E' Naar hogere opbrengsten in de veehouderij-sector. ZATERDAG 10 MAART 19.5 6 145 ''R zijn vele factoren, die gezamenlijk bepalen of de financiële resultaten J van de veehouderij gunstig of ongunstig zullen uitvallen. Om deze factoren, die elkaar over en weer beïnvloeden, in hun onderlinge samenhang aan een nadere beschouwing te onderwerpen, heeft bepaalde voordelen. Dit spreekt nog duidelijker, wanneer men zich realiseert, dat verwaarlozing van één ervan met zich meebrengt, dal het gunstig effect van de zorg, die men aan een andere factor besteedt, zich in 't geheel niet of in mindere mate zal openbaren. Om een voorbeeld te noemen. Wanneer men prima, gezond vee een niet goed samengesteld rantsoen verstrekt en/of in een slecht ingerichte stal plaatst, dan is het financieel rendement van deze goede dieren nog maar matig. Een ander voorbeeld. Wanneer een boer zich veel moeite getroost om een goede veestapel op te bouwen en deze een goed vocderrantsoen te verstrekken, dan zal hij hiervan in zijn portemonnaie weinig merken, indien hij zijn dieren slecht drinkwater verstrekt en/of de produktiekosten van zijn eigen gewonnen voedermiddelen te hoog zijn geweest ten gevolge van een ondoelmatige weide- X Ee'^en ander betekent, dat de veehouder tegelijkertijd aan verschillende factoren aandacht zal moeten schenken en de ongunstige hiervan gezamenlijk zal moeten optrekken om een zo goed moge lijk geldelijk resultaat van zijn verbeteringen te kunnen verwachten. Om deze samenhang duidelijk te doen uitkomen is op initiatief van de Rijkslandbouwvoorlichtings- dienst, te Poortvliet op 29 februari j.l. op het eiland Tholen een forum-avond gehouden over enige belangrijke facetten van de veehouderij. De organisatie van deze avond berustte bij de Afdelingen van de Z. L. M. te Poortvliet en Scherpenisse, de Bedrijfsstudiegroep Eiland Tholen en de Bond van Gediplomeerden Eiland Tholen en het geheel stond onder leiding van de Algemeen Voorzitter van de Z. L.M., Ir. M. A. Geuze. Na de opening door de Voorzitter, werden door vijf leden van het forum, t.w. de heren A. Rinses, veearts voor het eiland Tholen, C. den Engelse, hoofdassistent A bij de Rijksveeteeltconsulent te Middelburg, F. de Ronde, hoofdassistent weide- en voederbouw en M. Murre, hoofdassistent boerde- rijenbouw bij de R. L. V. D. te Goes en J. Stroo, hoofdcontroleur bij de Provinciale Melkcontrole- dienst in Zeeland, korte inleidingen gehouden, waarvan we de inhoud hieronder beknopt zullen weer geven. De overige leden van het forum waren de heren Dr. Ir. C. W. C. van Beekom, Rijksland- bouwconsulent (voorzitter), W. A. de Wilde, G. A. de Hond en J. de Rijke, landbouwers op het eiland Tholen. GEZOND VEE EEN EERSTE VEREISTE (A. Rinses) Deze uitspraak lijkt zo vanzelfsprekend en iedere boer zal beamen, dat gezond vee de „basis moet vormen van een rendabele veehouderij. In de prak tijk echter wordt hiertegen nog veel gezondigd. Uit steekproeven, genomen door de heer Rinses, blijkt bijvoorbeeld, dat veel water, dat door het vee als drinkwater wordt genuttigd, absoluut on geschikt is voor dierlijke consumptie. Het is duidelijk, dat dit de gezondheid van het vee en daarmee de produktie in sterke mate nadelig beïnvloedt, zodat de veehouders dan ook moet wor- dan aanbevolen het drinkwater op kwaliteit te laten onderzoeken. In dit verband zij terloops opgemerkt, dat het met het oog op het bovenstaande van groot landbouwkundig belang zou zijn, indien na de her verkaveling kranen in de Poortvlietse weihoek zouden worden geplaatst. Een ander punt is de voeding. Door ondeskundig voeren wordt de vatbaarheid voor ziekten