Tuinbon wlantaam 231 Zfó uitbreiding van de Gladiolenteelt verantwoord FRAMBOZENZIEKTEN EN DE BESTRIJDING ZATERDAG 14 APRIL 1956 T>EEDS vóór de laatste wereldoorlog; werden door niet-bloembollenkwekers op zeer bescheï- den schaal gladiolen gekweekt. Gedurende de laatste jaren heeft de gladiolenteelt zó'n gro te vlucht genomen en zijn overal in ons land, doch vooral in het zuiden, zoveel niet-bloembollen kwekers er zich op toe gaan leggen, dat het zeker op zijn plaats is, dat we ons bezinnen en ons afvragen of we hiermede wel op de goede weg zijn. Bij herhaling is gedurende de laatste jaren gebleken, dat menige land- of tuinbouwer ondoor- doordacht zich gladiolen-plantgoed aanschaft, en dus op onverantwoordelijke wijze met de teelt aanving, zonder dat hij zich de draagwijdte van zijn handeling realiseerde. Het spreekt vanzelf, dat heel dikwijls van de teeelt niet veel terecht kwam en de adspir antglad iol enk weker er niet veel of niets aan verdiende, ja, het hem zelfs meermalen veel geld kostte. De teelt van gladiolen is niet eenvoudig en er komt heel wat kijken alvorens m eneen goede, voor export geschikte, partij kan afleveren, Vele afkeuringen van partijen gladiolen door con troleurs van de bloembollenkeuringsdienst zijn bijna uitsluitend een gevolg van het feit, dat de kwekers ervan niet van de cultuur op de hoogte waren en niet wisten welke eisen aan te ex porteren gladioienknollen gesteld worden. Deze gang van zaken is zeer teleurstellend, niet alleen voor de adspirant-gladiolenkwekers, die hierdoor verliezen leden, doch bovenal voor de serieuze vakmensen. Het is namelijk niet denkbeeldig, dat bij aanvoer aan de bloembollen veiling en van vele partijen van inferieure kwaliteit, op de duur de export van gladiolen erdoor zou achteruit gaan. De grote nadelen, die hierdoor zouden kunnen ontstaan, zijn niet te overzien. Gladiolen zgn n.l. voor de welvaart van ons land een zeer belangrijk export artikel. De export ervan bedraagt ongeveer 20.000.000. Deze export is zo groot geworden, doordat serieuze kwekers en de bloemboHenkeuringsdienst, gestimuleerd door de Ned. Gladiolen Vereniging, trach ten de kwaliteit, zo hoog als mogelijk is, op te voeren. Dank zij deze inspanningen is men er tot nu toe in geslaagd de concurrentie van andere gladioen-kwekende landen het hoofd te bieden. Dit moet, als het enigszins kan, zo blijven en daarom moet al het mogelijke gedaan worden om het peil van de gezondheidstoestand en de kwaliteit der te exporteren knollen te handhaven, ja zelfs te verhogen. Hieruit'blijkt wel hoe onjuist het is als land- en tuinbouwers aan de teelt van gladiolen begin nen zonder zich af tc vragen of ze het ook tot een goed einde zullen brengen. Dit is tegenover henzelf en tegenover de positie, die de gladiolen-cultuur voor de welvaart van ons land inneemt, in hoge mate onverantwoordelijk. Is de uitbreiding van de gladiolenteelt op zichzelf wel verantwoord? Na 1939 is de gladiolenteelt gedurende de laatste wereldoorlog belangrijk ingekrompen. Daarna is ze bijna voortdurend toegenomen, zodat al weer spoedig de met gladiolen beteelde oppervlakte van vóór de oorlog bereikt en zelfs overschreden werd. In 1955 bleek, dat het areaal twee maai zo groot was als in 1939. Met deze uitbreiding van de teelt hield de export gelijke tred, zodat deze thans on geveer 10.000.000 per jaar bedraagt. Hiermede is de gladiool, wat de beteelde oppervlakte betreft, op de tweede plaats na de tulp van onze