de EMIGRANT Schokker
Een sociaal bedrijf
OVERLEG HERVAT
DE ARBEIDSVOORZIENING IN DE
LANDBOUW
ZATERDAG 3 MAART 1956
Zoals werd verwacht, heeft de regering tijdens
een op 23 februari j.l. gehouden bespreking aange
drongen op hervatting van het overleg in de Stich
ting van den Arbeid. Het resultaat is bekend. Par
tijen zitten weer om de tafel.
De Stichting heeft in haar meer dan tienjarig
bestaan ons land in velerlei opzicht onschatbare
diensten bewezen. Het was dan ook teleurstellend,
dat een gerezen misverstand en een overhaastige
conclusie van de vakcentralen tot gevolg hadden,
dat het tafellaken ineens werd doorgesneden en
dat men tevens besloot van een verder praten met
de werkgevers af te zien. Wij willen hier niet nader
ingaan op het loonconflict. Er is reeds veel over
geschreven; de gang van zaken is dus bekend.
Het overleg met de regering heeft, zoals men
in de dagbladen heeft kunnen lezen, ook om een
andere reden betekenis gehad. Partijen werden n.l.
ingelicht omtrent het aanvankelijk oordeel dat de
overheid zich heeft gevormd over het onlangs door
de S. E. R. uitgebrachte rapport inzake de economi
sche situatie van Nederland. De regering is van dit
rapport met zijn vier uiteenlopende berekeningen
welke voor buitenstaanders nauwelijks te bevatten
zijn, niet veel wijzer geworden. Dit neemt intussen
niet weg, dat zij zich, na kennisneming van het rap
port, akkoord heeft verklaard met een zekere uit
kering ineens te beschouwen als een nabetaling
over 1955, welke niet mag worden doorberekend
in de prijzen. Verder acht zij enige loonstijging in
1956 verantwoord onder voorwaarde, dat de prijs-
stabilisatiepolitiek hierdoor niet wezenlijk wordt
aangetast. Een eventuele verhoging der lonen zal
dus behoudens uitzonderingen geen prijsconsequen-
ties met zich mogen brengen.
Zoals blijkt, is de regering met haar mededelin
gen vaag gebleven; aldus heeft zij de Stichting van
den Arbeid in de gelegenheid gesteld alsnog tot
overeenstemming te komen. Het is echter geen een
voudige opgave, waarvoor het georganiseerde be
drijfsleven staat om een voor alle partijen aan
vaardbare oplossing te vinden. De standpunten ±o-
pen n.l. ver uiteen: de mogelijkheid bestaat dus,
dat het overleg opnieuw vastloopt. Hoeveel water
er in de wijn moet worden gedaan en door wie is
vooralsnog niet te voorspellen. De weg naar een
compromis is een moeilijke, omdat de wederzijdse
voorstellen uitvoerig zijn gepubliceerd. Het loon
conflict is hierdoor volledig in de openbaarheid ge
bracht. Tot zover de huidige stand van zaken, waar
bij ook de landbouw ten zeerste is geïnteresseerd.
De positie van de agrarische bedrijfstak is er niet
eenvoudiger op geworden, omdat de bedrijfsresul
taten lang niet overal gelijk zijn. Bestaat er ener
zijds aanleiding voor de opmerking, dat het in
enkele sectoren bijv. in het bloembollenbedrijf en
ten dele ook in de tuinbouw in engere zin redelijk
goed gaat, anderzijds moet helaas worden vastge
steld, dat met name in de akkerbouw en veehouderij
de bedrijfsresultaten sedert 1953 verslechterd zijn.
Stijgende kosten en dalende prijzen vormen hier
het algemene beeld, dat volledig wordt bevestigd
door de prijsindexcijfers. De lonen stegen sedert
het genoemde jaar met 20 In de laatstge
noemde sector bestaat er dus geen aanleiding tot
een verhoging van het loon om een spreiding van
de welvaart te bevorderen.
