verzic/ii C' ARBEID EN BOUWPLAN. DU PUITS LUCERNE ZATERDAG 7 JANUARI 1956 D. J. VAN DER HAVE No. 2308. Frankering bij abonnement: Terneuzen 44e Jaargang; waarin opgenomen HET NOORD-BRABANTS LANDBOUWBLAD Officieel Orgaan van de ZEEUWSE LANDBOUW MAATSCHAPPIJ de Noord-Brabantse Mij van Landbouw en andere Verenigingen Aan het einde van het jaar 1955 heeft Minister Mansholt de boerenwereld eindelijk uit de onzeker heid geholpen en de melk prijs löSS/'/SÖ bekend gemaakt. Zoals men weet, wordt deze lel- kenjare van November tot November vastgesteld. Het grote belang, dat er aan de hoogte van deze prijs vastzit, zowel voor een groot deel van de boerenstand als voor het grote publiek, dat im mers de melk in verschillende vormen verbruikt, maakt, dat de beslissing van de Minister van Land bouw, Visserij en Voedselvoorziening met enige spanning tegemoet wordt gezien. Het maakt tevens, dat deze prijs onderdeel van besprekingen in de Ministerraad uitmaakt en dat er heel wat meer factoren een rol spelen bij de vaststelling, dan alleen de belangen van de melkveehouder. Het gehele prijs- en loonbeleid van de regering komt op de proppen. Men zal zich nog wel herinneren, dat in het begin van 1955 het Nederlandse publiek werd opgeschrikt door de aankondiging, dat de melkprijs, die de huisvrouw moest betalen, aan zienlijk hoger werd en dat hierop volgde een ver warrende berichtgeving in vele dagbladen, waar uit bij de buitenstaander veelal de mening ont stond, dat - deze verhoging aan de boer melkvee-^, houder ten goéde kwam. Dit jaar zal dit zeker niet geschieden, want er wordt geen wijziging gebracht-in de consumenten prijs van de melk. En daarmee zal, jammer genoeg, de belangstelling van het grote publiek voor deze prijs wel gedoofd worden. De melk wordt voor de gebruiker niet duurder en hij interesseert er zich dus ook niet verder voor. Garantieprijs voor de boer iets hoger. Minister Mansholt heeft namelijk besloten voor het melkprijs-jaar november 1955—november 1956 een algemene garantieprijs voor de melk vast te stellen van 22,4 cent per kg melk met een vet gehalte van 3,7 Evenals in het vorige melkprijs jaar zal hiernaast een toeslag van maximaal 1,7 cent per kg worden gegeven voor* de in de zand gebieden, en daarmede gelijk te stellen gebieden, geproduceerde melk. Door de zogenaamde ver- rekenprijs gelijk te laten, kan ook de consumen tenprijs ongewijzigd blijven. Evenals in vo rgaande jaren is deze prijsvast stelling -- naar de Minister van Landbouw, Visserij en VoedseJvooxziéning mededeelt --- gebaseerd op de uitkomsten van het door het Landbouw Econo misch Instituut ingestelde onderzoek naar de ver- wachte kostprijzen van de melk. Uit deze bereke ningen is gebleken, dat, hoewel het kostprijsver- schil tussen de gebieden iets is verminderd, er toch nog grote onderlinge verschillen voorkomen. Zo is met name het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van de zandgebieden en van de weide gebieden weliswaar met 0,7 ct per kg verminderd, doch het bedraagt niettemin nog 3,3 ct per kg. Zoals vorig jaar reeds werd aangekondigd, is een diepgaande studie van deze kostprijs-verschillen noodzakelijk. Hoewel een daartoe ingestelde com missie inmiddels een interim rapport heeft uitge bracht, was het deze commissie nog niet mogelijk een kwantitatieve oplossing aan te geven. Uit deze studie is echter wel duidelijk komen vast te staan, evenals dit uit de