Van bedrijfschap naar produktschap Is dit beleid?
De produktie van rundvlees
Zal het beter of slechter gaan
Bostel nu Uw originele
Voorjaarszaaigranen
D. J. VAN DER HAVE
No. 2312. Frankering bij abonnement: Terneuzen ZATERDAG 4 FEBRUARI 1956.
44e Jaargaas
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
waarin opgenomen
HET NOORD-BRABANTS
LANDBOUWBLAD
Officieel Orgaan van de
ZEEUWSE LANDBOUW MAATSCHAPPIJ
de Noord-Brabantse Mij van Landbouw
en andere Verenigingen
DIT was één van de vragen, die de voorzitter van het Hoofdproduktschap
voor akkerbouwprodukten, Ir T. P. Huisman, stelde op de openbare
vergadering van het hoofdproduktschap en de afzonderlijke pfoduktschappen
van aardappelen, granen, zaden en peulvruchten, landbouwzaaizaden, sierge
wassen, vee en vlees, gedistilleerde dranken, groenten en fruit, margarine,
vetten en oliën, tuihbouwzadsn en veevoeder, die deze week werd gehouden.
Het was overigens niet de enige vraag, die de heer Huisman ir deze verga
dering stelde. Hij vroeg zich ook af wat het nut is van de veel grotere besturen,
die om de twee jaar en bloc aftreden, hoe de werknemersvertegenwoordigers
hun stem zullen bepalen en hoe de openbaarheid gehanteerd moet worden.
Daarna hebben later ook de Ministers De Bruijn, Mansholt en Zijlstra en
de voorzitter van de S. E. R., prof. De Vries, hun zienswijze gegeven op de
vernieuwing, die door deze overgang tot stand komt.
Zo hebben we dan naast het z.g. horizontale publiekrechtelijke orgaan in de
landbouw, het Landbouwschap, ook een aantal vertikale organen, de produkt-
schappen, gekregen. Het eerste bevat alleen de werkers in een bepaalde be
drijfstak, de landbouw, het tweede echter alle, die met een bepaald produkt of
een groep van produkten te maken hebben.
Ir: feite zijn beide vormen van het publiekrechtelijk lichaam er op gericht
zelfstandig een gedeelte van de bevoegdheden der overheid over te nemen.
KEN STUKJE GESCHIEDENIS.
In het begin van de dertiger jaren
moest de regering zoeken naar mid
delen om de gevolgen van de crisis te
verzachten. Het duurde tot 1942 vóór
dat deze crisisorganisaties de veror
denende bevoegdheid kregen en wer
den omgevormd tot bedrijfschappen
voor de voedselvoorziening, die onder
leiding van Dr S. L. Louwes een zelf
standige taak kregen.
Daardoor waren ze niet langer een
onderdeel van het ministerie, doch
konden ze met een zelfstandig be
stuur op het gebied van de marktor
dening maatregelen treffen.
Na de oorlog hebben deze bedrijf
schappen zich steeds meer aangepast
aan de omstandigheden, toen distri
butievoorschriften verdwenen en im
port en export weer geleidelijk aan
vrij kwamen.
Doch de overvloed die volgde op de
schaarste is niet meer dezelfde als die
van de dertiger jaren, daar de import-
landen op allerlei manieren aan de ge
volgen trachten te ontkomen. Zodoen
de is het voor een exportland als Ne
derland noodzakelijk dë exportrisico's,
die het gevolg zijn van de wisselende
maatregelen der importlanden, zo
goed mogelijk op te vangen.
Tot die middelen behoren de teelt
regelingen, zoals die in de tuinbouw
sector veel gebruikt worden om het
achter de markt aan telen zoveel mo
gelijk tegen te gaan.
Daarnaast kenden de bedrijfschap
pen de heffingen, waarmee bij export
fondsen werden gesticht, die ten doel
hadden bij een grote daling van de
prijs een bodem in de markt te leg
gen.
Bedrijfschappen voor vee en vlees,
voor aardappelen en voor zaaizaad en
pootgoed werkten veelvuldig met
deze middelen, die ten doel hebben
ëen gelijkmatiger aanbod, een gelijk
matiger prijs en een stabieler afzet
fe verzekeren. Voor de Nederlandse
consument hebben deze maatregelen
weinig betekenis gehad, doch wel
voor de bedrijfstak als geheel, waar
teler, handelaar en industrie bij een
zekere vorm van marktordening gro
te belangen hebben.
