Jaar-weeroverzicht over 1955.
SPUITDAG OP 3 FEBRUARI.
EEN UITBLINKER
OP DE PROEFVELDEN
GOED WINTERVAST
ZATERDAG «8 JANUARI 1956
49
Het weerkundig jaar loopt van
1 december tot 1 december en de win
ter omvat de maanden december,
januari en februari. De lente omvat
maart, april en mei en de zomer juni,
juli en augustus. Voor de herfst blij
ven de maanden september, oktober
en november over.
Winter.
Van de winter 1954/55 was decem
ber zacht en niet te nat, maar januari
en februari waren koud met veel
sneeuw.
Strenge vorst kwam slechts twee
maal voor n.l. in de nacht van 20 op
21 januari en in de nacht van 17 op
i8 februari.
Op de meeste plaatsen heeft het
grasland, dank zij het sneeuwdek, niet
veel van de koude geleden, evenmin
als de wintergewassen.
De gemiddelde wintertemperatuur
v/as 2,3° tegen 2,6° normaal. De hoe
veelheid neerslag bedroeg 179 mm
tegen 168 normaal; alles gemiddeld
over het land gerekend.
Lente.
Van de voorjaarsmaanden was
maart zeer koud met veel zon en veel
sneeuw, terwijl april zeer droog en
zonnig is geweest. Mei was koud en
nat, het laatste geldt niet voor Noord
west-Friesland, de kop van Noord
holland en voor Zeeland.
De gemiddelde lentetemperatuur
was 6,5° tegen 8,2° normaal. De hoe
veelheid .neerslag bedroeg 140 mm
tegen 137 mm normaal.
Zomer.
Juni was gemiddeld iets te koud,
maar normaal wat de neerslag betreft.
In de nacht van 17 op 18 juni kwam
hier en daar in het oosten van het
land nog nachtvorst voor.
Juli was droog en wat de tempe
ratuur betreft normaal. Augustus was
warm en droog en zonnig.
De gemiddelde zomertemperatuur
was 16,4° tegen 16,2° normaal. De hoe
veelheid neerslag bedroeg 135 mm
tegen 201 mm normaal.
Herfst.
September is bijna overal te nat ge
weest, hoewel de temperatuur onge
veer normaal was. Oktober was voor
Noord- en Zuidholland te nat bij bijna
normale temperaturen, terwijl novem
ber droog, zacht en zonnig is geweest.
De gemiddelde herfsttemperatuur
bedroeg 10,5° tegen 10,2° normaal. De
hoeveelheid neerslag bedroeg 209 mm
tegen 218 mm hormaal.
Afgezien van het late voorjaar is
het weer gunstig geweest. In de eigen
lijke zomer heeft vooral de grasgroei
op lichte gronden wat geleden van de
droogte, maar ernstige schade werd
niet gemeld.
Dat het voorjaar laat is geweest
blijkt uit het feit dan men in het
zuidwestelijke kleigebied eerst om
streeks 1 april algemeen met de voor-
ja arszaai kon beginnen. In het noor
delijk kleigebied lag dit begin bijna
10 dagen later.
Het inscharen van het melkvee
vond naar verhouding vrij vroeg
plaats, n.l. in het noordelijk weide
gebied in de laatste week van april,
ongeveer gelijktijdig met het inscharen
op de zandgronden in het zuiden van
het land. De slechte voederpositie in
de winter van 1954/55 zal dit tijdstip
wel enigszins hebben vervroegd.
Het einde van de weideperiode lag
dit jtaar in het noorden van het land
in de buurt van 1 november en in het
zuiden enkele dagen vroeger.
Wat de datum betreft waar op niet-
voorgeweid blijvend grasland de eer
ste snede hooigras werd gemaaid,
lag deze in Friesland en Noord-Hol
land in de buurt van 1 juni en op de
zuidelijke zandgronden wel 10 dagen
later. Het verschil in voorjaarsontwik
keling zou juist het omgekeerde doen
verwachten. Verschil van inzicht en
traditie hebben hier waarschijnlijk
een grote invloed.
Dc hooiwinning zelf vond plaats
onder redelijk goede weersomstandig
heden. Hetzelfde geldt voor de oogst
van vrijwel alle gewassen.
"Ws^rdverèiCfit' Ikhfs'1i^rtclgèWiddeldèl/T;T'
ms?. aï'k Mt:i juu_ m. Sff» oer.
'M '35
JAN
ZOKJIÊSCfi'JN
NOV.
„JAarna? urm ..^drme'schyn in van hei maxi maal mogelijke santaJ
\onnaei.
Maand m -4d «ld
ï-U
g TEMPERATUUR.
U Gémidcf'elcie ovérdagteriiperatuur.
k'ormaai
s iaémidöelde dag, niax. camp.
- Oèmiddeide dftg. mih.térhp.
/"V. 1
In de grafiek die betrekking heeft op de zonneschijn, zijn per decade
(10 dagen) de percentages zonneschijn aangegeven. De percentages zijn telkens
die van de maximaal mogelijke duur. Als er in het geheel geen bewolking
optreedt is het percentage 100 pCt. Voor één dag is dit reeds een zeldzaam
verschijnsel, maar over een decade komt dat bij ons nooit voor.