verhoogd en soms de onvruchtbaarheid van het vee in de hand gewerkt. Nog te weinig wordt ten behoeve van de mineralenvoorziening gebruik gemaakt van het Zeeuws mineralenmengsel, dat speciaal voor Zeeuwse omstandigheden is samengesteld. In de loop van dit artikel wordt nog nader op de voeding ingegaan, evenals op de stalling van het vee, waar over de heer Rinses sprak. Tenslotte moge nog de aandacht gevestigd wor den op het belang van een regelmatige huidverple- ging (schurft en klauw verzorging, alsmede op de bestrijding van de Abortus-Bang bacterie, die het besmettelijk verwerpen bij drachtig vee ver oorzaakt. Speciaal nu men in andere delen van ons land de Abortus-Bang te lijf gaat, loopt een gebied als Tholen, waar veel vee wordt verhandeld, gevaar besmette koeien, die elders worden opgeruimd, toe geschoven te krijgen. Eist daarom van uw han delaar Abortus-Bang-vrij vee. U kunt dit verifiëren door het laten verrichten van bloedonderzoek. HOE VERKRIJGT MEN EEN GOED VEEVOEDER- RANTSOEN (C. den Engelsen) Een minder juiste voeding geeft aanleiding tot verhoging van de voederkosten en/of tot verlaging van de dierlijke produktie. Uit een onderzoek, in gesteld op 62 bedrijven op Tholen, is gebleken, dat gemiddeld te weinig eiwitten en te veel sappig voer in de vorm van bietenloof, voederbieten en pulp worden verstrekt. Speciaal de aankoop van pulp is vaak volkomen overbodig. Om een richtsnoer te hebben, kan men aannemen dat per voer-eenheid per staldag nodig is: 7 kg hooi, 7,5 kg kuilgras, 12,5 kg kuilloof, 15 kg bieten en enig stro of kaf, hetgeen omgerekend neer komt op 20 are hooi. 10 are kuilgras, 10 are bieten- loof, en 3 are voederbieten per vee-eenheid per stalseizoen. Als de bietenoogst mocht tegenvallen, kan men nog altijd pulp bijkopen. Nog te vaak ziet men in de praktijk koeien met dunne mest, hetgeen zeer schadelijk is voor de produktie Uit de bovenstaande getallen blijkt, dat men, om een goed rantsoen te kunnen samenstellen, de benodigde hoeveelheden moet berekenen en daarna afwegen, terwijl men nu reeds een voederwinnings- plan moet opstellen om in de komende stalperiode een juiste voorraad te hebben. Mocht U hiermede nog niet vertrouwd zijn, dan kunt U te allen tijde hiervoor de hulp van de rayonassistent inroepen. VOEDERWINNING EN SILOBOUW (F. de Ronde) Na het lezen van het betoog van de heer Den Engelsen zal het belang van een voederwinnings- plan, dat afgesteld is op de benodigde hoeveelheid voer. duidelijk zijn. Hetzelfde geldt voor het weide- plan. Hieraan wordt nog veel te weinig gedacht, het geen tot gevolg heeft, dat men van bepaalde be standdelen te veel heeft en van andere te weinig. Van het grasland kan nog veel meer profijt worden getrokken, indien men geregeld omweidt in kleine percelen, meer N strooit en op de juiste tijd en wijze hooit en kuilgras wint, terwijl ook het inkuilen van stoDpeïklaver met A. I. V.-zuur voordelen biedt. Bij het inkuilen in silo's, verdienen niet te grote eenheden, met name de silo's met een inhoud van 15 m3, de voorkeur. Het is te betreuren, dat veel boeren nog niet inzien, dat de financiële resultaten van een goed weide- en voeder winningsplan minstens even gunstig zijn als die van een goed bouwplan. STAL VERBETERING (M. Murre) De knelpunten in onze stallen zijn: onvoldoende licht, te geringe ventilatie, een te lage stand, waar door de dieren moeilijk zijn schoon te houden, een onvoldoende mestgroep en een onjuiste voergoot. Voor een goede verlichting is het gewenst, dat de ramen een totale grootte hebben, die gelijk is aan 1/15 - 1/20 van het vloeroppervlak. Wanneer een bepaalde stal aan