Noord-Brabantse Maatschappij van Landbouw
ZATERDAG 28 JANUARI 1956
57
ALGEMENE VERGADERING
der Noord-Brabantse Mij. van Landbouw, gehouden
op dinsdag 24 januari 1956 in Café-Restaurant
„De Graanbeurs" te Breda
Openingsrede van de voorzitter,
dhr. W. G. de Waard:
In zijn openingsrede voor deze weer goed be
zochte algemene vergadering der N. B. M. L. schetste
de voorzitter verschillende vraagstukken die de
georganiseerde landbouw momenteel bezig houden.
Enerzijds zien we steeds verder stijgende kosten
in de landbouw, anderzijds constateren we voor ver
schillende produktenprijzen een tendenz tot dalen,
welke symptomen met ongerustheid worden waar
genomen.
De tijden van schaarste zijn voorbij en een tijd
van overvloed is aangebroken, terwijl daarbij de
overschotten van landbouw en zuivelprodukten in
Amerika, die tot miljarden bedragen zijn opgelopen,
nog een angstwekkende bedreiging vormen voor
de wereld-economie. Men heeft reeds waargenomen,
dat Amerika voorzichtig een gedeelte van deze pro-
dukten tegen een lagere prijs op de wereldmarkt
brengt, doch er voor wil waken het zodanig te
doen, dat hiervan een ontwrichting der prijzen is
te verwachten.
Hoe voorzichtig men deze afzet ook wil regelen,
altijd zal men op de gevoelige wereldmarkt de
terugslag daarvan one vinden, en zeer terecht
hebben enkele landen die een agrarische inslag
hebben hiertegen geprotesteerd. Onder andere
moet er rekening mede worden gehouden, dat Ame
rika ook niet zonder zijn eigen economie in de war
te sturen, ongelimiteerd de voorraden kan afzetten
tegen afbraakprijzen.
Voor het op peil houden van onze voergraan-
prijzen is een stelsel van monopolieheffingen niet
te missen. Spreker kan zich daarbij niet verenigen
met het standpunt van prof. Horring, die meent
dat de graanteelt even effectief beschermd kan
worden door directe produktie-toeslagen. De mono
polieheffingen vormen volgens prof. Horring een
struikelblok voor de prijspolitiek van de dierlijke
produkten, en in het geheel van de landbouwpoli
tiek beschouwt deze de importheffingen op granen,
hoewel niet zonder verdienste, (rekening houdend
met de voor- en nadelen), dan ook als een ongewenst
middel.
De Minister van Landbouw heeft in een rede,
gehouden voor het Verbond van Nederlandse Werk
gevers, de gedachte geopperd van het bepalen van
één vaste jaarlijkse heffing op granen, die afgestemd
zal moeten worden op de te verwachten wereld
marktprijs. In dit beleid opperde de Minister de
gedachte om ook naast de voedergranen, de tarwe
hierin te betrekken.
Spreker meent, dat de georganiseerde landbouw
zich tegen deze gedachtengang zal moeten verzetten
en schetst vervolgens het dramatisch verloop van
de garantieprijs van de melk.
Zeer vele nota's en berekeningen zijn dienaan
gaande opgesteld door het L. E. I. en het Land
bouwschap, en ondanks de gevraagde prijs van het
Landbouwschap, die zeer sober was gesteld, heeft
de Minister gemeend hier nog beneden te moeten
gaan. In dit vex-band uitte de spreker zijn ont
stemming over de uitlating van de Minister van
Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, die op
het Agrarisch Congres van de P. v. d. A., het Land
bouwschap in een minder gunstig daglicht heeft
gesteld en het prestige van het Landbouwschap
daarmee niet heeft verhoogd. De Minister heeft
daar gezegd, dat het Landbouwschap de melkprijs
garantie achter gesloten deuren heeft opgesteld,
terwijl het toch voor de gehele boerenstand van
betekenis is te weten hoe en waarom dit advies tot
stand is gekomen. De Minister noemde deze ont
wikkeling een gevaar voor de democratie.
Uitermate breedvoerig zijn de problemen, op dit
terrein bestaande, in de georganiseerde landbouw
besproken, en ook bij het maandelijkse onderhoud
van de Minister met het Landbouwschap, werd de
melkprijs aan een uitgebreide bespreking onder
worpen.