Men kan er evenwel moeilijk de ogen voor slui
ten, dat het huidige loon van de vakbekwame land
arbeider is afgestemd op dat van de geoefende ar
beider elders. Gaan de laatsten in positie vooruit,
dan ontstaat opnieuw achterstand.- Weliswaar heeft
het Landbouwschap het College van Rijksbemidde
laars toegezegd voor het volgend contractjaar niet
opnieuw met loonvoorstellen te komen, doch be
dacht mofet worden, dat deze toezegging niet onder
alle omstandigheden kan worden nagekomen.
In de met het College gemaakte afspraak is een
van de overwegingen gelegen, waarom de land-
bouwwerkgevers zich hebben aangesloten bij het
werkgeversstandpunt in de Stichting van den Ar
beid, hetwelk neerkwam op een voorstel tot het
verstrekken van een uitkering ineens van maximaal
2 en het onder bepaalde voorwaarden invoeren
van loondifferentiaties tot gemiddeld 2 De
Landbouw zou hieraan niet direct een claim behoe
ven te ontlenen om eveneens loonmaatregelen
voor te stellen. Een dergelijke claim zal echter wel
ontstaan, indien het overleg in de Stichting van
den Arbeid mocht leiden tot verdergaande beslis
singen. Mochten de gedachten zich in deze richting
ontwikkelen hetgeen zeker niet onmogelijk is
dan rijst zelfs de vraag of een algemene loonmaat
regel kan worden vermeden. Een vraag, welke voor
de akkerbouw en veehouderij des te klemmender
is, aangezien inmiddels opnieuw enige achterstand
bestaat, omdat vooralsnog geen gebruik zal wor
den gemaakt van de mogelijkheid tot uitbreiding
van de vakantiedagen en verhoging van de vakan
tietoeslag.
Aan de hand van het voorgaande zal het duide.
lijk zijn geworden, dat het loonvraagstuk bijzonder
gecompliceerd is. Wij hopen echter, dat het georga
niseerde bedrijfsleven, evenals in de jaren na de
bevrijding zo vaak is bewezen, ook nu weer vol
doende verantwoordelijkheidsgevoel en zelfbe
heersing zal kunnen opbrengen om in een geza
menlijk overleg tot die oplossing te komen, welke
ook bij een objectieve beoordeling voor ons land
en volk de meest juiste mag worden genoemd.
N. A. V.
Nu de tijd weer is aangebroken dat de nodige
voorbereidingen moeten worden getroffen voor de
zaaiperiode, is daarmede tevens de vraag actueel
geworden: Hoe zal het dit jaar met de arbeids
voorziening gaan?
Het is moeilijk om daarop nu reeds een antwoord
te geven, maar wel kan worden gezegd, dat ook
op dit punt het nodige kan worden verricht om de
moeilijkheden tot het uiterste te beperken. Vooral
in de gebieden waar zich regelmatig een tekort aan
arbeidskrachten voordoet, moet thans worden na
gegaan hoe groot dit tekort vermoedelijk zal zijn,
opdat al het mogelijke kan worden gedaan om ar
beiders van elders in te schakelen.
Zo is er b.v. een redelijke kans, dat een groep
arbeiders uit Stavenisse en omgeving bereid zal
worden gevonden om een geheel seizoen in Schou-
wen-Duiveland te gaan werken. Met een aantal
werkgevers is reeds contact opgenomen, en het laat
zich aanzien dat over en weer voldoende animo
aanwezig is, om een aantal arbeiders voor een
geheel seizoen aan de betreffende bedrijven te bin
den, waarmede zowel de werkgevers als de werk
nemers zijn gediend. Op deze wijze kunnen veel
moeilijkheden worden voorkomen.
Werkgevers in Schouwen-Duiveland die tot op
heden geen arbeiders hebben aangevraagd, en als
nog van deze regeling gebruik willen maken, kun
nen zich hiervoor opgeven bij de Plaatselijke Com
missies, de Districtssecretaris of rechtstreeks bij
het Secretariaat van de Gewestelijke Raad voor
Zeeland van het Landbouwschap, Grote Markt 28a
te Goes.
