Zwitserse boer werkt in menig opzicht op hoog niveau DE „ASSUMIJ" VAN 1896 H1 VGRAVENHAGE kil ZATERDAG 31 DECEMBER 1955 857 II. [ET is zo makkelijk om te zeggen, dat de Zwitserse boer in het laatst bekende boekjaar 1952/'53 gemiddeld 9200,— verdiende. Dat lijkt niet gek, doch een dergelijk gemiddelde houdt vele variaties in, terwijl de levensstandaard er ook veel hoger is. De bedrijven boven de 30 ha komen tot een gemiddelde van 14.000,— per jaar, doch ander zijds komen de bedrijven van 35 ha niet verder dan ongeveer 3500,gemiddeld. En onder deze laatste groep vinden we juist de bedrijven, die de grootste moeilijkheden geven. Ongeveer 35 c/c van alle Zwitserse bedrijven be hoort tot de groep van de bergbedrijven, die ge middeld slechts 4,2 ha groot zijn,- wanneer de alpenweiden en bossen buiten beschouwing blijven. De laatste jaren moesten de bergboeren zich met ongeveer de helft van de rente van het ka pitaal IV2 1% c/c) tevreden stellen, die de bedrijven in het vlakke deel van Zwitserland wisten te maken. Bergboeren worden „gesteund". En !s het niet typerend, dat in 1953 bijna 20 van alle bergboeren „steun" ontving, omdat het inkomen beneden de 2.000,bleef voor het geval er geen kinderen zijn, of 450,hoger voor ieder kind. Dat laatste is dus een soort van kinderbij slag, die zich gemakkelijk laat verklaren als men weet, dat de gezinnen van de bergboeren in de regel groot zijn en de Zwitsers deze gezinnen zien als een belangrijk arbeidsreservoir voor de industrie en bloedverversing voor de steden. Daarnaast ontvangen deze boeren in het bedrijf nog premies voor de verbouw van broodgraan en voedergranen, speciale premie voor het t.b.c.-vrij maken van de rundveestapel, en in de meer per soonlijke sfeer nog premies voor woningverbete ring," de aanleg van electriciteit en waterleiding, voor huisvlijt en andere bijdragen, die het deze boe ren wat gemakkelijker moeten maken. Het wonen in de bergen is bovendien niet zon der gevaar en het leven van de bergbewoners en hun bezittingen worden dar. ook vaak bedreigd door lawines, steenval, overstromingen door berg beken en andere natuurrampen, waartegen de mens vrijwel machteloos staat. Niet voor niets worden deze bedragen in het berggebied gegeven, voor de kinderbijslag in 1953 b.v. alleen al een kleine 5 millioen gulden. Want als men de cijfers beziet, valt er een ge weldige trek van deze gebieden naar de stad te constateren, die ver uitgaat boven de normale af vloeiing van jongeren, die geen plaats in de land bouw kunnen vinden. De stad, met alle daaraan verbonden comfort, trekt en de jongeren geven maar al te graag toe aan de neiging het harde en ondankbare werk in de bergen in de steek te laten. Een eeuw geleden woonde nog Vt gedeelte, van de Zwitsers in de bergen en heden ten dage nog maar 1/7 gedeelte. Maar niet alleen het aantal mensen in de bergdorpen loopt, ondanks alle maat regelen, hard achteruit, doch ook de veebezetting van deze bedrijven, die met slechts 5 van het land, geschikt voor de akkerbouw, vrijwel geheel op de veehouderij zijn aangewezen. Plaatselijk is deze afname van het veebestand gedurende de laatste 50 jaar zelfs de helft. Het berggebied heeft vanouds jaarlijks 40.000 a 50.000 jonge dieren afgeleverd, die gedurende hun jeugd in de Alpen tot gezonde en geharde dieren zijn op gegroeid. Ook hier is het berggebied de bloedververser van de rest van Zwitserland. in zekere zin is deze fokkerij noodgedwongen, om dat grote delen van het berggebied zich niet lenen v jor de melkveehouderij. Vele bedrijven hebben de weiden op 2 of 3 verschillende hoogten liggen en i de regel zijn de hoger gelegen weiden niet ge schikt voor de melkveehouderij, omdat de regel matige afvoer van de producten niet mogelijk is. Ook het vervoer van materialen, gereedschappen en meubels is heel moeilijk en zo komt het vrij vaak voor, dat één bedrijf op 2 of 3 trappen in de bergen zowel bedrijfsgebouwen als werktuigen en een woonvertrek heeft. Zulke bedrijven worden dan ook wel nomadenbedrijven genoemd. Het valt ook niet te verwonderen, dat de arbeids krachten van deze bedrijven voor 90 bestaan de uit familieleden ongeveer 60 van de tijd besteden aan transport en het gaan naar het werk. Iedere poging om het werk te vereenvoudigen stuit af op