Ondertussen heeft deze nieuwe melkprijs zijn
beslag gekregen, en de vele reacties wijzen op ern
stige ontevredenheid. Het Landbouwschap zit
echter hierbij niet stil en heeft reeds stappen onder
nomen, door een schrijven te richten aan de Volles-
vertegenwoordiging, terwijl men zich voorstelt een
gesprek te organiseren met de agrarische Kamer
leden. Misschien was er meer resultaat hiervan te
verwachten als er geen Kamerverkiezingen voor de
deur stonden, en iedere partij niet te veel aan zijn
zétels was gebonden.
De boerenstemmen zijn maar een fractie van
de stemmen, uit te brengen door andere bevolkings
groepen, die geen belang hebben bij een hogere
melkprijs, integendeel, het voedselpakket moet
laag blijven, en in dit verband is het interessant
een ontboezeming van een der leden van de kleine
Boerencommissie van het K. N. L. C. te memoreren,
waar hij zegt: „het Regeringsbeleid wekt de indruk
er op gericht te zijn, dat het levensmiddelenpakket
ten koste van de voortbrengers goedkoop bij
wijze van spreken de benodigdheden van de
boer zo duur mogelijk moeten zijn."
Ten opzichte van de loonpolitiek zijn er ver
schillende problemen, die ons bezighouden; de
arbeidsmarkt is nog steeds zeer krap en dit geldt
ook in hoge mate voor de landbouw. De industrie
trekt steeds meer werkkrachten aan, en als men
hoort, dat b.v. het havenbedrijf van Rotterdam nog
enige duizenden arbeidskrachten te kort komt, dan
dient men zich te beraden hoe men de aanwezige
landarbeiders nog op het platteland kan behouden.
Spreker wees daarbij op de grote zuigkracht van
de industrie en de steeds toenemende pendel.
Het streven is natuurlijk van arbeiderszijde
steeds hoger loon, steeds gunstiger voorwaarden.
Men wil zijn arbeidskracht zo duur mogelijk ver
kopen, een begrijpelijke menselijke overweging,
doch anderzijds moet het mogelijk zijn en moet
men er voor waken het evenwicht tussen lonen en
prijzen niet te verstoren. Spreker meent, dat men
hier druk mee bezig is. Ook over deze materie
heeft de Minister op het reeds eerder genoemd
Congres een en ander gezegd, o.a. dat men zich t.a.v.
de ontwikkeling in de loonpolitiek bevindt „op een
hellend vlak". De Minister zei, dat de winstgevend
heid van een bedrijfstak veelal niets te maken
heeft met de waarde van de arbeid voor de gemeen
schap, en verveleek daarbij de arbeid van een
bietenrooier met een arbeider in de radio-industrie.
Er zullen echter in dezen ook daden gesteld moe
ten worden.
Men meent dat de vrijere loonvorming een van
die daden zou kunnen zijn, en het streven dat de
beloning in de landbouw relatief gelijk wordt ge
steld, aan de lonen in de industrie. Deze gelijk
stelling wordt echter weer dubieus, wanneer men
de vrijere loonvorming daarnaast heeft.
Bij het nieuwe loonbeleid is een belangrijke
factor naar voren gekomen, n.l. verkorte arbeids
duur, dit onderwerp is thans in studie bij de
S. E. R. Men dient hierbij zeer zeker rekening te
houden met de consekwenties, die hieruit voort
vloeien, vooral de sociale en economische. De uit
voering van een vijfdaagse werkweek, heeft zeker
voor ons land vergaande consekwenties, doch in
de landbouw lijkt het bijna onmogelijk, daar men
heeft te maken met het oogsten, waarbij het weer
een belangrijke rol speelt, en men heeft te maken
met het vee, dat op tijd gemolken en verzorgd
dient te worden.
In ieder geval dient alles te worden overwogen,
om op de bedrijven nog landarbeiders te houden
en is het voornaamste daarbij de „vaste kern". We
moeten zox-gen voor goede huisvesting, en op
dat terrein is wel iets te bereiken in samenwerking
met de gemeentebesturen door te bevorderen, (zo
mogelijk door een extra-bouw-volume) van de
bouw van goede landarbeiderswoningen. In Wer
kendam is dit probleem reeds tot uitvoering ge
bracht, doordat speciaal voor de Biesbosch voor
12 landarbeiderswoningen, waarin dan de vaste
knechts zullen worden ondergebracht, een extra
bouwvolume is gesteld. Men zal tevens rekening
dienen te houden met een verantwoord bouwplan,
dat gebaseerd is op de beschikbare arbeidskrachten.