bol en knolgewassen gekomen. Wat de exportwaarde be treft, staat ze, na de tulp en de hyacinth, op de derde plaats. Hieruit blijkt wel, dat de uitbreiding op zichzelf niet alleen verantwoord, doch zelfs noodzakelijk was. De wijze, waarop deze zich thans voltrekt, is evenwel bedenkelijk. We zouden zelfs nog verder kunnen gaan en bepleiten, dat de üitbreiding van de teelt hoofdzakelijk in de buitengewesten, (ge bieden buiten de oude bloembollencentra» moest plaats vinden. In de oude bloembollencentra, zoals de bollenstreek, Westfriesland enz., gaat men er, door de omstandigheden gedwongen, er toe over de teelt van gladiolen meer en meer te laten varen. In de nazomer, als de teelt van gladiolen veel arbeid vraagt, is het in die gebieden bijzonder druk, zodat men niet alleen 's avonds overwerkt, doch meermalen grote gedeelten van de nacht moet doorwerken. Dit is een van de redenen, waarom men de gladiolenteelt min of meer laat varen. Een tweede reden is, dat door de veeljarige gladiolen teelt in die gebieden, vele tuinen door ziekten voor verdere gladiolenteelt ongeschikt zijn geworden. Goed beschouwd is er dus alleszins reden aan wezig om in de buitengewesten gladiolen te kwe ken, maar de man, die er aan begint, moet het wel overwogen doen, en hij moet zeker van de vele moeilijkheden, die zich bij deze cultuur voor doen, op de hoogte zijn. Pas als hij van de vele moeilijkheden waarmede hij te maken zal krijgen doordrongen is, zal hij maatregelen kunnen treffen om die moeilijkheden uit de weg te ruimen. Het mag niet voorkomen, wat helaas dikwijls gebeurt n.l. dat de een of an dere handelaar in gladiolenplantgoed een land- of tuinbouwer ervan tracht te overtuigen, dat de teelt niet moeilijk en bijzonder winstgevend is, en hem uiteindelijk weet over te halen om ook eens aan „die rijkmakerijte beginnen. Op deze wijze is menigeen die niets van de cultuur afwist opeens gladiolenkweker geworden, terwijl deze teelt helemaal niet in zijn bedrijf paste. De land- of tuinbouwer die gladiolen wil gaan kweken mag zeker eerst wel eens ernstig het voor en tegen gaan overwegen vóór hij ertoe overgaat. Aan welke eisen moet voldaan worden, om met kans op gunstig resultaat gladiolen te kweken? Ie. De kweker moet een accuraat iemand zijn! De teelt van gladiolen vraagt heel wat meer accuratesse dan de meeste andere land- en tuinbouwgewassen. Hieruit volgt, dat de kwe ker een accuraat iemand moet zijn, die niet is overgehaald om op gemakkelijke wijze veel geld te verdienen, doch die voor de teelt voelt en die weet dat hij heel wat moeilijkheden het hoofd moet bieden voor hij in zijn opzet ge slaagd is. de gladiolenteelt ge- 3e. zuur tot zwak alkalisch mag reageren. Onge schikt voor de teelt zijn gronden met een humuspercentage dat hoger dan 5 is. Op humusrijke zand- en zavelgronden is de kans op een ernstig optreden van botrytis aanmer kelijk groter dan op humus-arme gronden. Een groeiend gladiolengewas heeft veel wa ter nodig, heel wat meer dan de neerslag ge- gewoon bedraagt. Daarom moet de grond behoorlijk vochthoudend en opdrachtig zijn. Het verschil in afstand tussen grondoppervlak en grondwaterniveau hangt in hoge mate van de grondsoort af. In het algemeen kunnen we aannemen, dat zandgronden, waarbij het grondwaterniveau in de zomer 1 meter of meer beneden het maaiveld ligt, voor de teelt van gladiolen ongeschikt zijn. Hoewel gladiolen op zware kleigrond goed groeien, moet het toch ontraden worden, omdat het