Hoge kalium- en magnesiumgehalten r
WORTELVLIEG
KOOLVLIEG
RITNAALDEN
met LI R O -
ALDRIN
197
na de ótormramp in 1953
w
P
iets over stikstofbemesting van blauwmaanzaad
stuif of vloeibaar
W ET is bekend, dat tengevolge van langdurige overstroming met zout water,
A grote veranderingen in de bovengrond plaats vinden. Deze kunnen zowel van
natuurkundige als van scheikundige aard zijn.
Wat het eerste betreft, hieronder valt de erosie. Door de eb- en vloedstroom wordt
van bepaalde percelen de bovengrond geheel of voor een deel weggeschuurd en
elders neergelegd. Daar de bouwvoor de meeste plantenvoedende stoffen bevat,
volgt uit een verarming van het ene, een, verrijking van het andere perceel. De weg
geslagen bovengrond is gewoonlijk nog vermengd met vers slib, afkomstig uit het
buitenwater.
Een zeer gunstige situatie ontstaat als de oude bouwvoor intact is gebleven en
hierop een kalkrijlce zavefige laag ter dikte van enkele decimeters is afgezet.
In de eerste jaren na het droogvallen laat de structuur weliswaar nog te wensen
over, doch bij oordeelkundig gebruik van gips is dit euvel snel verholpen.
Op de afgekoelde percelen is de toestand minder rooskleurig. Vooral als na de
erosie geen slib van betekenis meer is neergelegd. Elke practicus hecht grote
waarde aan een dikke „korengrond" of „erf." Na afspoeling is men genoodzaakt
de voormalige ondergrond tot teeltlaag om te vormen. Er gaan jaxen overheen
eer het oude vruchtbaarheidsniveau weer is bereikt en het herstel gaat bovendien
gepaard met vele kosten.
VERRIJKING DOOK OPSLIBBEN
Opslibbing en afspoeling kunnen niet los worden
gezien van veranderingen in de voedselvoorraad. Dit
komt op het laboratorium bij het scheikundig onder
zoek van duizenden grondmonsters duidelijk tot
uiting.
B\j het beschouwen van de analyserapporten willen
we ons beperken tot de elementen kalium en magne
sium. Opgeslibde percelen kenmerken zich door gun
stige tot zeer gunstige cijfers. Daar waar afspoeling
van betekenis heeft plaats gevonden, liggen de waar
den op een peil, soms lager dan vóór de watervloed.
Over de gevallen waar de toestand, dank zij de
inundatie, is verbeterd, het volgende. Niet altijd is 'n
dikke laag slib nodig om tot verrijking te komen.
Uiteraard is het van belang, dat weinig of niets van
de oude bouwvoor is weggeslagen. Verder is de toe
stand in het algemeen gunstiger naarmate het jonge
dek dikker is, met dien verstande, dat dit laatste uit
fijnzandig, slibhoudend materiaal bestaat.
KALIUM
Wanneer over inundatie met zout water wordt ge
sproken, denkt men in de eerste plaats aan natrium
en de slechte structuren die hiermede verband hou
den. Dit ligt voor de hand. Toch mag niet uit het
oog worden verloren, dat zeewater ook veel kalium
en magnesium bevat. Naast natrium worden ook deze
voedingsstoffen aan de grond gebonden, vastgelegd
aan de klei- en humusdeeltjes. In vergelijking met de
toestand van vóór de ramp kan de adsorptie! gebon
den kali wel verdubbelen.
Ter illustratie de volgende analyse van een perceel
grond, gelegen in de polder Kruiningen. Het betreft
een terrein waar de sliblaag enige decimeters dik is.
Eb en vloed hadden hier in 1953 verschillende maan
den vrij toegang.
Bovengrond
0- 20 cm
Vóór de inundatie
Na de inundatie
w
4.8
4.6
x
0.3
7.4
th
29
42
E
gj
O
t-,
'o
fk'
37
73
W
0.026
0.069
den op percelen waar geen
bouwvoor is weggeslagen en
waar een dik pakket slibhou
dend materiaal is afgezet. Ook
op terreinen waar van opslib
bing niet of nauwelijks sprake
is, worden hogere cijfers dan
voorheen aangetroffen. In
bijna alle gevallen is het kali
gehalte (in duizendste procen
ten) hoger dan het percentage
afslibbare delen.
