De Algemene Vergadering van het „Centraal Bureau"
ZATERDAG 31 DECEMBER 1955
EEN der jaarlijks terugkerende hoogtepunten in het boeren-coöperatieleven is de Algemene
Vergadering van de Nationale Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging voor de Landbouw
Centraal Bureau" G. A., in de gehele boerenvver eld kortweg genoemd „Centraal Bureau".
Een hoogtepunt allereerst, omdat de steeds stampvolle grote zaai van „Krasnapolsky" jaar
lijks getuige is van de groeiende kracht van deze grote boerenonderneming. Een onderneming
die geworden is één der grootste handelsondernemingen in ons land, zo niet de grootste.
Een hoogtepunt voorts, omdat Bestuur en Directie naast de behandeling van de omzetcijfers
telkenjare de talrijke afgevaardigden en belangstellenden twee hoogst belangwekkende inleidin
gen voorschotelen. De eerste is de openingsrede van de Voorzitter, de heer H D. Louwes, een
man die de boerenwereld altijd iets van zijn rijke gedachten wc r ld voorzet, en als tweede in-
leider kiest men veelal een van die mannen, die in het Nederlandse economische leven een
hoofdrol vervullen.
Ook dit jaar waren weer honderden boeren uit
alle delen van ons vaderland naar Amsterdam ge
togen om deze vergadering mee te maken en wij
zijn ervan overtuigd, dat zij niet teleurgesteld naar
huis zijn vertrokken. Men kon een gunstig jaar
verslag beluisteren en goedkeuren. Natuurlijk ble
ven er bij de Directie de nodige wensen overMaar
met een omzet in tonnen van 1.726.904, in geld van
346.G47.129 en een winstcijfer van ƒ607.391,87
werden niet alleen de cijfers van' het vorige jaar
overtroffen, maar in alle opzichten records geves
tigd. Wam oer men hierbij de cijfers vergelijkt van
het jaar 1900, toen alleen nog in meststoffen werd
gehandeld en welke cijfers voor de tonnenomzet
32.630 ton (in 1954/55 werd 846.466 ton meststoffen
verhandeld) voor de guldens omzet 535.045 en
aan winst ƒ3.755,72 te zien gaven, dan blijkt hier
uit wel, wat men met stug volhouden en hard wer
ken, maar bovenal met een goede samenwerking
to4 stand kan brengen. In 55 jaar groeide het „Cen
traal Bureau" uit tot een der belangrijkste steun
pilaren van de Nederlandse boerenstand.
In Krasnapolsky kwam ook weer duidelijk naar
voren, welk een invloed de boerenstand zich in de
laatste 50 jaren heeft verworven en hoezeer zij
haar plaats in de hedendaagse ingewikkelde maat
schappij te danken heeft aan coöperatie en organi
satie
Directie tevreden, maar niet voldaan.
De Algemeen Directeur, de heer A. C. F. Hen-
drikse, toonde zich over de ontwikkeling tevreden,
maar niet voldaan. Hij achtte de invloed, die het
Centraal Bureau op het marktverloop van verschil
lende voor de boer belangrijke producten uitoefent,
nog niet voldoende. Bij de kunstmeststoffen werd
in het boekjaar 1954/'55 maar weinig vooruitgang
geboekt. De omzet in voerartikelen nam weliswaar
sterk toe, maar dat was niet alleen bij de coöpera
tie het geval. Zoals de heer Louwes in zijn rede
aantoonde, speelde het slechte najaar van 1954
hierbij een ro!. Vooral echter de positie bij de ex
port van zaaizaad en pootgoed is nog te zwak,
mede ten gevolge van een te geringe samenwer
king tussen de talrijke afzetorganisaties, die zich
met deze export bezig houden. Een onzes inziens
belangrijk punt, omdat ons land op buitenlandse
markten hoe langer hoe meer ernstige concurren
tie ontmoet en binnenlandse bundeling van krach
ten dus zeker gewenst is.
Een punt dat ons sterk opviel, was het beroep
dat de Directeur deed op alle aangesloten vereni
gingen om de centrale organisatie te gebruiken
bij hun handelstransacties. Er is toch geen be
voogding vanuit het centrale punt, zo zeide hij.