oogsten van de knollen zo niet onmogelijk is, dan toch buitengewoon veel moeilijkheden oplevert. De gladiolenteelt moet in de bedrijfssamen- stelling passen. Gladiolenteelt vraagt veel arbeid. Vooral bij het rooien, dat is van half september tot eind oktober, moet de kweker zijn aandacht bijna uitsluitend aan de gladiolen wijden. Heeft de man daarnaast ook nog andere culturen, die zijn aandacht vragen, dan is de grondslag voor mislukking van de gladiolenteelt reeds gelegd, tenzij hij een bekwame bedrijfsleider heeft die zijn volle aandacht aan de gladiolen kan schen ken. De grootte van het bedrijf speelt ook een belangrijke rol. In meerdere landbouwgebie den omvat een eenmansbedrijfje 5 tot 8 ha. Het lijkt dan zo eenvoudig om te beslissen o.a. ook een ha met gladiolen te betelen.- Doch hierbij moet niet vergeten worden dat een V2 ha gladiolen in de maanden september— oktober zeker 30 mandagen arbeid vordert, d.w.z. dat als de man ook nog aardappelen e.d. verbouwt, hij bijna zeker met grote moeilijk heden te kampen krijgt om alles wat gedaan moet worden op tijd te doen plaats vinden. Eb ook hier is-op deze wijze de grondslag voor mislukking van de gladiolenteelt al weer gelegd. 4e. Gladiolen moeten tijdig gerooid en daarna zo snel mogelijk intens gedroogd worden. Dit is zeer zeker wel het belangrijkste gedeelte van de gladiolencultuur. Er zijn voorbeelden te over van agrariërs die aan de teelt van gla- dialen begonnen zonder dat zij zich afvroegen of zij, als dat noodzakelijk zou blijken, een of meer partijen in enkele dagen zouden kunnen rooien endirect daarna intensief drogen of doen drogen. Heel dikwijls zijn door het niet snel drogen, oogstopbrengsten geheel of voor een groot gedeelte verloren gegaan of is door het niet op tijd rooien de kwaliteit van de knollen dusdanig achteruit gelopen, dat zij slechts minimale prijzen opbrachten. Hieruit blijkt wel, dat het van zeer groot be lang is, dat de adspirant-gladiolenkweker zich in de eerste plaats van droogruimte, hetzij bij hemzelf, hetzij bij derden verzekerd. 5e. In gladiolen komen meerdere ziekten voor. Eén van de eerste vereisten is daarom dat ge zond plantgoed wordt aangeschaft. Dit is een zeer precaire aangelegenheid. Een bonafide handelaar zal al het mogelijke doen om zijn afnemers uitsluitend door de keurings dienst goedgekeurd plantgoed te verschaffen. Er zijn echter ook handelaren die minder nauw gezet zijn en plantgoed van minderwaardige kwaliteit verhandelen, dikwijls zelfs tegen ab normaal hoge prijzen. De adspirant-gladiolenkweker zal verstandig doen door goed uit te kijken van wie hij zijn plantgoed betrekt en altijd goedgekeurd plant goed eisen. Samenvattend kunnen we concluderen dat in de gladiolenteelt onder normale omstandigheden een boterham te verdienen is, doch niet zo'n goed be legde als sommige op winst beluste handelaren dikwijls doen voorkomen. De kans van mislukking is bij deze cultuur groot, als niet met de moeilijk heden, die zich bij de teelt voordoen, voldoende wordt rekening gehouden. P. G. BALKENENDE, Hoofdassistent A bij de Rijkstuinbouw Voorlichtingsdienst te Lisse. ONDER de 2e. De kweker moet voor schikt land hebben! Over het algemeen zijn gladiolen, wat de grondsoort betreft, niet erg kieskeurig. Ze kunnen zowel op zand- als zavelgronden ge kweekt worden. Koewei het proefondervinde lijk niet is vastgesteld, kan toch wel aange nomen worden, dat de zuurgraad van zwak De laatste jaren zien we in onze