Op de slibrijke bodemprofie
len mag niet worden gerekend
op een snel terugionen van de
kali- en magnesiumcijfers. On
getwijfeld zullen de reserves,
gevormd on zandgronden, vlug
ger interen. Hier verdient
herhaling van het laborato
riumonderzoek binnen niet al
te lange tijd overweging. Vast
staat, dat zowel op lichte als
zware bodemtypen de eerste
.jaren na het droogvallen aan
zienlijk op de kali- en magne
siumbemesting kan worden be
zuinigd.
K. BUWALDA.
A. OP 't HOF.
erosie
Foto Wét. Afd. R. D. Landb. HerstqL
Zoals reeds hierboven terloops opgemerkt, blijven
veranderingen in kalk- en fosfaathuishouding buiten
beschouwing. Niet dat deze te verwaarlozen zjjn,
maar het loont de moeite, er in een afzonderlijk ar
tikel aandacht aan te schenken.
Opvallend is de enorme stijging van het kalipercen
tage. In een geval als het bovenstaande kan het uit
strooien van deze voedingsstof ongetwijfeld ettelijke
jaren achterwege blijven.
Hoe lang men het zonder kaligiften kan stellen, is
niet eenvoudig te zeggen. Over de kalitoestand van de
diepere lagen is nl. nog weinig bekend. Uit ervaring,
opgedaan in het na-oorlogee Walcheren, weten we,
dat het kaligehalte van de bouwvoor slechts lang
zaam terugloopt, voor zover het althans slibrijke pro
fielen aangaat.
MAGNESIUM
Ook het magnesiumgehalte van de grond kan na
inundatie met zout water aanzienlijk oplopen. De
mogelijkheid bestaat dat het adsorptief gebonden
magnesium (dat dus min of meer voor de planten toe
gankelijk is) 4 a 5 keer zo groot is als voorheen.
Helaas zijn oude en nieuwe analyserapporten van
grondmonsters niet vergelijkbaar, daar eertijds azijn
zuur bij de magnesiumbepaling werd gebruikt. Thans
doet natriumchloride bij de extractie dienst.
Wel is het mogelijk, de cijfers van eenzelfde perceel
te vergelijken, waarop enig verschil in hoogteligging
voorkomt. Bij de bemonstering in 1955 werden deze
percelen in tweeën gesplitst. Het hoger gedeelte komt
slechts bij uitzonderlijk hoge vloeden onder water, de
lagere helft wordt tweemaal per etmaal overstroomd.
Uiteraard mogen de profielopbouw en het humusge-
halte weinig of niet uiteenlopen. Soortgelijke geval
len treffen we aan langs de Lage Zoom tussen Haam
stede en Renesse. Het resultaat van het onderzoek
ziet er aldus uit:
hoger perceelsgedeelte, weinig over
stroomd 0.0140 Mg
lager perceelsgedeelte, regelmatig
stroomd 0.0410 Mg
normale, niet geïnundeerde duinzand
grond 0.0063 Mg
Aan deze mijfers behoeven we weinig toe te voe
gen. Het gehalte aan adsorptief gebonden magne
sium is tot een ongekend niveau gestegen.
SLOTBESCHOUWING
Nu vele langdurig met zout water geïnundeerde
polders in het kader van de herverkaveling worden
bemonsterd en scheikundig onderzocht, blijkt, dat op
de meeste percelen de kalium- en magnesiumcijfers
aanmerkelijk hoger zijn dan vóór de Beatrixvloed.
Het is geen uitzondering, dat de adsorptief gebonden
kali is verdubbeld, voor zover het de bouwvoor be
treft. De indruk wordt verkregen, dat naar verhou
ding de hoeveelheid magnesium nog meer is geste
gen.
Het laat zich aanzien, dat ook in de ondergrond
verrijking met deze elementen heeft plaats gevonden.
In het algemeen worden de hoogste waarden gevon-
TYE N-bemesting is voor dit gewas nog steeds een moeilijk probleem. Om een duidelijk inzicht
te geven in de nieuwste inzichten betreffende de N bemesting wil ik de proeven van Ir. E. van
Roon te Wageningen aanhalen, gepubliceerd in het mededelingenblad van de stikstofmeststoffen-
industrie.