Hier werd hetzelfde verschijnsel geconstateerd,
dat men overal en altijd weer ontmoet. De wereld
heeft steeds de strijd tussen centralisatie en decen
tralisatie te zien gegeven. Deze is in elk staats
bestel aanwezig en openbaart zich tevens in onder
nemingen, organisaties en verenigingen. Vooral,
wanneer men een krachtige positie wil of gaat in
nemen, ziet men de noodzaak van centralisatie, ter
wijl dan bij de lagere organen als het ware van-
zelve een tegenstroming opkomt, die pleit voor de-
HOOG WATERGETIJDEN IN ZEELAND.
Westerschelde.
Terneuzen:
Zondag 1 Januari
Maandag 2 Januari
Dinsdag 3 Januari
Woensdag 4 Januari
Donderdag 5 Januari
Vrijdag 6 Januari
Zaterdag 7 Januari
Westkapelle 1 uur vroeger; Breskens 35 minuten
vroeger; Vlissingen 30 minuten vroeger; Hoofd
plaat 20 minuten vroeger; Borssele 20 minuten
vroeger; Hoedekenskerke 20 minuten later; Hans-
weert 40 minuten later; Walsoorden 50 min. later.
VVemeldinge: Oosterschelde.
Zondag 1 Januari
Maandag 2 Januari
Dinsdag 3 Januari
Woensdag 4 Januari
Donderdag 5 Januari
Vrijdag 6 Januari
Zaterdag 7 Januari
Veere 1.25 uur vroeger; Colijnsplaat 1 uur vroe
ger; Brouwershaven 45 minuten vroeger; Zierik
zee 20 minuten vroeger; Goese Sas 5 minuten
vroeger; Tholen 20 minuten later.
v.m.
n.m.
4.20
4.51
5.10
5.39
5.59
6.28
6.47
7.18
7.38
8.11
8.34
9.16
9.46
11.45
v.m.
n.m.
5.35
6.06
6.25
6.54
7.14
7.43
8.02
8.33
8.53
9.26
9.49
10.31
11.01
11.48
centralisatie. Een sterke centrale organisatie kan
krachtig naar buiten optreden en is met de goede
mensen aan het hoofd besluitvaardig en daardoor
strijdvaardig. Maar het lagere orgaan en het lid,
dat een vrij mens is, wil zich niet gaarne de wet
van bovenaf laten voorschrijven. Hij wil mede
zeggenschap. De goede middenweg is in ons demo
cratisch denker onzes inziens afhankelijk van het
nodige vertrouwen. En dit moet niet alleen voort
vloeien uit gunstige resultaten, maar tevens uit
het goed geïnformeerd zijn. Hoe beter het gewone
lid voorgelicht wordt over het doen en laten van
het centrale apparaat, hoe meer hem uitgelegd
wordt, waarom men zus of zo gehandeld heeft, des
te meer zal hij genegen zijn zijn vertrouwen te
schenken. Des te meer ook zal hij de coöperatie,
de organisatie of de vereniging aanvoelen als iets
van hemzelf, iets waarvoor hij even hard zijn best
dient te doen als voor de andere zaken, die van
hemzelf zijn.
Juist deze goede voorlichting kan een grote
kracht ten goede zijn bij lichamen als coöperaties
en organisaties. Vandaar dat wij bij de woorden
van de heer Hendrikse aan dit alles dachten en er
ook voor ons eigen landbouworganisatiewezen
deze les uit trokken.
