Het Landbouwschap over de melkprijs 1955-1956 Verantwoorde veevoeding
Onvoldoende voorlichting 1
TARWE EN SUIKERPRIJS
Geen ander voorstel
AREAALHEFFING AARDAPPELEN
63
Het dagelijks bestuur van het Landbouwschap
heeft in een brief aan de minister van Landbouw,
Visserij en Voedselvoorziening verklaard pijnlijk
getroffen te zijn door de wijze, waarop zowel in
de pers als in de kringen der boeren, die in de af
gelopen weken de redevoeringen van de minister
hebben beluisterd, kritiek is geuit op het beleid
van het Landbouwschap.
Het betreft hier twee punten:
de wijze van voorbereiding' van het melk-
prijsgarantievoorstel van het Landbouw
schap,
en een eventueel groter verschil van de
garanties voor de zand- en de weidegebieden.
Alvorens op deze punten nader in te gaan con
stateert het dagelijks bestuur van het Landbouw
schap allereerst, dat noch van de zijde van de afde
ling Voorlichting van het ministerie, noch op andere
wijze nauwkeurige inlichtingen waren te verkrijgen
omtrent de werkelijke tekst van deze redevoerin
gen. Zeer tot zijn spijt ziet het dagelijks bestuur
zich dan ook genoopt af te gaan op de berichten
in de pers en op mondelinge mededelingen, waar
bij steeds het gevaar bestaat van een onvolledige
of minder exacte weergave van het gesprokene.
Temeer betreurt het dagelijks bestuur deze gang
van zaken, omdat in de periodieke bespreking met
de minister op 30 november 1955 en 4 januari j.l.
deze punten niet of slechts vrij vluchtig zijn
besproken.
Het dagelijks bestuur meende aanvankelijk
gelet op het karakter van de bijeenkomst te Heeren
veen op het aldaar gesprokene bezwaarlijk te
kunnen ingaan. Nu echter deze dagen ook in een
vergadering van de Gelderse Maat_chappij van
Landbouw te Lochem, bovengenoemde punten door
de minister zijn behandel voelt het dagelijks be
stuur zich verplicht zijn zienswijze kenbaar te
maken.
Ten aanzien van het eerste punt, het binnens
kamers behandelen van en het geven van onvol
doende voorlichting over de totstandkoming van de
voorstellen van het Landbouwschap kan het
dagelijks bestuur niet zonder meer de zienswijze
van de minister delen. Juist in het afgelopen jaar
heeft een langdurig en uitvoerig overleg plaats ge
vonden, zowel in de verschillende organen van het
Landbouwschap, als in de vergaderingen der ge
westelijke en landelijke standsorganisaties. Het
dagelijks bestuur stelt vast, dat in het najaar van
1955 over het melkprijsvraagstuk openlijk is be
raadslaagd in.een zo ruime landbouwkring, als in
geen der voorafgaande jaren is geschied.
Nadat het uiteindelijke voorstel door het bestuur
van het Landbouwschap was aanvaard en tijdens
de „hearing" op 30 november j.l. aan de minister
was voorgelegd, is het Landbouwschap terstond
overgegaan tot volledige publikatie van dit voorstel.
Aan de met de minister gevoerde besprekingen
heeft echter het Landbouwschap evenals voor
heen steeds een vertrouwelijk karakter toege
kend, daarbij uitgaande van de veronderstelling,
dat dit steeds de opvatting van de minister is ge
weest en nog is.
De op deze bespreking betrekking hebbende
agenda's en verslagen zijn daarom slechts in zeer
beperkte kring verspreid, terwijl er steeds zoveel
mogelijk tegen is gewaakt, dat de inhoud geheel of
gedeeltelijk aan de openbaarheid zou "worden prijs
gegeven.
Mocht de minister thans tot een andere opvatting
neigen, dan zou het Landbouwschap dit gaarne ver
nomen en aanvaard hebben.
Het is thans nog niet mogelijk de voor oogst 1956
geldende prijzen voor tarwe en suiker vast te stel
len. Vooral in verband met de verdergaande kos
tenstijgingen,, welke in de prijzen moeten worden
verdisconteerd, wordt dit door de hoofdafdeling
Akkerbouw van het Landbouwschap ten zeerste
betreurd.