rapporten van het L. E. I. in het vorige jaar reeds bleek, dat het ver schil m' kostprijs tussen zand- en weidegebieden tendele een gevolg is van een verschil in bedrijf s- grootte en bedrijfsvoering en voor een ander deel voortvloeit uit het onvoldoende in de pachtprijzen tot uitdrukking komende verschil in de bodem vruchtbaarheid. De pachtprijzen in de zandgebieden zijn name lijk belangrijk hoger dan zij op grond van de ver schillen in bodemvruchtbaarheid zouden moeten zijn in vergelijking met de pachten in de weide gebieden. In het algelopen jaar is er in deze ver houding slechts een geringe wijziging ten gunste gekomen. Evenals het vorig jaar moet daarom worden geconstateerd, dat een belangrijk deel van het kostprijsverschil n.l. 1,7 ct per kg wordt veroorzaakt door de te geringe spreiding in de pachtprijzen. Bij de vaststelling van de garantieprijs is daar om wederom besloten voor de zandgebieden en Ciacnxiiee gelijk te eteilen gebieden een toeslag to verlenen als in de aanhef bedoeld. Door deze toe slag in het vooruitzicht te stellen, moet bij de bepaling van de algemene garantieprijs worden uitgegaan van het gemiddelde van de kostprijs in de weidegebieden en van de met de toeslag gecor rigeerde kostprijs in de zandgebieden. Op dit ge middelde van de kostprijs, dat 22,4 ct per kg be draagt, is de algemene garantieprijs vastgesteld. Het Landbouwschap had een ander voorstel. Het Landbouwschap had een voorstel aan de Minister gedaan, waarbij een algemene garantie prijs van 22,7 cent per kg melk met een vetgehalte van 3.7 werd gevraagd. Voor de zandgebieden werd een maximale toe slag van 2,2 cent gevraagd. Dit voorstel, dat voor de Minister onaanvaardbaar was, was gebaseerd op de berekeningen van het L. E. I. voor de ver schillende gebieden. De kostprijs per kg melk met 3.7 vet bedraagt voor de weidegebieden: Kleiweidestreek Friesland 19,9 cent Laagveenweidestreek Friesland 22,4 West-Friesland 19,5 Zaanstreek enz. 22,5 Noord-Holland ten Z. van Amsterdam 22,5 Utrecht 23,2 Zuid-Holland 22,0 Alblasserwaard 23,7 De kostprijs bedraagt voor de gemengde zand- bodrijven: Friese Wouden 24,5 cent Drenthe 25,3 Overijssel 26,0 De Graafschap 23,9 Kleine bedrijven N.-Brabant tot 10 ha 25,0 Bedrijven N.-Brabant 1015 ha 24,8 Zoals men ziet grote verschillen. Wanneer men dé nu vastgestelde prijs ziet, begrijpt men, dat deze voor verschillende gebieden teleurstellend is.# Het betekent, dat op de kleinere bedrijven de boer en zijn gezinsleden niet aan het loon van ae land arbeider, zoals dat in de officiële C.A.O. is vast gesteld, toekomen. Dit nu wordt terecht als zeer verontrustend aangemerkt. Vandaar dat in de be trokken gebieden de teleurstelling over deze prijs- (zie verder pag. 2.) Voor ons op tafel ligt een goed uitziend boekje, getiteld „Arbeid en Bouwplan'"; een landbouwver- slag van de Rijkslandbouwconsulentschappen West Noord-Brabant en de Zeeuwse eilanden. Dit boekje kenden we tot nog toe in een andere vorm, namelijk als tweejaarlijks landbouwverslag van vier Zuid- Westelijke consulentschappen, waarin dan een aan tal zeer gevarieerde onderwerpen waren opgenomen. Thans richt de samenstelling zich zeer bewust op een bepaald aspect van de huidige landbouwbedrijfs-< uitoefening, naar de inleiders, Ir. Kupers en Dr. Van Beekom beginnen op te merken. De inhoud moet iedere boer interesseren. We laten daarom de titels der afzonderlijke hoofdstuk ken volgen: