951 verschenen rapport van het L. E. I
Uit die rapporten blijkt, dat de afvloeiing in dié
jaren nog zeer onvoldoende was. Er zijn evenwel
aanwijzingen, dat deze in de jaren na 1953 aanmer-
kellik in betekenis is toegenomen. Over de beroeps
keuze wordt ook op het platteland voorlichting ge
geven, zowel van overheidszijde als door organisaties.
Deze voorlichting verkeert evenwel nog in het sta
dium van opbouw. Bij de ontwikkeling van de agra-
riseh-sociale voorlichting zal ook aan dit punt aan
dacht dienen te worden besteed, waarbij dan de orga
nisaties de ouders kunnen wijzen op het belang van
een juiste beroepskeuze en op de mogelijkheden van
voorlichting, die op dit terrein bestaan.
Op de vraag op welke minimale grootte der be
drijven moet worden aangestuurd, kan bezwaarlijk
een antwoord worden gegeven.
In ons land zijn er talryke bedrijven, waarvan het
duidelijk is, dat een vergroting van de oppervlakte
wenselijk zou zijn. De mogelijkheden tot sanering zijn
echter beperkt. In her- en ruilverkavelingsgebieden
zal aan de hand van de omstandigheden ter plaatse
en van de mogelijkheden om meer grond beschikbaar
te stellen, een oplossing moeten worden gevonden.
De Minister moet tegenspreken, dat de migratie-
politiek van de Minister van Sociale Zaken en Volks
gezondheid de landarbeiders als liet ware zou dwin
gen het platteland te verlaten. De migratie wordt
uitsluitend gestimuleerd in die streken, waar arbeids-
overschotten bestaan en zulks alleen, voor zover het
groepen van werknemers betreft, die tot een blijvend
overschot behoren'. Van migratie tegen de zin van
de betrokken werkloze arbeider is overigens nauwe
lijks sprake.
De bewindsman is een voorstander van een relatie
ve gelijkstelling van de landarbeiders in de landbouw
met die van de arbeiders in de niet-agrarische beroe
pen. in hoeverre deze thans geheel bereikt zou zijn, is
moeilijk te beoordelen. In elk geval heeft de jongste
loonsverhoging in de landbouw deze gelijkstelling
weer meer benaderd. Daarbü komt nu echter, dat de
vrijere loonpolitiek de landbouw, evenals andere be
drijfstakken waarin de welvaart niet of in mindere
mate dan elders is gestegen, voor speciale problemen
zal stellen.
De Minister blijft bereid de gqedgekeurde lonen
als onderdeel van de kostprijsberekening ook bij de
vaststelling van garantieprijzen te aanvaarden. Hy
ontveinst zich echter niet, dat by een gedifferentieer
de loonvorming het gevaar optreedt, dat de beloning
van de werkers in de landbouw achterblijft by die in
andere beroepen.
PRODIKTIVITE ITS VERBETERING.
De landbouw kan slechts, voor zover hy alles wat in
zijn vermogen ligt gedaan heeft om tot een rationeel
mogelijke produktie te komen, er aanspraak op
maken, dat de overheid medewerking verleent in de
vorm van een actief prijsbeleid, waardoor het inko
men van de landbouw wordt beïnvloed of rechtstreeks
verhoogd. Het beleid, dat in de afgelopen jaren is
gevoerd, bewijst, dat daarbij de Minister een open
oog heeft gehad voor de bijzondere structuur van het
landbouwbedrijf, dat veel meer dan de industrie ge
bonden is aan speciale factoren, zoals bodemgesteld
heid, seizoen en klimaat. Evenzeer heeft hij in aan
merking genomen, dat aan de landbouw voor de aan
passing aan moderne inzichten en methoden tijd moet
worden gegund. Behalve dat hij talrijke maatregelen
heeft getroffen om de boer by het bevorderen van
een rationele bedrijfsvoering te helpen, heeft hij ook
by het prijsbeleid er terdege rekening mede gehouden,
dat hetgeen in dit opzicht in een bepaald gebied be
reikbaar moet worden geacht, elders nog lang niet
verwezenlijkt kan worden.
Een boer, die werkt op een zodanig klein bedrijf,
dat hy onvoldoende gelegenheid heeft zijn arbeids
kracht volledig en verantwoord te benutten en die
daarom op de rand van de bestaansmogelijkheid leeft,
kan niet als element van evenwichtigheid in ons
volksgeheel worden aangemerkt.
BEDRIJFSORGANISATIE IN DE LANDBOUW.
Hoewel over de hoogte van de betreffende prijzen
en over de te nemen maatregelen overleg plaats
heeft met het georganiseerde bedrijfsleven in de
landbouw, berust de verantwoordelijkheid voor de te
nemen beslissing bij de Regering. Openbare beraad
slaging door het Landbouwschap over het prijsbeleid
in de landbouw zal er toe kunnen bijdragen, dat het
inzicht in deze problematiek niet alleen in de kring
van de bedrijfsgenoten zelf, maar vooral ook daar
buiten, wordt verdiept.
-PUITPCFf/AV
bfcstriftl.na var;
koo'zaaÖiY^èVtér» '"ik
t (o'-cdoFv*-i t
H V NOüf!' 4VAS tv Ak u- Mij jW-,
(.Verkrijgbaar bijt Jebo*Depöts, Verjugt-Agenten en Plaatselijke Coöperaties./
(Advertentie.!,