Evenals in het verleden dienen de prijzen van
produkten ook nu weer te worden gebaseerd op
berekeningen van het Landbouw-Economisch Insti
tuut. In voorgaande jaren waren deze berekeningen
meestal tijdig gereed en was het mogelijk vóór de
uitzaai overleg te voeren; er werd naar gestreefd
de tarweprijs in september en de bietenprijs in
januari bekend te maken. Mede in verband met
enige wijziging in het systeem van berekening der
produktiekosten waardoor naar het oordeel van
de hoofdafdeling Akkerbouw de werkelijkheid za
goed mogelijk wordt benaderd en bovendien door
het beschikbaar zijn van geheel nieuwe basisgege
vens, kan het kostprijsonderzoek eerst dezer dagen
worden afgesloten. Zodra de resultaten van deze
nieuwe berekeningen bekend zijn zal de hoofdafde
ling zich hierover eer oordeel vormen en voorstel
len doen inzake de voor tarwe en suikerbieten vast
te stellen prijzen. Gezien de hieromtrent reeds met
de overheid gevoerde besprekingen vertrouwt de
hoofdafdeling dat eventuele wijziging van de thans
geldende rijzen in nauw overleg met het L andbouw-
sehap zal geschieden.
Zoals bekend worden de prijzen van deze produk
ten steeds vastgesteld op basis van de onder nor
male omstandigheden voor het komende jaar te
verwachten gemiddelde kostprijzen, verhoogd met
een redelijke ondernemerswinst.
Het tweede punt betreft de discussie dan wel
het aanbod van een eventueel groter prijsverschil
dan in de gepubliceerde regeringsbeslissing voor
kwam, nl. de integrale kostprijs voor het zand
24,90, doch daartegenover dan ook de integrale
kostprijs van 21,60 voor de weidegebieden.
Het dagelijks bestuur begint met vast te stellen,
dat noch in het officiële persbericht, noch in het
schrijven van de minister aan het Landbouwschap
dd. 30 december j.l., noch in diens schrijven aan de
voorzitter van de Tweede Kamer, waarin de
minister een afschrift vertrouwelijk aan het Land
bouwschap heeft doen toekomen, enige aanduiding
van de mogelijkheid, laat staan de aanvaardbaar
heid ener sterke differentiatie is te 'inden.
Inderdaad is tijdens de discussies in de bespre
king van 4 januari j.l. door de minister terloops
gesteld, dat hij ook wel bereid zou zijn om 24,90
voor het zand te geven naast 21,60 voor de weide
gebieden. Mede gezien het verloop van de discus
sies inzake de procedure, waarbij de minister uit
drukkelijk heeft gesteld, dat er geen sprake
kon zijn van overleg in de zin van onderhandelen,
doch veeleer slechts van een hearing, en evenmin
van overleg, nadat de regering een beslissing heeft
genomen, heeft het dagelijks bestuur van het Land
bouwschap geconcludeerd, dat de minister zeker
geen concrete propositie inzake een eventueel ver
der uiteentrekken der garantieprijzen heeft gedaan.
Voor deze zienswijze vindt het Landbouwschap nog
een bevestiging in de conclusies der bespreking,
waarin dienaangaande evenmin iets is vermeld.
Het dagelijks" bestuur van het Landbouwschap
acht het met het oog op gezonde verhoudingen in
de landbouw dan ook wel zeer bedenkelijk, dat
thans bij vele boeren in den lande hopenlijk ten
onrechte als gevolg van een onvolledige of ondui
delijke weergave van de woorden van de minis
ter de indruk is ontstaan, dat een zodanig voor
stel aan het Landbouwschap in concreto is gedaan,
doch dat het Landbouwschap dit zou hebben af
gewezen.
Het dagelijks bestuur van het Landbouwschap
acht het dringend gewenst, dat de aldus ontstane
onduidelijke situatie zeer spoedig volledig kan wor
den opgehelderd. Niet alleen is het voor de land
bouw juist in de steeds moeilijker wordende
omstandigheden van de grootste betekenis de
eenheid te bewaren; doch ook is een sfeer van rust
welhaast onontbeerlijk voor het zo snel en zo goed
mogelijk beëindigen van de bestudering zowel van
het uiterst moeilijke vraagstuk inzake de kwanti
tatieve invloed der oorzaken van de kostprijsver-
schillen, als van de aan het licht getreden onvol
komenheden in de uitgangspunten voor de kost
prijsberekeningen.