Het is in de praktijk gebruikelijk de gehele N-gift bij het zaaien in het vroege voorjaar te
geven. Volgt er een groeizaam jaar, dan blijkt nogal eens legering op te treden, wat de opbrengst
en kwaliteit drukt. Om dit risico te ontlopen werden door ir Van Roon proeven opgezet, met het
doel om na te gaan of door het geven van de N in twee keer het gewas zich mogelijk minder
vegegatief ontwikkelt, echter met behoud van opbrengst en kwaliteit.
Twee rassen, Emma'bloem en Noordster, werden in 1955 Ibeproefd en het bleek, dat deze rassen
dankbaar waren voor een gedeelte N-gift, toegepast bij het zaaien en enige tijd vóór de bloei.
De opbrengst-verhoging is deels het gevolg van een betere vertakking (groter aantal bollen per
plant), deels ook van een betere toolvulling.
Onderstaande tabel geeft de diverse giften
oplbrengsten weer:
Emmabloem
Geen N
250 kg kas/ha ineens bij het zaaien
250 kg kas/ha half 'bij zaai, half 14
dagen vóór bloèi
500 kg kas/ha ineens bij zaai
500 kg kas/ha half bij zaai, half 14
dagen vóór bloei
750 kg kas/ha ineens bij zaai
750 kg kas/ha half bij zaai, half 14
dagen vóór bloei
Noordster
Geen N
250 kg kas/ha ineens bij zaai
250 kg kas/ha half bij zaai, half 14
dagen vóór bloéi
500 kg kas/ha ineens bij zaai
500 kg kas/ha half bij zaai, half 14
dagen vóór bloei
750-kg kas/ha ineens bij zaai
750 kg kas/ha half bij zaai, half 14
dagen vóór bloei
750 kg kas per ha in één keer bij de zaai toegepast
is op 100 gesteld.
Het gewas bleef bij de gedeelde gift korter en
zal dus eventueel beter weerstand bieden tegen
legering.
Samenvatting.
De bovenvermelde cijfers toewijzen, dat blauw
maanzaad en dit geldt ook voor spinazie, het ver
mogen bezit om N, die tegen de bloei wordt aange
wend, zeer goed tot waarde te brengen. Van dit
vermogen kan men dus gebruik maken door schrale
gewassen een late overt-men ing te geven. Door
dat te zware gewassen bij deze teelt niet verkieslijk
zijn, bestaat dus de N-fcemesting wellicht uit een
gedeelde gift, waarbij men dus in het begin van de
ontwikkeling het gewas iets schraal houdt en de
bemesting pas tegen de bloei aanvult. Langs deze
weg is het mogelijk meer N tot waarde te brengen
dan bij een enkelvoudige bemesting.
Ook door de R. L. V. D. zullen dit jaar proeven
opgezet worden. Wij zullen dus het volgend seizoen
meer resultaat weten, mede aangevuld met de
Rela
Kg/are
tief
5.81
54.9
j.93
84.4
9.41
88.9
10.51
99.3
11.44
108.2
10.58
100.0
12.40
117.2
5.69
60.5
7.28
77.4
8.25
87.7
8.88
94.4
10.34
109.9
9.41
100.0
10.40
110.5
praktijkgegevens, want ook de praktische boer he&
voor dit prcibleem toelangstelling.
R. L. V. D. te Axel De Rayonassistent
K. F. MALCORPS.
ZOMERKOKTING GRONDONDERZOEK.
VAN 1 APRIL TOT 1 JULI.
Evenals elke zomer geeft het Bedrijfslaborato-
rium voor Grond- en Gewasonderzoek nu ook weer
een tijdlang 15 korting op de prijzen van grond
onderzoek.
Speciaal voor de graslanden en tuinbouwgron-
den is deze periode van belang. In het bijzonder
op de zwaardere gronden kan de monsterneming
in de zomer zeer goed plaats vinden. Men profiteert
dan van een lagere prijs en ontvangt de uitslag
sneller dan in de herfst.
Wil men gebruik maken van deze mogelijkheid,
dan dient men zich vóór 1 juni aanstaande op te
geven bij de assistent van de Rijkslandbouw- of
Rijkstuinbouwvoorlichtingsdienst of bij de raon-
stersnemers van het Bedrijfslaboratorium voor
Grond- en Gewasonderzoek.
(Adv.)