(BverzicEi
Algemene Vergadering
der Z. L. M.
OrigiBtcl WEIffiW
D. J. VAN DER HAVE
ioaoialscb-Tachnologisch Inautuui
voor Zeeland
MIDDELBURG
No. 2301. Frankering bij abonnement: Terneuzen ZATERDAG 10 DECEMBER 1955
43e Jaargang.
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
WAARIN OPGENOMEN HET NOORD-BRABANTSCII LANDBOUWBLAD
Officieel Orgaan van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij (Z. L. M.)
de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw en andere Verenigingen
Verschenen is het door de Tweede Kamer der
Staten-Generaal uitgebrachte
Voorlopige Verslag
op de Begroting van het Ministerie van Landbouw,
Visserij en Voedselvoorziening voor het dienstjaar
1956. Zoals men weet dient e!k Departement zijn oe-
groting in. Deze worden samengebundeld op de
Derde Dinsdag in September, op Prinsjesdag, door
de Minister van Financiën als Rijksbegroting aange
boden. De Tweede Kamer onderzoekt de verschil
lende Hoofdstukken, publiceert een „Voorlopig
Verslag", waarin de mening van de Kamerleden is
vervat, waarna de betreffende Minister ir. een „Me
morie van Antwoord", zijn mening weergeeft over
de verschillende door de Kamerleden gemaakte
opmerkingen. Daarna volgt behandeling in het
openbaar en zoals men ook wel gelezen zal hebben,
streeft de Tweede Kamer ernaar alle Hoofdstukken
dus de begrotingen van alle Departementen
voor Kerstmis te hebben, waarna dan de Eerste
Kamer haar licht over deze belangrijke aangelegen
heid kan laten schijnen.
Het is de gewoonte, dat iedere Minister bij zijn
Begroting, die dus uit grote hoeveelhei en cijfers
bestaat, een toelichting op het door hem te voeren
beleid geeft. Deze kan men vinden in de Memorie
van Toelichting, en nu is het begrijpelijk, dat dit
een belangwekkend stuk is, want het is juist hierin,
dat de leden vajri de Tweede Kamer aanleiding vin
den hup visie óp het voorgenomen beleid te geven.
Goedkeurend of afkeurend.
De Tweede Kamer heeft thans- dus in het „Voor
lopig Verslag" op de Begroting van Landbouw
haar mening kenbaar gemaakt over het beleid, dat
Minister Mansholt ir het jaar 1956 denkt te voeren.
Minister is verantwoording schuldig.
Het lijkt nog wel eens nuttig nier duidelijk vast
te stellen, dat de Minister van Landbouw uitsluitend
verantwoording voor zijn te voeren en gevoerde
beleid heeft af te leggen aan de Tweede Kamer.
Er bestaat over deze zaken nog wel eens misver
stand. Te vaak horen wij in de praktijk, wanneer
er de een of andere minder pieizierige maatregel
is afgekondigd, dat de boerenorganisaties daar óf
schuldig aan zijn of de Minister onvoldoende heb
ben beïnvloed. Maar de taak van een landbouwor
ganisatie is om de belangen van de boerenstand
met <alle gepaste middelen ter bestemder plaatse
naar voren te brengen en tegen aanvallen te ver
dedigen. De taak van een Minister en van een
volksvertegenwoordiging is om het algemeen be
lang te dienen en in het oog te houden en niet
op Maandag 19 December 1955, 's nam. te 2 uur in
„De Prins van Oranje" te Goes.
Agenda
1. Openingsrede door de Voorzitter.
2. Notu.ien van de Algemene Vergadering van 22
Juni 1955.
3. Mededeïinger en ingekomeh stukken.
4. Begroting 1956 en .contributievaststelling 1956.
De begroting werd aan de Afdelingen toegezon
den.
5. Rondvraag.
6. Inleiding door de Weled. Gestr. heer Ir. C. S.
Knottnerus over het onderwerp:
„Landbouwoverschotten en de Nederlandse
Landbouwpolitiek".
7. Gedachtenwisseling.
8. Sluiting.
Namens het Hoofdbestuur der Z. L. M.:
M. A. GEUZE, Voorzitter.
J. F. G. SCHLINGEMANN, Secretaris.
slechts de belangen van één bedrijfstak en bedrijfs
groep.