deze eis niet voldoet, dan kan men dit, behalve door meer ramen in de buitenmuur te plaatsen, ook vrij eenvoudig oplossen door glas aan te brengen in het onderste, schuin-opgaande gedeelte van het dak vlak boven de muur. Vooral wanneer de buitenmuur laag is, is dit de aange wezen manier. De luchtaanvoer kan men verbete ren door middel van z.g. ventilatie-dorpels onder de ramen, terwijl de luchtafvoer kan geschieden door indirecte of door directe ontluchting. In het eerste geval door luiken naar de schuur en uile pannen in het dak van de schuur, in het tweede geval door luchtkokers. De eisen die men stelt aan de standruimte voor volwassen dieren, aan de mestgroep en aan de voer goot. zijn dc volgepde: Standruimte 150-160 cm, mestgroep 50-60 cm breed, 40 cm diep aan de stand- zijde en 25 cm diep aan de mestgangzijde, voergoot 55 cm breed, de bodem 2-3 cm boven de stand ruimte en geen opgaand muurtje aan de voergang- zijde. Het is duidelijk, dat ook op het gebied van de stalling van het vee nog wel iets te doen valt VEEVERBETERING DOOR MELKCONTROLE (J. Stroo) Op Tholen worden 17 in Zeeland 27 en in Nederland gemiddeld 60 van het aantal melk koeien gecontroleerd op de melkproduktie. Deze cijfers spreken duidelijke taal en het lijkt niet over bodig met nadruk te wijzen op de voordelen, welke verbonden zijn aan een periodieke melkproduktie- controle. 1. De gegevens van de melkcontrole zijn onontbeer lijk, wanneer' men over wii gaan tot verbetering van zijn veestapel. De slechte melkgevers kun nen worden opgespoord en verwijderd, de goede kan men aanhouden. Wanneer men meent dit wel op het oog. dus aan de plas melk in de emmer, te kunnen constateren, dan kan men zich gemakkelijk een 1000 liter per koe per jaar ver gissen 2. De kalf jes van dieren met goede lijsten kan men aanhouden. 3. Koeien met goede lijsten en jongvee met goede produktiegegevens van dc moeder enz. achter zich, kunnen duurder worden verkocht. Naast de hier vermelde, kunnen nog wel enige nevenvoordelen worden genoemd, zodat hét geringe bedrag dat voor dé melkcontrole verschuldigd is, zeker dubbel en dwars terugkomt Tot slot zij nog vermeld, dat in de loop van de avond animo bleek te bestaan voor het organiseren van een FOK VEEDAG op Tholen en voor het plan om te proberen om in georganiseerd verband over te gaan tot AANKOOP VAN BETER VEE. Uit de grote opkomst er waren ruim 125 hoeren aanwezig en uit het overweldigend aantal vragen, die aan het forum werden gesteld na afloop van de inleidingen, bleek, dat de gehouden avond aan de verwachtingen heeft beantwoord, althans in eerste instantie. Het is te hopen, dat een verbete ring van de veehouderij over de hele linie dit later moge bevestigen. Ir. A. W. LUIT JENS, Adjunct-ing. bij de R.L.V.D. te Goes. Boor Dr. J. J. Post en M. Scharringa FEBRUARI 1956. Februari is inderdaad zeer koud geweest. In De Bilt was de gemiddelde temperatuur over de gehele maand gerekend 6,7° onder het vriespunt. Gemiddeld over 40 jaren heeft februari daar een temperatuur van 2,3° boven nul. Telt men de 29e februari niet mee en daar is alles voor te zeggen als men de verschillende februarimaan- den wil vergelijken dan was de gemiddelde temperatuur zelfs meer dan 7° onder het vriespunt. Het aantal dagen waarop het gevroren heeft be droeg in De Büt 27 en te Vlissingen 26. Het aantal dagen waarop de temperatuur ook midden op de dag niet boven het vriespunt kwam, bedroeg in De Bilt 23 en in Vlissingen 18. Meer dan 20° vroor het hier en daar op de 16e en 17e. Te Vlissingen werd een temperatuur van 20" bijna bereikt in de nacht van 20 op 21. Februari 1956 was daarmee