WAT ER VERANDERT.
Gezien dit werk van de bedrijf
schappen kan men zeggen dat ze in
feite reeds het werk verrichtten van
publiekrechte organen, vooral als
men in aanmerking neemt dat ze bui
ten hun eigenlijk werk reeds veel de
den voor de kwaliteitsverbetering- en
garantie voor de exportbevordering
en propaganda en het onderzoek op
het gebied van bewaring en verwer
king. De veranderingen zullen dan
ook in andere richting moeten wor
den gezocht.
Ir Huisman wees in de eerste
plaats op het in zijn geheel aftreden
van het bestuur na twee jaar en
vroeg zich af of dit wel een doorlo
pend beleid in de hand zou werken.
Daarnaast zijn de besturen veel gro
ter op grond van het feit dat niet
alleen de zakelijke groeperingen ieder
een bepaald aandeel in de samenstel
ling moesten hebben, doch evenzeer
de diverse gees ?lijke richtingen.
Terwijl tenslotte de werknemers hun
aandeel moesten hebben in de bestu
ren, zodat van de 250 bestuursleden
120 tot de groep van de werknemers
behoren.
Op deze wijze komen verschillende
produktschappen tot 24 of zelfs 36
bestuursleden, wat de vraag doet rij
zen of dit nu een gemakkelijke werk
wijze bevordert en of er geen wegen
zijn te vinden om tot kleinere bestu
ren te komen.
De rol van de werknemers in dit
geheel is ook nog niet erf duidelijk.
Op de openbare vergadering werd er
dan ook over gesproken hoe deze ver
tegenwoordigers hun taak zullen op
vatten en hoe ze hun stem zullen uit
brengen. Aan de ene kant kan men
zich afvragen of het wel redeiijk is
dat de wcrknemersgroep evenveel ze
tels krijgt als de werkgeversgroep,
die zeker niet gezien kan worden als
één geheel, daar de producenten, de
handel en de industrie vaak zeer uit
eenlopende belangen hebben.
Aan de andere kant kan men de
werknemersgroep ook een dusdanige
politieke invloed toekennen, dat een
aantal vertegenwoordigers gelijk aan
dat van producenten, handel of in
dustrie reeds voldoende zou zijn om,
indien dit nodig geoordeeld werd,
toch nog corrigerend op te kunnen
treden.
Het gevaar is niet denkbeeldig dat
ze als één blok zullen stemmen, ter
wijl van hen juist mag worden ver
wacht dat ze overleg plegen met de
verwante werkgeversgroep, om zo als
het ware het aantal zetels van deze
bedrijfsgroep te verdubbelen.
Minister De Bruijn, die ook hierover
het woord voerde, meende dat de ver
antwoordelijkheid van de arbeiders
voor het economische beleid alleen op
de juiste wijzo tot uiting kan komen
(Zie verder volgende pag.)
De Minister van Landbouw maakte
in het najaar 1955 de afschaffing van
de garantieprijs voor koolzaad be
kend, nadat het koolzaad overal was
uitgezaaid.
In Heerenveen heeft de Minister op
een politieke vergadering, hebben we
begrepen, de tegenstelling tussen
boeren uit de weidegebieden en de
zandgebieden in verband met de
melkprijs gemeend te moeten aan
moedigen.
Tezelfdertijd wordt de Belgen aan
alle kanten de mantel uitgeveegd, om
dat deze inzake de Benelux-landbouw-
integratie niet vlot genoeg zijn. Is dit
taktiek om straks het gesprek met
onze Zuiderburen beter te doen vlot
ten?
De nieuwe tarweprijs is nu, begin
februari 1956, nog niet bekend en het
begint er op te lijken dat de boer eerst
ook nog zijn zomertarwe zal moeten
zaaien eer de tarweprijs uit de bus
kan komen. Voor de suikerbieten zou
hetzelfde kunnen gelden.