De landbouworganisatie moet dus ervoor zorgen,
dat Overheid en Kamer voldoende op de hoogte zijn
van de belangen var. de boerenstand. Zij meet zich
dus in alle zich voordoende problemen inwerken,
zij moet bijvoorbeeld de plaats verdedigen, die naar
haar mening die boerenstand in het volksgeheel
dient in te nemen op alle gebieden, waarbij voor
namelijk gedacht wordt aan het technische, econo
mische, sociale en culturele gebied. Zij moet de
Minister en zijn ambtenaren en de Kamerleden
hierover inlichten en voorlichten. Zij mag hen trach
ten te overtuigen. Maar men dient altijd te beden
ken, dat de beslissing over belangrijke zaken, zoals
bijvoorbeeld het landbouwbeleid in een totaal rege
ringsbeleid, berust bij de Minister, dat slechts ge
corrigeerd kan worden door de volksvertegenwoor
diging.
Organisatie onontbeerlijk.
Juist in een tijdperk zoals deze twintigste eeuw,
waarin de techniek zo enc-rn- vooruitsnelt, waarin
de economie zo buitengewoon ingewikkeld is ge
worden, waarin het soc ale begrip tot een netwerk
van maatregelen en voorzienmgen heeft geleid en
waarin het culturele leven gelukkig toch zijn plaats
blijft opeisen, is het niet alleen van groot belang,
dat een zo uitgebreide bedrijfstak als de landbouw
zorgt, dat zij via een eigen organisatie haar stem
zo luid mogelijk laat klinken in het gemengde koor,
dat gevormd wordt door de andere belanghebben
den, zoals industrie, handel, verkeer, arbeiders
massa, middenstand enz. Neen, het zou hoogst kort
zichtig zijn als de landbouw dit niet deed. Niet om
dat de Üverheic dan niets ten behoeve van de land
bouw zou doen. Maar omdat deze Overheid dan in
de wervelwind van'geoeurtenissen, waarmede zij
zich heeft bezig te houden, veel te weinig, veel ie
laat en veel te ondeskundig zou ingrijpen of boven
dien oncontroleerbare wijze en zonder enige op
bouwende criLek.
Er zijn nog a tijd boeren, grote en kleine, die dit
niet zien en zich afzijcig houden van hun land
bouworganisatie of er om de een of andere per
soonlijke rede., voor bedanken. Welk een verant
woordelijkheid laden zij zich op hun in deze inge
wikkelde maatschappij van het jaar 1955 zo zwakke
schouders ten opzichte van "hun bedrijf, hun gezin
en hun toekomst:
Invloed aanwezig.
De georganiseerde landbouw heeft invloed! Wie
dit niet wil geloven, hij leze het „Voorlopig Ver
slag", waarover wij in het begin van dit Overzicht
schreven en waarover wij straks nog wat zullen
zeggen. Wie het niet wil aannemen, hij legge zijn
oor te luisteren in de kringen van de andere be
drijfstakken. Het was de Hoofdredacteur van de
Nieuwe Rotterdamse Courant, die in zijn rede op
de jaarvergadering van het Koninklijk Nederlands
Landbouw Comité dit'feit volmondig uitsprak. „Wij,
di° 'buiten de lan .bouw staan", zo de h.j „ver
bazen er ons altijd over, wanneer wij de klacht
va i de landbouw horen over te einig invloed. Uw
Minister is een boer. In de beide Kamers hebt U
verschillende uitstekende vertegenwoordigers. Wel
ke andere bedrijfstak in Ned land kan daarop
bogen? Tenslotte hebt U een sterke organisatie op
gebouwd, die hen inlicht en voorlicht''.
Hét was goed dit van een zo deskundige buiten
staander te horen. Het stak alle aanwezigen, die
veel van hun tijehgeven om het boerenbelang-te die
nen, een riem onder het hart. En dat is heus wel
eens nodig.
De mening van de Tweede Kamer.
Uit het „Voorlopig Verslag" blijkt dan allereerst,
dat vele leden van de Tweede Kamer er zich over
verwonderd hebben, dat de Minister voor het eerst
sedert verschillende jaren niet "meer sprak van het
garanderen van een redelijk bestaan voor de wer
kers op de technisch goed geleide, sociaal en eco
nomisch verantwoorde bedrijven.