de koudste februari- maand van de laatste twee en een halve eeuw, maar hieraan mag men geen verdere conclusies verbin den omdat deze vorstperiode van 4 weken toevallig met de kalendermaand samenviel. Was het een week eerder begonnen en een week eerder gaan dooien, dan hadden wij misschien een februari- maand gehad die een veel minder opvallend lage gemiddelde temperatuur zou hebben vertoond. Toch zou het karakter en het beeld, dat wij ons van deze winter hebben gevormd, daardoor niet zijn gewijzigd. Bijzonder aan deze maand is, dat men ook in zuidelijke landen, zelfs in Italië, de Rivièra, Spanje en Portugal matige tot strenge vorst heeft gehad en dit komt zo laat in het seizoen maar zeer zelden voor. De ellende en de schade zijn daar dan ook zeer groot, omdat men zich op dergelijke lage tem peraturen niet heeft ingesteld en ook op korte ter mijn geen maatregelen kan nemen. Het begon met kale vorst en felle oostenwind en de schade is bij ons dan ook hoofdzakelijk aan die eerste dagen te wijten. In de eerste decade van de maand viel er overal sneeuw en daarmee v^aren tenminste de wintergewassen beschermd. Maar de sneeuwlaag was niet overal even dik; in het midden van het land bereikte zij een dikte van dertig centi meter, maar in het zuidwesten was het belangrijk minder. Wat een sneeuwlaag betekent, blijkt uit temperatuurmetingen onder de sneeuw die in De Bilt werden verricht. Na de sneeuwval is het op een diepte van 3 cm in de grond niet kouder meer geweest dan 3,5° onder nul. De vorst was weliswaar doorgedrongen tot een diepte van ruim een halve meter, maar het is daar niet kouder geweest dan enkele tiende delen van graden onder het vriespunt. Temperatuurmetingen in de sneeuwlaag in de laatste week van de vorstperiode hebben het vol gende beeld opgeleverd. Op een diepte van 1 cm onder het oppervlak van de sneeuw was de laagste temperatuur van die week 19°. Halverwege de sneeuwlaag die toen 15 cm dik was bedroeg de laagste temperatuur 13°, maar juist op de scheiding tussen grond en sneeuw is het toen niet kouder geweest dan 2,5°. Een en ander geeft een indruk die overeenkomt met die welke in het buitenland bij temperatuur metingen in en onder de sneeuw werd verkregen. Daar vond men bij zeer dikke sneeuwlagen nog veel grotere verschillen tussen de temperatuur op en onder de sneeuw. De schade is nog niet geheel te overzien, maar wel bestaat de indruk in 't Westen en Zuidwesten, waar de sneeuwlaag het minst dik was, ook de schade het grootst is. De dooi is buitengewoon snel verlopen. Het is in De Bilt eerst op de 28e flink gaan dooien en op 1 maart 's morgens was de sneeuw verdwenen. Op zaterdagmiddag 3'maart was op de meeste plaat sen ook geen vorst meer in de grond te vinden. Dit uitzonderlijk snelle verloop danken wij aan de naar verhouding hoge temperaturen die vooral ook des nachts hoog bleven. Verder heeft de wind, die tel kens nieuwe warme lucht aanvoerde, het dooipro- ces nog versneld. Wat de neerslag betreft, februari was een droge maand. De meeste neerslag viel als sneeuw. De neerslagcijfers zijn: Den Helder 47 mm, Leeuwar den 34 mm, Groningen 20 mm, De Bilt 23 mm, Vlis singen 45 mm en Maastricht 16 mm. Zeer globaal kan men 1 cm sneeuw gelijkstellen met 6 mm regen. Het aantal uren zonneschijn was op de meeste plaatsen buitengewoon groot. In De Bilt scheen de zon gedurende 112 uren tegen 76 uren normaal. Al met al was deze maand een streep door <le rekening. Onze ingewikkelde samenleving is kwets baar en dergelijke afwijkingen van de normale toe stand kosten veel geld.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1956 | | pagina 5