Zoals uit de grafiek blijkt gaven maart en april gelijke jtfreentages zonne
schijn, maar het aantal uren was in april groter omdat in die maand de dagen
langer zijn. Hetzelfde geldt voor mei en juni. Februari, maart en november
waren zonniger dan normaal.
In de middelste grafiek is de gemiddelde over dagtemperatuur aangegeven.
Deze uitdrukking betekent dat het gemiddelde van de ochtend-, avond-, en
middagtemperatuur per dag werd berekend en deze daggemiddelden werden
per decade weer gemiddeld.
Het gemiddeld dagelijks maximum werd berekend door van elke dag de
hoogste temperatuur te nemen en deze over elke decade te middelen. Het
gemiddeld dagelijks minimum werd op overeenkomstige wijze berekend, met
dit verschil, dat van elke dag ae laagste temperatuur werd genoteerd.
De grafiek van de neerslag spreekt voor zichzelf. Zoals te zien is, waren mei
en oktober belangrijk te nat, maar april, juli, augustus en november waren
te droog.
Wat is vernevelen? Wat doen arsenieten Hoe werk ik het meest rationeel
Dit zijn vragen die zowel de loonsproeier als de landbouwer raken-
Vragen die de moeite waard zijn om op een spuitdag besproken te worden.
ZORG VOOR DE OOIEN
Op de Nederlandse bedrijven is het schaap door
gaans het dier waaraan de minste aandacht wordt
geschonken; toch heeft de schapenhouderij geen
nadelen gebracht de laatste jaren.
In de laatste weken van de dracht is wel enige
aandacht vereist, speciaal ten aanzien van de voe
ding. Geeft ook buiten de vorst- en sneeuwperiode
thans enig ruw- en krachtvoer aan deze dieren. Met
hooi, erwtenstro of haverstro (zo mogelijk met de
korrels eraan) kan een schaap reeds ver komen;
daarnaast geve men nog een beetje krachtvoer,
bijv. een half pond rundveemeel of wat haver met
gedroogd gras e.d. Veel behoeft het niet te kosten.
Al redt U maar één lam het leven, dan zijn alle
kosten reeds met hoge rente vergoed.
C. V. V.
Daartoe zal evenals vorig jaar door de B.O.V.A.L.
(Bond van Agrarische Loonbedrijven in Neder
land) in samenwerking met de Rijkslandbouwvoor-
lichtingsdienst op 3 februari a.s. te Goes een Spuit
dag worden georganiseerd.
Zowel wat de spuittechniek als wat de toepas
sing van de middelen betreft, blijken elk jaar weer
punten naar voren te komen die een onderlinge be
spreking rechtvaardigen. Boer en loonsproeier zijn
er beiden bij gebaat, dat de vele mogelijkheden en
moeilijkheden nader onder het oog worden gezien.
Vernevelen is een begrip dat algemeen ingang
heeft gevonden. Beter is echter te spreken van
spuiten met een kleine hoeveelheid water. Daar
naast is de druppelgrootte van zoveel betekenis,
dat onafhankelijk van de hoeveelheid vloeistof de
druppelgrootte geregeld moet kunnen worden. De
eerste inleider zal hierover zijn mening ten beste
geven.
De toepassing van arsenieten vormt ook in Zee
land een probleem.
Wat zijn de consequenties van het gebruik, wan
neer wij dit ook gaan uitbreiden tot verschillende
gewassen? Dit is het tweede vraagstuk dat aan de
orde komt.
Tenslotte de vraag op welke wijze boer en loon
sproeier hun bijdrage kunnen leveren tot opvoe
ring van de produktiviteit in het algemeen ep van
het landbouwbedrijf" in het bijzonder. Een vraag
stuk dat veel kanten heeft, waarvan de verschil
lende facetten door een alleszins deskundige nader
zullen worden belicht.
Alles bijeengenomen een programma dat er zijn
mag en voor elk die met de toepassing van chemi
sche bestrijdingsmiddelen te maken heeft een leer
zame dag belooft.
Daarom willen wij gaarne landbouwers, loon-
sproeiers, handelaren in bestrijdingsmiddelen en
handelaren in spuitmachines opwekken deze verga
dering te bezoeken.
DE SPUITDAG ZAL WORDEN GEHOUDEN
A.S. VRIJDAG 3 FEBRUARI, DES MORGENS
OM J0 UUR IN DE „PRINS VAN ORANJE"
TE GOES.
Het programma luidt als volgt:
1. Opening.
2. „Druppelgrootte en vloeistofverbruik bij het
spuiten" door Ir. J. Crucq (Instituut voor
Landbouwtechniek en Rationalisatie te Wa-
geningen).
3. „Toepassing van arsenieten in de landbouw"
door de heer P. Verhage (Rijkslandbouw-
consulentschap te Goes).
4. Pauze (Aanvang Middagvergadering half
twee).
5. „Opvoering produktiviteit, waarom en hoe"
door Dr. P. Th. Posthumus Meyjes, Direc
teur Contactgroep Opvoering Produktiviteit.
6. Samenvatting door Ir. M. Sanders, wnd.
Rijkslandbouwconsulent voor Zeeuwsch-
Vlaanderen.
7. Sluiting.
Dr. Ir. C. W. C. VAN BEEKOM,
Rijkslandbouwconsulent te Goes.
Ir. M. SANDERS,
Wnd. Rijkslandbouwconsulent te Axel.
'Advertentie).
RODE KLAVER