De Minister spreekt namelijk in zijn „Memorie
van Toelichting" dat hij bij voortduring zal streven
naar zo gunstig mogelijke productievoorwaarden
en naar bevordering van de kwaliteit der produc
ten, terwijl hij elke mogelijkheid tit verlaging van
de voortbrengingskosten zal aangrijpen.
Daarnaast zal zijn beleid gericht iblijven op een
redelijk bestaan voor de werkers in deze bedrijfs
takken.
De Kamer vraagt zich terecht af of hier een ver
andering van het landbouwbeleid mee bedoeld
wordt.
Zij vroeg wat de Minister onder een redelijk be
staan verstaat en of hij meent dat dit in de laatste
jaren door de landlbouw is bereikt. Hoe was de li-
nanciële positie en het rendement van de landbouw
bedrijven in ons land na 1952? Zij vroeg oogstcijfers
over dit jaar. W:-.k percentage van het nationale
inkomen verkreeg de landbouw m 1954? Welk be
lang hebben handel en industrie bij de landbouw
er. voor welk bedrag wordt door de landbouw jaar
lijks geïnvesteerd? Belangrijke vragen!
Ilecht op een evenredig deel van de welvaart.
Het is verheugend, dat verschillende leden
als hun overtuiging te kennen gaven, dat de wer
kers in de landbouw recht hebben op een evenredig
deel van de thans heersende welvaart, gezien de
jarenlang door hen gebrachte offers (door het pro
duceren beneden de wereldmarktprijs) en gezien
hun tegenwoordig aandeel in het nationale inko
men. Landbouw, veeteelt en tuinbouw leveren hoog
waardige producten, die door de thans verzadigde
markten onvoldoende worden betaald. De markt
situatie is totaal gewijzigd. De schaarste is omge
slagen in over/loed, bedrijvigheid, ruime werkge
legenheid. De lonen stijgen, ue koopkracht neemt
toe.
Terwijl overal de welvaart stijgt zijn er alweer
landbouwbedrijven en landbouwprodu ten, die
steun behoeven.
De vraag ligt voor de hand of de Minister in"
deze gevaarlijke toestand geen verandering dient
te brengen door wijziging van zijn beleid.
Iet valt niet te ontkennen, dat er een groëiende
ongerustheid heerst bij het agrarische volksdeel
wegens de voortgaande stijging va. kosten en het
gelijkblijven of dalen der inkomsten. Met zorg
vraagt men zich af, of de landbouw dit bij een ver
dere algemene of gedeeltelijke loonstijging wel zal
kunnen bijhouden, en of dientengevolge oe strijd
met de alles wegzuigende industrie niet fataal zal
worden voor de arbeidsvoorziening in de landbouw.
Vreest de Minister niet, dat dit tot extensivering
en inkrimping van dc productie rul leiden?
De bewindsman wijst er L recht op. dat een bloei
ende industrie ook voordelig is voor de landbouw,
maar is het omgekeerde niet evenzeer het geval?
Daarmede moet bij het vaststellen der prijzen ook
rekening worden gehouden. De vraag is, of dit wel
in voldoende mate het geval is.
Verscheidene leden wezen erop, dat het ongun
stig verloop in de verhouding van kosten sen prij
zen zich ook in het afgelopen jaar nog heeft voort
gezet. De Juli-cijfers vai. het Centraal Bureau voor
de Statistiek geven in vergelijking met Juli 1954
voor de prijzen van akkerbouwproducten een daling
te zien van 26 procent en voor de veehouderijpro
ducten van 6 procent, terwijl het indexcijfer voor de
productiekosten een stijging vertoonde van 5% pro
cent. De Augustus-cijfers van 1955 zijn ten opzichte
van 1954 gedaagd, resp. voor akkerbouw en veehou
derij met 23,1 procent en 2 procent, terwijl de stij-
(Zie verder pagina 2.)
(Advertentie.)
Zaai geen willekeurig uienzaad
maar
KONINKLIJK KYVEEKBEDRIJF
EN ZAADHANDEL
KAPELLE-BIEZEL1NGE