Ook voor andere gebieden kan een dergelijke
regeling worden getroffen, mits er voldoende in
teresse bestaat en de aanvragen tijdig worden in
gediend. De praktijk heeft nu eenmaal geleerd, dat
men met een regeling als hiervoor weergegeven
niet moet willen beginnen als het werk reeds aan
de gang is. De arbeiders zijn dan niet meer beschik
baar.
Aanvragen kunnen worden ingediend bij de
Plaatselijke Commissies, die de nodige gegevens
verzamelen en deze aan eerder genoemd adres door
geven.
Met medewerking van het Districtsbureau voor
de Arbeidsvoorziening in Zeeland kan, op grond van
de tussen de Directie voor de Arbeidsvoorziening
en het Landbouwschap getroffen regeling, tege
moet worden gekomen in de kosten van vervoer,
huisvesting, reisuren e.d. zodat de extra kosten tot
het uiterste worden beperkt.
Deze regeling is er in het bijzonder op gericht, om,
middels subsidiëring van reeds genoemde kosten,
landarbeiders voor langere tijd van werk te voor
zien, op bedrijven die, door bijzondere omstandig
heden, zelf niet in de gelegenheid zijn om arbeiders
uit eigen omgeving aan te trekken. Het gaat in
deze in feite om aanvulling van de vaste kern die
reeds op de bedrijven aanwezig is.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat, bij even
tuele tekorten in de topperioden, colonnes worden
ingezet. Deze colonnes bestaan echter praktisch uit
ongeschoolde arbeiders, zodat het aanbeveling ver
dient om te trachten goede landarbeiders voor lan
gere tijd te werk te stellen.
Op dit terrein kan veel gebeuren mits, en dit kan
met niet genoeg nadruk worden gezegd, de aan
vragen tijdig worden ingediend. Tijdig betekent nu!
Het is beter dat achteraf een aanvrage moet wor
den ingetrokken, dan dat ze wordt ingediend op
het moment dat het werk er is. Dan is het meestal
te laat!
Vooral nu er in alle bedrijfstakken een steeds
groter wordend tekort aan arbeidskrachten ont
staat, is het zaak dat de landbouw daarmede ern
stig rekening houdt.
Onlangs werd in de Staten-Generaal bezwaar
gemaakt tegen het bélastingtariej voer de boeren-
leenbanken, wat lager is dan dat voor de andere
banken. De grote pers heeft zich dankbaar op deze
vraag geworpen en heeft over het algemeen weinig
waardering gehad voor deze uitzonderingspositie.
Op het eerste gezicht lijkt deze opmerking niet
onbillijk. Waarom zou een bank die speciaal werkt
voor boeren en tuinders, minder belasting moeten
betalen dan de meer stedelijk ingestelde banken
Dit waarom wordt ons eerst goed duidelijk na
het lezen van enige artikelen, die de directeur van
de Centrale Boerenleenbank te Eindhoven, Mr van
Campen, schreef in Economisch Statistische be
richten".
Niet alleen wordt hierin aangetoond dat de
boerenleenbanken een geheel aparte taak hebben,
doch ook aat het toepassen van hetzelfde tarief als
voor de andere banken, de uitoefening van de
functie als sociaal kredietbedrijf onmogelijk zou
maken.
Een vergelijking van de bij Eindhoven aangeslo
ten 'banken met een handelsbank die hetzelfde
balanstotaal heeft, laat al direkt grote verschillen
zien, doordat bijv. de onkosten van de handelsbank
m X zo groot zijn, de afschrijving van de gebou
wen zesmaal en de salarissen vijfmaal zo hoog zijn
dan die van de boerenleenbanken.
Anderzijds komen de inkomsten van de handels
bank merendeels uit de provisie (ongeveer 8 X zo
veel), terwijl de boerenleenbanken het, wat de in
komsten betreft, voor 90 pCt. moeten hebben van
de rente en de andere bank maar voor 55 pCt.