De vaste kern zal het gehele jaar door werk
moeten kunnen vinden, dus zo min mogelijk toppen
in de arbeidsvoorziening, waaraan vastgekoppeld is
een wel overwogen en met deze gedachte corres-
pondex-end bouwplan. We kunnen voox*ts gebruik
maken van landboxxwwerktuigen-coöperaties en
van werkgeversverenigingen. Dit laatste, om een
grotere groep landarbeiders te binden, die regel
matig bij de aangeslotenen kunnen worden te werk
gesteld.
Dit alles zijn wensen, waarvan de vervulling niet
zo eenvoudig is, in ieder geval moet er echter naar
gestreefd worden. Doen we niets, dan weten we
zeker, dat het in de nabije toekomst mis gaat. Men
kan wel veel mechaniseren, doch handenai'beid blijft
onmisbaar, daar bij machines mensen nodig zijn, die
deze kunnen bedienen. Daarmede hangt ten nauwste
samen de opleiding, die ook de landarbeiders dienen
te genieten, om de nodige vakbekwaamheid op te
doen.
Hoe ziet men nu de toekomst, in het licht van
het hiervoren geschetste, dus de z.g. landbouw
politiek Momenteel is de vaste lijn in de land
bouwpolitiek vertroebeld en een ernstig voorbeeld
daarvan is, dat de Minister zonder voldoende over
leg het koolzaad uitschakelde als basisprodukt, op
het tijdstip toen het was uitgezaaid, de motive
ring, dat continuering van het voor dit pr-odukt ge
voerde prijsbeleid niet langer verantwoord zou zijn
uit een oogpunt van voedselvoorziening. Men ver
gelijke daarbij de subsidiepolitiek voor de walvis
vaart, terwijl koolzaad de Regering nagenoeg geen
cent heeft gekost.
Toegegeven zij, dat bij een schaarste aan levens
middelen een landbouwpolitiek beter te regelen is
dan bij overvloed, en vooral als men dan nog een
sterk exporterend land is. Dit ontslaat echter de
Regering niet van de verplichting, dat de landbouw
een rechtmatig deel van het nationaal inkomen dient
te ontvangen.
Bij een te voeren landbouwbeleid dient men van
bepaalde vaste punten uit te gaan, en wil men alle
gronden in cultuur houden, dan dient de politiek
dienovereenkomstig te worden opgesteld.
Een belangrijke rol speelt hierbij het pachtprijs-
beleid omdat dit hfervan een onderdeel vormt.
Reeds lang is in discussie, dat er ta.v. de pacht
meer spreiding moet zijn, en dat ook vooral de
gebouwen moeten worden betrokken in deze sprei
ding. Dit is een zeer moeilijke materie. De pacht
prijzen van de zandgronden liggen van ouds reeds
op een hoog niveau, vergeleken bij de kleigronden.
De vraag is echter: kunnen de pachten van de klei
gronden nog worden opgetrokken zonder het rede
lijk bestaan van de pachter aan te tasten, wat door
art. 41 van het Pachtbesluit wordt gewaarborgd.
Indien de pachten verhoogd moeten worden, zal
de Regering dienaangaande richtlijnen moeten ge
ven aan de Grondkamers. De Minister blijkt geen
voorstander te zijn van een pachtprijs verhoging op
de betere gronden, omdat dit een uitbreiding tot
gevolg zou hebben van het aantal produkten, die een
garantieprijs behoeven en deze zouden verhoogd
moeten worden tot een peil, dat los staat van de
wereldmarkt. De Minister ziet meer de oplossing,
om de noodzakelijke investeringen in gronden en
gebouwen te verkrijgen langs directe weg, door
Overheidssubsidies op cultuurtechnische werken,
waarvoor thans reeds 150 miljoen is uitgetrokken.