Stand der fondsen
Mede in verband met onbevredigend geachte
maatregelen ter ondersteuning van de consumptie-
aardappelmarkt in dit voorjaar blijkt dat de inning
van de areaalheffing ten behoeve van het Consump
tie- en Fabrieksaardappelfonds in enkele gevallen
minder vlot verloopt dan in voorgaande jaren.
In verband hiermede moge er op worden gewe
zen dat indertijd na uitvoerig overleg in de ver
schillende landbouworganisaties is besloten tot
verdere versterking van deze fondsen teneinde in
staat te zijn de prijsvorming in de toekomst gunstig
te kunnen beïnvloeden. Zo wordt thans bijv. met
behulp van de gelden uit het Fabrieksaardappel
fonds aan een belangrijk overschot aardappelmeel
een bijzondere bestemming gegeven. Hierdoor wordt
voorkomen dat dit overschot een ongunstige in
vloed zou uitoefenen op de normale aardappelmeel-
markt en kan aan de telers nog een redelijke prijs
worden gewaarborgd, hetgeen zonder deze maatre
gelen niet het geval zou kunnen zijn. Aangezien
marktordening ook bij dit produkt de prijsvorming
gunstig kan beïnvloeden was de georganiseerde
landbouw indertijd van mening dat de areaalheffing
ook bij fabrieksaardappelen over de oogst 1955
diende te worden voortgezet.
In verband met het bovenstaande doet het Land
bouwschap gaarne een beroep op alle telers een
vlotte inning van de heffingsgelden zoveel mogelijk
te bevorderen, zodat ook de noodzakelijke admini
stratiekosten tot een minimum kunnen worden be
perkt.
Ten aanzien van het in de naaste toekomst te
voeren prijsbeleid kan nog worden opgemerkt dat
thans met de overheid intensief van gedachten
wordt gewisseld over een regeling waarbij de aard
appel als een zgn. basisprodukt wordt beschouwd,
de overheid te verlenen minimumgarantieprijs be-
Door het Landbouwschap wordt hierbij een door
pleit.
De fondsen kunnen worden aangewend voor het
treffen van aanvullende marktordenende maatre
gelen ter ondersteuning van de prijsvorming op een
boven het eventueel door de overheid te garanderen
minimum-niveau.
Wat betreft de saldi in het zgn. Consumptiefonds
en het Fabrieksfonds, na afwijking van de oogst
1955, kan de volgende raming worden gemaakt:
Consumptiefonds Fabrieksfonds
Inkomsten circa 16.580.000,4.715.000,
Uitgaven circa 3.400.000,— ƒ2.345.000,—
Saldi circa
8.180.000,— 2.370.000,—
We herinneren ons, dat de vrouwelijke Waste»
ningse hoogleraar Prof. Willinge Prins, zo ongeveer
gezegd heeft dat de voeding van de jonge kinderen
op het platteland, nog altijd achter die van de
kalveren aanhobbelt.
Dr. Grashuis, die deze week in Goes sprak, dacht
daar kennelijk anders over, toen hij vertelde hoe
de boerin over het algemeen geneigd is het kalf,
inplaats van een schrale opfok te geven, flink te
voeden, zoals ze dat ook bij de kinderen gewend is.
De ijdelheid om op de keuring een „vetleren
medaille" te veroveren, spreekt hier een woordje
mee. Doch deze ijdelheid kost veel geld als men
nagaat, dat met de schrale opfok de levensduur
van de dieren met twee jaar wordt verlengd, zodat
de levensproduktie van de dieren ongeveer ver
dubbeld wordt, terwijl ze ook tweemaal zoveel kal
veren voort kunnen brengen. Voegt men daaraan
toe de kans, dat de té goed gevoede dieren minder
goed drachtig worden, dan is de keuze niet moei
lijk meer.
Als de andere voorwaarden om met normale
koeien goede resultaten te bereiken, noemde Dr.
Grashuis de juiste bemesting van het land en de
goede voeding van de dieren tijdens de produktie.