De gelden waarover de boerenleenbanken be
schikken zijn voor 86 pCt. spaargelden, waarmee dan
tevens is aangegeven dat het uitgangspunt van deze
banken op een geheel ander vlak ligt.
o
Aan de hand van een aantal cijfers kan aange
toond worden dat een spaarbank ongeveer 0,6 pCt.
winst kan maken op de aan haar toevertrouwde gel
den. Doch de boerenleenbank heeft een winst die
ruim de helft lager is, omdat dit geld op een andere
wijze wordt uitgezet. Het kredietbedrijf is eerst
rendabel als het krediet tenminste 7^-10 duizend
gulden gróót is. De meeste posten van de boeren
leenbanken liggen onder dit bedrag, zodat gecon
cludeerd kan worden dat het kredietbedrijf verlies
gevend is en dat deze verliezen door het spaarbank-
bedrijf goedgemaakt moeten worden.
De spaarbanken worden in het geheel niet belast
wat hun winst betreft. Zodoende is het heel billijk
te achten dat men de boerenleenbanken, als een
mengvorm van spaarbank en kredietbank heeft aan
geslagen voor een lager tarief dan dat van normale
handelsbanken.
Willen deze banken, die werken met de laagst
mogelijke lasten, hun taakin de plaatselijke ge
meenschap als sociaal bedrijf blijven vervullen, dan
zal men inderdaad moeten willen zien dat ze de
onrendabele doch noodzakelijke last op zich hebben
genomen, om kleine zelfstandigen op het platteland
vooruit te helpen.
In zekere zin zijn de spaargelden belegd in boe
renleenbanken, een maatstaf voor de welvaart in
de landbouw. Beschouwing van de cijfers zonder
meer, zou tot de conclusie kunnen leiden dat het nog
aardig goed gaat in de landbouw.
Het laatste jaar nam het spaartegoed bij de
Utrechtse banken toe met 7,8 pCt, en dat van de
banken die bij Eindhoven zijn aangesloten zelfs met
12,6 pCt. Toch blijven deze percentages achter bij
de gemiddelden van andere spaarbanken, daar de
Rijkspostspaarbank tot 10,4 pCt. kwam en de andere
spaarbanken tot 13,4 pCt.
Hel verschil tussen Eindhoven en Utrecht is een
gevolg van het goede jaar voor de tuinders, en de
uitkering van 34 miljoen door de Rijksdienst voor
landbouwherstel, welk bedrag hoofdzakelijk in het
werkgebied van Eindhoven terechtkwam.
De 350 miljoen gulden die in dit jaar door de
landbouw zijn geïnvesteerd, hebben het tegoed na
delig beinvoed.
Bovendien hebben onderzoekingen in een pa ar
provincies aangetoond, dat het aandeel van de
boeren in het tegoed afneemt en dat van de arbei
ders duidelijk toeneemt.
Het is een duidelijk bewijs voor dc moeilijke po
sitie van de boerenstand, die er in 1955 voor gezorgd
heeft dat het prijspeil nagenoeg stabiel gebleven is.
Het prijspeil van de akkerbouwproduktie liep in
vergelijking met het voorgaande jaar 5 pCt. terug,
terwijl dat van de veehouderij gelijk bleef. Het
indexcijfer van het verbruik steeg in 1955 met
4 punten. Ondanks dat kon er, zoals de cijfers aan
tonen, nog behoorlpk gespaard worden. En de boer
is intussen bezig de strijd aan ie binden met de
kosten, die in de loop van de laatste 5 jaar met
33 pCt. zijn gestegen, terwijl de prijzen 17 pCt
stegen.
Vooral de gestegen loonkosten maken dat er veel
geld geïnvesteerd moet worden. Laat 'men daarom
de boerenleenbank, clic hierbij onmisbaar is, niet
door onverstandige belastingmaatregelen in haar
voornaamste functie belemmere B.
(Advertentie)
Wist U dat:
gemiddeld 10 °/o meer opbrengst
geeft dan Zelka
Dr. R. J. MANSHOLT's
Veredelingsbedrijf N.V.
WESTPOLDER - GRONINGEN