11 februari a.s. gaat de Minister
naar we lezen, voor langere tijd naar
India om een miljoenengeschenk aan
te bieden.
Naar het verder heet, heeft het
L. E. I. de kostprijsberekeningen niet
vóór 15 februari a.s. gereed, omdat
het een. geheel nieuwe berekenings
methode toepast. Voordien zou geen
beslissing verwacht mogen worden.
Moeten we dus maar weer wachten
tot de buitenlandse reizen achter de
rug zijn? Welke minister ad interim
kan en wil hier beslissen?
Zonder India te vergeten, zouden
we willen vragen of India belangrij
ker is voor onze Minister van Land
bouw en de Regering, dan de noden
van de eigen boeren.
G.
II.
De produktie van rund- en Jtalfsvlees
ITE waarde van de rundvleesproduktie is in de laatste jaren in ons land
gestegen tot meer dan 400 miljoen gulden. Dit is ongeveer V3 deel van de
waarde der melkopbrengst, die rond 1200 miljoen gulden bedraagt.
De TOTALE VLEESPRODUKTIE (vlees en been) heeft in het afgelopen
jaar de 500.000 ton ruim overschreden. Het aandeel rund- en kalfsvlees steeg
hiervan tot omstreeks 200.000 ton, tegen ruim 325.000 ton varkensvlees en
spek, ruim 13.000 ton paardenvlees en 8900 ton schapenvlees.
De invoer van rund- en paardenvlees bedroeg in 1954 25.000 ton, d.i. 4^2%
van de eigen vleesproduktie.
Overzicht verloop slachtingen in de vóór- en nd-oorlogse jaren in Nederland
(aantallen stuks vee).
DE VLEESCONSUMPTIE.
Het vleesverbruik neemt toe met
de welvaart, maar is ook afhankelijk
van de vleesprijzen voor de consu
ment. Over de gehele wereld bereikte
de consumptie in 1955 een record en
kwam meer dan 30% boven die van
1938. In landen met de laagste ver
bruikers-prijzen werd de hoogste con
sumptie bereikt.
De Amerikaanse landen (waarbij
de Verenigde Staten) hadden het
hoogste vleesverbruik met 80100 kg
per hoofd van de bevolking per jaar.
In Europa was de consumptie in 1954
o.a. in Frankrijk 57 kg, Engeland 55
kg, Zweden 50 kg, Denemarken 45 kg,
Duitsland 44 kg, Nederland 38 kg en
Italië 20 kg.
Jaar
1936/1938
1949
1950
1951
1952
1953
1954
Totaal
rundvee
Run
deren
Totaal
varkens
Totaal Totaal
schapen paarden
Totaal
vee
Gras- Nucht.
en vette kalve-
kalveren ren
21.500 617.000 2.043.000 231.000 31.000 3.190.000
16.000 682.000 1.577.000 130.000 37.000 2.693.000
51.000 698.000 2.344.000 290.000 43.000 3.848.000
80.000 676.000 2.758.000 179.000 37.000 4.258.000
1.254.000 534.000 115.000 605.000 2.690.000 172.000 32.000 4.148.000
1.261.000 519.000 115.000 627.000 3.088.000 267.000 35.000 4.651.000
1.374.000 566.000 136.000 672.000 3.461.000 272.000 48.000 5.155.000
1.214.000 382.000
949.000 251.000
1.171.000 422.000
1.284.000 528.000
(Zie verder volgende pag.)
(Advertentie).
Uit deze cijfers blijkt duidelijk, dat de vleesproduktie in de jaren na de
oorlog snel is toegenomen en thans het vooroorlogse peil heeft overschreden.
De stijging is bij de varkens echter groter dan bij het rundvee. Gezien de
huidige binnenlandse vleesconsumptie, in vergelijking met de vooroorlogse,
behoort toename in het vleesverbruik in eigen land zeker nog tot de moge
lijkheden. De hogere vleesproduktie wordt thans door belangrijke exporten
geheel weggenomen.
De waarde van de totale vee- en vleesproduktie beliep in 1954 rond 1200
miljoen gulden. Geëxporteerd werd ter waarde van 400 miljoen gulden.
Koninklijk Kweekbedryf
cn Zaadhandel
KAPELLE-BIEZELINGE