de ongunstige natuurlijke omstandig heden, die mechanisatie vrijwel onmogelijk maken. Ook het kortere groeiseizoen doet z'n invloed gelden. Terwijl men in de dalen ongeveer 180 dagen voor vers groenvoer kan zorgen is dit in de bergen slechts 120—150 dagen mogelijk. Dat de kosten van vee-opfok hierdoor st'jgen, spreekt wel vanzelf. Men wil, nu de opfok van jongvee nauwe lijks meer lonend is in 1952 bracht het in deze opfok gestoken kapitaal nog maar 0.4 op op andere specialiteiten overschakelen, waarvan voor al genoemd kunnen worden de teelt van pootaard- appelen en graszaad, die beide goed mogelijk moe ten zijn in dit gezonde klimaat. Zo wordt naast de vele bijverdiensten, die indu strie en vreemdelingenverkeer leveren waar door deze in vele gevallen uitgroeien rot hoofdver dienste de toestand van de bergbedrijven niet al te rooskleurig ingezien. Een deskundige bij uitnemendheid drukte ue positie van de bergboeren aldus uit: ,,Het bergboerenprobleem is een kind van de moderne béschaving, een product dat voortge komen is uit de vertechnisering van de menselijke arbeid". De ontwikkeling is in feite te snel gegaan en de materiële ontplooiing heeft de geestelijke inge haald. Het evenwicht is verstoord en het zal tijd vergen om tot een goede aanpassing te komen. En als de Zwitserse Staat om defensieredenen of wat voor reden dan ook het berggebied niet wil laten ontvolken, moet er geholpen worden om de aanpassing zo goed mogelijk te laten verlopen. Vrijheid en samenwerking. Ja, vrijheidslievend zijn ze, de Zwitserse boeren, en vooral de bergboeren gaan er prat op, dat hun voorvaderen xeeds in 1291 een beëdigd bonasge- nootschap tussen enkele gebieden tot stand wisten te brengen. Ze profiteerden toen van de afnemende invloed van de koning en namen tegelijk stelling tegen de opkomende macht van de grondbezitters. En zo groeide de Zwitserse democratie uit deze vrij heidsdrang van een aantal bergboeren, die begre pen, dat verwezenlijking van hun gedachten een hechte vorm van samenwerking vereiste. Zo is het, met onderbreking door de Franse over heersing, gebleven tot de dag van vandaag. De Zwitserse bondsrepubliek is opgebouwd op 22 ver schillende kantons, die stuk voor stuk een grote zelfstandigheid hebben, doch voor de buitenwereld toch als een geheel optrekken. Het systeem van de volksstemming is algemeen in zwang, wanneer het gaat over belangrijke beslis singen als de verbetering van. een weg of de invoe- rirj van een wet. Het is de democratie ten top gevoerd, al vraagt men zich wel eens af of alle stemmers wel altijd van de zaak op de hoogte zijn. Dat deze eigen karaktertrek van ieder kanton nu altijd gemakkelijk is, kan niet gezegd worden. Want niemand kan U zeggen hoeveel belasting een boer met een bep aid inkomen moet betalen. Alle kantons hebben hun eigen maatstaven en passen deze op hun eigen wijze toe. Het eigene staat dus sterk voorop, niet alleen in de kantons, maar ook in d~ dorpen. Voorbeeld bij de coöperatie. We troffen hiervan een mooi voorbeeld bij de coöperaties, die alleen per dorp werken, omdat dan de belasting ook in het dorp blijft en geen ver plaatsing van vermogen naar een centraal lichaam plaats vindt. Dat centrale lichaam is er overigens wel, want de aan- en verkoopverenigingen over het hele land zijn verenigd in een viertal grote top- coöperaties en enkele kleinere. Dit aantal valt niet te verwonderen, als men even bedenkt dat Zwitserland een viertalig land is, waardoor vrijwel alles wat georganiseerd wordt direct in vier delen uiteenvalt. e bezochten de grote coöperatie van Oost- Zwitserland in Winterthu", waarbij 360 plaatse lijke verenigingen zijn aangesloten. De naam „V. O. L. G." had voor ons een bijzondere betekenis als aansporing voor de boeren om zich aan te sluiten. Voor vele Zwitserse boeren is deze aansporing overbodig, want de cijfers, die men ons in Winter- thur noemde, geven aan, dat d coöperatie reeds een belangrijke plaats inneemt met van de totale omzet. voedermiddelen 3040 meststoffen 40 zaaizaad en pootgoed 6570 koloniale waren 75 Het laatste product zal bi. velen wel enige be wondering wekken, doch de Zwitsers vinden dat hier sprake moet zijn van de logische ontwikke lingsgang, die leidt van hulpstoffen naar huishou delijke waren en