Wat betreft de wijze van berekening der kost
prijzen, constateerde spreker, dat de gewijzigde om
standigheden het dringend, noodzakelijk maken, dat
de lijst van afspraken tussen Regering en Landbouw
herzien wordt en getoetst aan die gewijzigde om
standigheden. Men moet tijdig de bakens verzetten,
om geen onbillijkheden op te roepen ten opzichte
van een bepaalde bedrijfstak, waarbij toch grote
belangen zijn betrokken. Men moet het vraagstuk,
hoe moeilijk en ingewikkeld ook, durven aanpakken,
en niet schromen voor maatregelen, die financiële
gevolgen voor de Rijksschatkist hebben, ook al is
er een Kamerverkiezing op til.
Spreker eindigde met te wijzen op de grote taak
van de standsorganisaties in deze tijd en wekte op,
om deze zo hecht mogelijk te maken.
De voorzitter heette vervolgens alle aanwezigen
van harte welkom, in het bijzonder de spreker voor
deze middag, dhr. Ir. ter Brugge, Inspecteur van
de Cultuurtechnische Dienst. Voorts Ir. Knottnerus,
voorzitter van het K. N. L. C.; dhr. P. M. Sneep,
ere-voorzitter der N. B. L. M.dhrn. Mr. Schlinge-
mann en Lokhorst, resp. vertegenwoordigers van de
Z. L. M. en de Gelderse Mij. van Landbouw; dhr.
Raaijmakers van de Gew. Raad van het Landbouw
schap; de vertegenwoordigsters van de Bond van
Plattelandsvrouwen en de Jongerenorganisatie, de
Heren Consulenten, dhr. de Bekker, Prov. Voedsel-
commissaris; Dr. Kirch,. Directeur van de Gezond
heidsdienst voor Dieren; Mr. van Beusekom, direc
teur van de brandverzekeringen; Ir. Dijkstra, van
de Brabantse Zuivelbond; dhr. Hagenouw van de
Keuringsdienst Noord-Brabant; verschillende ver
tegenwoordigers van de landbouwcoöperaties, de
Grontmij., de Heidemij. en de pers. Dhr. Melse,
eveneens aanwezig, werd door spreker nog geluk
gewenst met zijn benoeming tot Officier in de Orde
van Oranje Nassau.
Hierna werden de notulen van de vorige ver
gadering, welke onveranderd werden goedgekeurd,
voorgelezen.
Voorgesteld werd, het verslag over het afgelopen
jaar voortaan niet meer op de algemene vergadering
te doen voorlezen, doch dit in het landbouwblad te
publiceren.
Nadat nog mededeling was gedaan van de inge
komen berichten van verhindering, verkreeg de
spreker van deze middag, Ir. ter Brugge, het woord
voor zijn lezing over:
De bijdrage van de cultuurtechniek bij het ver
beteren van de produktie-omstandigheden in Noord-
Brabant.
Een uitgebreid verslag van deze interessante
rede, die toegelicht werd met projectie van vele
kaarten, grafieken en foto's, zal volgende week in
het landbouwblad worden opgenomen.
AFDELING HILVARENBEEK
De afd. Hilvarenbeek der N. B. M. L. hield haar
jaarvergadering in café-restaurant „Concordia"
te Hilvarenbeek.
Door de voorzitter werd in zijn openingswoord
een terugblik geworpen op het afgelopen jaar,
waarbij deze tot de conclusie kwam, dat dit jaar
voor onze afdeling op agrarisch gebied niet slecht
is geweest.
De notulen van de vergadering van 8 december
1955 en het jaarverslag werden goedgekeurd.
Uit het verslag van de penningmeester bleek,
dat er nog f 194.49 in kas is. Tot het nazien der
bescheiden werden aangewezen de leden Soethout
en Zuilichem.
Bij de periodieke bestuursverkiezing werd het
aftredend bestuurslid, dhr. J. Gerritsen herkozen
en in de plaats van het bestuurslid, dhr. Gombert,
herkozen dhr. A. van Liere, welke beiden hun be
noeming aanvaardden.
Er werd besloten in februari a.s. zo mogelijk
een filmavond met lezing door dhr. Korteweg te
doen houden en voor de maand maart dhr. Els-
mans te vragen.
Voor bezoek aan de landbouwtentoonstelling
te Brussel gaven zich 3 der aanwezige leden op.
Nadat de commissie gerapporteerd had, de
boeken in orde te hebben bevonden, werd de ver
gadering met een woord van dank gesloten.
De Secretaris, J. HUISMAN.