Over dit laatste gaf hij verschillende goede wen
ken, waarbij hij naast de voorziening met vita
minen, mineralen en eiwitten, vooral ook aandacht
schonk aan de voeding van het hoogdrachtige dier.
Hierbij moet reeds gestreefd worden naar een
geleidelijke overgang op de voeding, tijdens de
lactatie periode. Tenslotte behandelde hij i.v.m. de
bestrijding van de melkziekte, de wenselijkheid de
dieren op produktie te selecteren, daar we de voor
keur moeten geven aan dieren met een gelijk
matige produktie, boven dieren die met een hoge
produktie beginnen en ver afzakken.
De naam van Dr. Grashuis is vooral ook ver
bonden met allerlei maatregelen en waarschuwin
gen tegen ondeugdelijke voeCermiddélen. Tijdens
deze lezing hebben we er ook weer verschillende
kunnen horen tegen middelen, waarvan men de
samenstelling niet kent of die in verhouding te
duur zijn.
Zijn fanatieke strijd tegen de toepassing van
antibiotica in voedermiddelen is bekend genoeg,
terwijl zijn naam vooral ook verbonden is met de
z.g. C. L. O.-contröle, de controle van mengvoeders
die door de drie centrale landbouworganisaties met
de coöperaties opgezet, nu een belangrijke plaats
op de Nederlandse markt heeft veroverd. Doch
waar genees- en voedermiddelen op het gebied van
de veevoeding niet alleen dicht bij elkaar liggen,
doch ook in elkaar overlopen, valt het niet te ver
wonderen dat er nog veel „boerenbedrog" wordt
gepleegd, waarbij het gebaar dat Dr. Grashuis over
zijn schouder maakte, onderstreept werd door het
gezegde dat er altijd één beter van wordt.
Men kan daarom nog net zo'n goede controle
instellen, de boer moet er ook rijp voor zijn en in
vele gevallen worden voorgelicht over hét juiste
gebruik.
In dit opzicht is het verheugend, dat landelijk
door de voorlichtingsraad een plan is uitgewerkt,
om de voorlichting over de veevoeding in samen
werking tussen de verschillende voorlichtingsdien
sten en het bedrijfsleven intensiever op te zetten.
De lezing van Dr Grashuis heeft nog eens aange
toond hoeveel een gewone veehouder van deze
zaken moet weten.
Het is een goede reclame voor de C. L. O.-con
tröle, dat juist dezer dagen een nieuwe controle-
stichting is opgericht, waarbij men de C. L. O.-
contröle voor ogen gehad heeft.
Een groep van molenaars-mengvoederbedrijven,
die verenigd zijn in het A. B. C.-bureau, heeft zich
tot de landbouworganisaties gewend met het ver
zoek, medewerking te verlenen tot oprichting van
een controle-stichting, die zich ten doe', stelt,
namens de veehouders controle uit te oefenen op
de produkten van de deelnemende bedrijven. Reeds
lang hadden deze bedrijven een controle voor eigen
doeleinden, doch op grond van een uitspraak van
de landbouworganisaties, dat slechts langs de weg
van de vrijwillige controle het doel bereikt kan
worden, hebben ze tot deze stap besloten.
Nu juist dezer dagen het K. N. L. C. en de
N. C. B. T. B. besloten hebben, over te gaan tot op
richting van de Stichting „Afnemers controle op
veevoeder" (A C. V.), die zich o.a. bezig zal houden
met grondstoffeneisen, bedrijfscontröle en vermel
ding van de samenstelling op de label, kan met
voldoening gezegd worden, dat uier weer een stap
gezet is op de weg naar een doelmatige veevoeding.
Dat in het coöperatieve kamp, dat nauw ver
bonden is met de C. L. O.-contröle, enige bedenkin
gen tegen deze stap gerezen zijn, is begrijpelijk
Doch hier zal men toch ook moeten beseffen, dat
de standsorganisaties hun zorgen tot alle boeren
hebben uit te strekken. Het gaat er om alle vee
houders, ongeacht de leverancier die ze hebben, tm
doen profiteren van controle die een doelmatige
veevoeding mogelijk maakt.
Zo werpt het pionierswerk van Dr. Grashuis, op
„de Schothorst" verricht, in steeds bredere kring
vruchten af.
3.