provincie een toenemende belangstelling voor de teelt van fram bozen. Een voorname reden voor deze toename vormen wel de goede prijzen welke in de laatste jaren voor dit produkt zijn betaald. De frambozen- teelt was een beste teelt. De kostprijs is weliswaar niet laag en het is een arbeidsintensief gewas, maar daarom is het juist zeer geschikt voor het kleinbedrijf. We menen daarom wel te mogen ver wachten dat deze teelt in onze provincie zich in de loop der jaren nog zal uitbreiden. Daarom leek het ons goed deze week eens aandacht te schenken aan dit produkt en dan speciaal aan de ziekten welke frambozen kunnen teisteren. Zoals met zovele tuin- bouwprodukten, worden de frambozen namelijk aangetast door verschillende ziekten. Sommige zijn goed te bestrijden, bij andere daarentegen geeft het meer moeilijkheden. Als we de ziekten welke frambozen kunnen aantasten verdelen, ko men we tot drie categorieën en wel: die welke ver oorzaakt worden door dierlijke parasieten; die welke veroorzaakt worden door plantaardige para sieten en die waarvan een virus de oorzaak is. We bekijken allereerst de plantaardige parasie ten. We zien dan dat er verschillende zwammen zijn welke de frambozen kunnen aantasten. Ze hebben veel met elkaar gemeen, want over het algemen doen ze de draagtakken geheel of gedeeltelijk af sterven. Dikwijls wordt daarom een ziekte, veroor zaakt door plantaardige parasieten, samengevat onder de naam „Stengelziekte". Hierbij wordt het dan gelaten en de kweker weet wel dat tegen deze stengelziekte weinig te doen is. Er zijn echter ver schillende stengelziekten, b.v. de stengelsterfte. We zien dan dat de knoppen der draagtakken niet uitlopen. Aan de voet der scheuten welke vroegtij dig afsterven, treft men een rotte, zwarte plek aan. Een andere ziekte is de Stengelvlekkenziekte (Elsinoë veneta) hierbij zien we een heleboel ronde purperen vlekjes, welke de scheuten oppervlakkig beschadigen. Het gevolg is dat de toppen der scheu ten soms afsterven. De bestrijding is moeilijk en er is te weinig over bekend. In elk geval verdient het aanbeveling gezond plantmateriaal aan te plan ten. Verder zijn een ruime plantafstand en ruime snoei erg aan te bevelen. Het afgedragen hout dient na de oogst direkt tot op de grond wegge nomen te worden. Ook wordt wel aanbevolen het gewas te spuiten met V2 koperoxy chloride. Dit zou dan drie keer moeten gebeuren en wel bij het uitlopen der knoppen, vlak voor de bloei en direkt na de oogst als het afgedragen hout verwijderd is. Verder kennen we nog de verwelkingsziekte (Verticillium albo-atrum). Eind juli begin augus tus zien we bij deze ziekte de bladeren pleksgewijs geel worden. Dikwijls is dit verschijnsel maar aan een zijde van de stengel te zien. Bij het doorsnijden van een aangetaste stengel is een grauw-bruine verkleuring der houtvaten te zien. De zwam welke deze ziekte veroorzaakt leeft binnen in de plant en is daarom zeer moelijk te bestrijden. Een direkte bestrijding is niet uitvoer baar. Aangeraden wordt om aangetaste plant met grond en al te verwijderen. Verder kennen we nog de voetziekte waarbij aan de voet der stengels opgezwollen, soms gebarsten plekken komen, welke roodachtig zijn gekleurd. Hierbij kan men spuiten met 1 Bordeauxse pap of V2 koperoxychloride. Een zeer belangrijke groep van ziekteverwek kers bij de frambozen vormen de Dierlijke parasi» ten. (Zie verder pagina 232)'.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1956 | | pagina 7