Arbeidsbegroting en bouwplan (L. Nieuwen- huijse). De arbeid als productiemiddel en als kostenfactor en de kostenopbouw van het bedrijf (T. Smaal). Het bouwplan als bedrijfsplan (Ir. A. J. Louwes), Naar nieuwe en betere arbeiasmethoden (Ir. A. Moensj,. lVIotorisatie en mechanisatie (Ir. L. J. P, Kupers). De'mechanisatie van de graanoogst (.7. G. van Liefe). De mechanisatie van de bietencultuur (J. G. van Liere). De mechanisatie „van de erwtenoogst (H. Groe- neveld). Problemen van financiële aard in verband met mechanisatie (L. Nieuwenhuijse). De landarbeider en de landarbeid (Dr. Ir. C. W. C. van Beekom). Tussen haakjes zijn achter de onderwerpen de respectievelijke schrijvers genoemd. De consulenten zijn bij de opzet van dit verslag uitgegaan van de stelling, dat de landarbeid niet alleen nü, maar ook in de toekomst duur en schaars zal zijn. Deze stelling is actueel genoeg, recht vaardigt de opzet en 'doet interessante lectuur ver wachten. Deze verwachtingen worden niet be schaamd; de stof is ons inziens met succes gebundeld en behandeld. De 3300 bestellers van het werkje die zich bij de voorverkoop aanmeldden, hoeven van dit laatste geen spijt te hebben. Ook voor de uitvoering en de foto's alle lof. Vraagt men nu of er geen opmerkingen zijn, dan moeten we wel een tweetal opmerkingen maken. In de eerste plaats is het werkje niet vrij van een zekere eenzijdigheid, doch dit vloeit ook wel enigszins uit de aard van het onderwerp en het schema van behandeling voort. Toch doen, mede dientengevolge, sommige uitspraken nog al eens boud aan en zouden wij deze niet onder alle om standigheden voor onze rekening willen nemen. Iets meer gereserveerdheid ware voor een enkele bijdage naar ons gevoelen niet onverstandig geweest. In de tweede plaats hebben wij en dat is ken merkend voor de reeds eerder genoemde eenzijdig heid volkomen gemist het verband tussen gewas en bodem, getoetst aan het bouwplan. Weliswaar zeggen inleiders, dat het bouwplan niet enkel gezien moet worden, zoals vroeger, als een systeem van vruchtwisseling, maar verder komt deze biologische zijde practisch nergens meer naar voren en daarmee laadt men toch wel een zware verantwoordelijkheid op zich. Vele lezers kunnen thans de indruk mee nemen, dat het er met de vruchtwisseling niet alles toe doet, daar nergens practisch deze reserve wordt gemaakt. In een verslag, dat als titel draagt „Ar beid en Bouwplan" had men deze belangrijke zijde van het bouwplan niet zomaar in de kou mogen laten, of dit feit anders duidelijker moeten moti veren. Overigens doet dit onze waardering voor de rest van dit werk geen geweld aan. Het is de aandacht ten volle waard. Tenslotte zou men kunnen vragen, of men in de toekomst met de verslaggeving op deze wijze moet doorgaan. Wij menen van niet, althans niet uitsluitend. De verslagen van eertijds boden veel afwisselends en het boerenbedrijf spiegelt nu een maal vele facetten Daarom moet men deze methode zeker niet voorgoed verlaten Evenmin behoeft men echter de nieuwe methode te verwerpen. Deze brengt een deel van het boerenbedrijf in het middel punt van de aandacht en dat mag evenzeer van tijd tot tijd gebeuren. Men houde zich dus aan het oud-vaderlandse: „Verandering van spijs doet eten". G. (Advertentie.) KONINKLIJK KVVEEKBEDRIJF EN ZAADHANDEL KAPELLE-BIEZELINGE No 1 van de rassenlijst

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1956 | | pagina 1