die eindigt bij de vemverking van de producten. Overigens wacht men bij de topcoöperatie in Winterthur, totdat er in de dorpen om een artikel wordt gevraagd. Zo heeft men een geleidelijke groei gekregen en degene, die beden ten dage de uitgebreide toonzalen van de coöperatie in Winter thur bezoekt, kan er van top tot teen aangekleed worden en van alle gebruiksvoorwerpen, die hij of zij wenst, voorzien worden. De coöperatie is inder daad uitgegroeid tot een compleet warenhuis voor de boeren, al komen de afzonderlijke boeren de goederen niet uitzoeken, maar de zaakvoerders van de dorpscoöperaties. In dit opzicht is Winterthur overigens in Zwitserland een uitzondering. Ook de verwerking van de product< is van veel belang. Met uitzondering van vee, melk en kaas kunnen de boeren alles brengen en wat voor velen ook belangrijk is, na 30 dagen reeds geld ontvan gen. In vele gevallen werkt men echter met geslo ten beurzen, door dit als tegoed te schrijven voor komende aankopen. Dit betekent, dat het risico al dadelijk op de coö peratie overgaat en dat de boer niet hoeft te wach ten op de prijs, die uiteindelijk voor het verwerkte product wordt gemaakt. Bij een product als wijn is dit b.v. ook wel heel moeilijk, omdat men niet weet hoe lang deze opgeslagen zal moeten blijven en hoe de markt dan zal zijn. Ook kersen, appelen en peren worden voor verwerking aangeboden, evenals bonen en andere groenten. Ook vele niet-leden maken van de gelegenheid om fruit en groenten tot waarde te brengen ge bruik, al komen ze vanzelfsprekend pas op de twee de plaats. Het doel van de coöperatie is voor deze producten in de eerste plaats het goedmaken van de kosten en het zoeken van een lonende afzet, wat dank zij de grote hoeveelheden in de regel wat be ter lukt dan wanneer de individuele boer dit moet doen. Vóór alles gaat het de coöperatie om de prijzen van de producten stabiel te houden en onrust op de markt te voorkomen. Dat geldt ook voor een product als melk, waar voor de Zwitserse bond van melkproducenten met garantie van de regering een vaste prijs vastlegt, die in ieder geval voor een half jaar, doch vaak ook voor een geheel jaar geldt. Is de productie hoger, dan kan de .egering op de vastgestelde prijs terug komen, doch als de kosten hoger zijn, de bond. Daarnaast geven de vaste prijzen voor vele andere producten de boer een flinke basis. Doch dat men niet mag vergelijken, blijkt ook weer eens, als men ziet, da* de vaste prijs moet wijken, zodra de export in het geding komt en dus ook de concurrentie. Zo lang de Zwitserse boer alleen maar te strijden heeft tegen de liberale vrijhandelspolitiek van industrie en handel gaat het nog wel, ook al werkt maar goed 20 van de bevolking meer in de landbouw. Maar daar moet dan ook hard voor gewerkt wor den. Want is het niet opvallend, dat, ondanks het geringe aantal betaalde arbeidskrachten, toch nog 20.000 Italianen in de landbouw werken? Neen, dat is het niet als men weet, dat een veeverzorger per jaar 28003850 uur moet maken, waardoor hij on geveer een 74-urige arbeidsweek heeft. En dan hoeven we ook niet verder te vertellen hoe lang de boer en ijn gezinsleden werken om in een industrieland toch een verdiende boterham te kunnen eten. Gelukkig is door de landbouwwet van 1954 deze boterham niet zo sterk meer afhankelijk van oorlog en vrede. De Zwitsers zijn een vredelievend volk, maar hechten toch ook grote waarde aan hun defensie en houden in de grond van de zaak van het soldaatje spelen. Wij hebben daar vroeger ook mee tg maken gehad, want niet voor niets kennen we hetsp reekwoord: „Geen geld, geen Zwitsers." Dat nebbei. wij van hen In het verleden geleerd. Laten we in het heden van de Zwitserse boeren leren dat het vastleggen an de rechten van de boe renstand een nuttige zaak is, zoals de Zwitserse landbouwwet van 1954 nu al geleerd heeft. B. Nü kunt U zich nog op zeer billijke voorwaarden verzekeren tegen elke schade door brand, blikseminslag en explosie. Een ASSUMIJ-brandpolis dekt niet alleen Uw boerderij met inventaris, maar ook Uw levende have, oogst en landbouwmachines, zonder extra-premies of na-omslagen. Vraagt vrijblijvend inlichtingen en premie-opgave aan: t. -a,. rnM.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1955 | | pagina 5