In de
openingsrede van de heer H. D. Louwes
kwamen verschillende punten naar voren, die het
overdenken waard zijn. Na gewézen te hebben op
de speciale plaats, die „Ons Centraal Bureau" in
neemt inMe harten van de aangesloten leden, een
plaats die mede geworden is tot een hoeksteen en
een plechtanker voor vele bedrijven en gezinnen,
die elk op zichzelf maar klein zijn en onderworpen
zijn aan de wisselvalligheden van het bestaan,
maar door het C. B. een grotere bestaanszekerheid
hebben verworven, waarschuwde de heer Louwes
voor een gedachtengang, dat een goed jaar voor
het C. B. tevens betékent een goed jaar voor de
dat de hooioogst tegengevallen kan zijn. Een
grote omzet van kracht- en ruwvoeder wijst erop,
dat de hooioogst tegen gevallen kan zijn. Een
slechte, natte oogsttijd brengt voor de akkerbou
wers de noodzaak mee veel producten te laten
drogen met als gevolg veel bedrijvigheid en inkom
sten bij .silo's en overslagbedrijven. Het oogstjaar
1954 gaf deze omstandigheden te zien. De conjunc
tuur van boer en tuinder behoeft bovendien geens
zins parallel te lopen met de conjunctuur van een
instelling als het C. B.
Immers, bij dalende prijzen krimpt de landbouw
zijn productie niet 'in. Een dalende prijs geeft een
kleinere winst per hoeveelheid en veeleer een
streven van de boer om met een grotere productie
toch nog een bestaan te vinden. De veehouderij
bijvoorbeeld ondergaat een intensivering en juist
deze kan de zaken bij een instelling als het C. B.
gunstig doen gaan. De vooruitzichten zijn voor de
landbouw zeer onoverzichtelijk door de grote over
schotten aan granen in Amerika en door de be
scherming, die de meeste staten aan eigen land
bouwproducten bieden. Maar juist in moeilijker tij
den heeft het C. B. de taak de boerenstand te hel
pen, mede door middel van zijn goed uitgerust af-
zetapparaat.
Verhouding standsorganisatie coöperatie.
Een tweede belangrijk punt sneed de heer Lou
wes aan, sprekende over de verhouding stands
organisatie-coöperatie. Er liggen vanzelfspre
kend heel wat raakvlakken tussen deze organisatie
vormen, die immers beide de belangen van de boe
renstand behartigen en die#beide zich in het ver
leden grote verdiensten hebben verworven. Maar
raakvlakken hebbén hoe zou het anders kunnen
wel eens wrijfpunten en het is goed, dat deze
besproken worden en niet leiden tot vastlopen of
zelfs breuk van de grote machine, die de boeren
stand zich opgebouwd heeft om haar rechtmatige
plaats temidden van de overige bevolkingsgroepen
in te nemen.
De heer Louwes vatte een en ander samen in de
volgende grondgedachten, waardoor een doeltref
fend gebruik van de verschillende organisatie
vormen kan ontstaan:
1. Aan de standsorganisaties en het Landbouw
schap komt het toe het geheel der belangen te
overzien en in bepaalde voorstellen gestalte te
geven aan het landbouwbeleid.
2. De coöperaties moeten hun absolute onafhan
kelijkheid, het baas zijn in eigen huis, hand
haven; hun leden en die alleen komt het toe
hun beleid te bepalen.
3. Goed geregeld dverleg moet de weg wijzen de
juiste verhoudingen te vinden. Als algemene
stelregel kan hierbij gelden: gescheiden op-
trekken, een goed overleg gaande houden en
zo nodig eensgezind slag leveren, waar dit mo
gelijk en noodzakelijk is.
Wij zijn dankbaar voor deze uitspraak. Stands
organisatie en landbouwcoöperatie hebben beide
hun eigen taak. Het in het openbaar voor elkander
propaganda maken, ligt niet op beider weg, noch
het openlijk critiek uitoefenen op andermans ter.
reinen. Het kan slechts onaangename misverstan
den opwekken, vooral als het geschiedt in een
vorm, die misschien wel goed bedoeld, maar voor
hen, die hun beste krachten wijden aan de zaak,
die zij dienen, krenkend is.
Er zullen practisch geen coöperatoren zijn, die
het nut van een stanusorganisatie in bet huidige
tijdsgewricht niet inzien, evenals er geen voorman
nen van de standsorganisaties zijn, die de grote
waarde van de landbouwcoöperatie voor de boeren
stand niet inzien.
Een goed onderling overleg, waar dat nodig is,
zodra de belangen van landbouwend Nederland in
de knel dreigen te geraken, is noodzakelijk en moet
juist voor dit volksdeel de beste vruchten afwerpen.
De ontwikkeling van de techniek en
het boerenbedrijf.
Nadat de heer Louwes aandacht had besteed aan
de opbloei van het economische .even en het ach
terblijven van de landbouw had gememoreerd, na
dat hij gewaarschuwd had voor te grote zelfgenoeg
zaamheid hierover, omdat ons volk nog voor grote
opgaven staat, nadat hij vervolgens ae leden op-
weKte tot coöperatief besef, besloot hij met een
beschouwing over de ontwikkeling der hedendaag
se industrie, der administratieve wetenschap en
techniek. Deze ontwikkeling stelt aan het boeren-
en tuinuersbedrijf een uitaaging, die moeilijk be
antwoord kan worden. Honderd jaar geleden
stoelden het boerenbedrijf en het ambacht op de
zelfde wortels: op handenarbeid en op ervaring.
Wetenschap en mechanisatie hebben beide in hun
greep gekregen.
Maar de landbouw is, in tegenstelling tot de in
dustrie, onherroepelijk gekluisterd aan de gebon
denheid aan de natuur, die slechts één oogst per
jaar mogelijk maakt, terwijl de ongewisheid van
het weer dikwijls alle plannen doorkruist. Hier
door werken verschillende machines slechts een
gedeelte van het jaar, op welke korte arbeids-
periode rente en afschrijving drukken. Er ligt hier
het gevaar in, dat door misverstand en wanuegrip
de conclusie bij anderen groeit, dat de landbouw
een achterblijvend bedrijf is, bedreven door een
conservatieve bevolkingsgroep, die daardoor voor
bestemd is met een lagere beloning tevreden te
moeten zijn.
De afhankelijkheid van de natuur heeft met ach
terlijkheid en conservatisme niets te maken. Zij
is eerder een opgestoken vinger om de gehele
mensheid en vooral onze Westerse, zo industrieel
ingestelde economen er. aan te herinneren, hoe
groot de afhankelijkheid tor gehele mensheid van
de natuur nog steeds is. Onze Westerse, indu
striële economie beproeve niet het drama van de
torenbouw van Babel nog eens te herhalen; wij
zijn tenslotte en ten leste geen onbeperkte heer
sers over onze welvaartsbronnen, maar afhankelijk
van die groeikracht der natuur, die God ons geven
wil.
Nog een ander aspect van ueze ontwikkeling
van industrie en techniek behandelde de heer Lou
wes. Door de mechanisatie stijgt de arbeidsproduc
tiviteit zo snel, dat verkorting van de arbeidstijd
mogelijk wordt. Men hoort veel spreken over een
vijfdaagse werkweek. Maar hoe moet het met het
veehoudersgezin, dat zijn arbeidskrachten naar de
industrie ziet afvloeien?
Hier wordt de afhankelijkheid van het bedrijf
steeds groter met werkweken van 70 uur en meer.
Deze omgekeerde ontwikkeling bergt grote geva
ren in zich. Een achterblijvende weivaart en een
in veler ogen dalende maatschappelijke positie
geeft kansen aan radicale bewegingen, zoals Land.
bouw en Maatschappij ,n de dertiger jaren. Zoals
het communisme voor de doodarme boeren van
Zuid-I talië. v
Vandaar dat ons volk en Regering op deze ge
varen gewezen moeten worden en alleen al daar
om een positief landbouwbeleid dienen te aan
vaarden.
Het zal de taak zijn van de georganiseerde land
bouw een fors en principiëel landbouwbeleid te
ontwerpen en doorgevoerd te krijgen. De coöpera
ties dienen hierin niet voorop te gaan, doch moeten
bereid zijn mede te werken.
Zo zaten ook in deze rede van de heer H. D. Lou
wes tal van belangwekkende problemen verwerkt,
zoals men dit van hem gewend is. In de middag
vergadering sprak Minister Mansholt, waarover
wij in het volgende nummer van dit blad hopen te
schrijven.
Rest nog te vermelden, dat de hQer P. Bom
tot bestuurslid van het C. B. werd gekozen en de
heer H. van Iwaarden tot lid van de Raad van Toe
zicht, waarmede wij beide heren en de Zeeuwse
boerenstand gelukwensen
S.