De positie van de dorpssmid.
Het mesten van rundvee op stal.
Origineel MAELSTEDE
Uienzaad
middelburg
WAAPIN OPGENOMEN HET NOORD-BRABANTSCH LANDBOUWBLAD
Zitdagen
Boekhoud-
Bureau. ut
I). J. VAN DER HAVE
ficwiOöüach-Töchnologlsch InilUlUW
yoor Zeeland
No. 23«;>. Frankering bij abonnement: Terneuzen ZATERDAG 3 DECEMBER 1955
43e Jaargang*
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
Officieel Orgaan van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij (Z. L. M.)
de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw en andere Verenigingen
{AP vrijwel ieder dorp wonen twee of meer smeden. Voordat de tractor
VJ algemeen in gebruik werd genomen namen zij een belangrijke plaats
in de bedrijfsvoering van de boer in. De smid besloeg de paarden, verrichtte
reparaties aan de werktuigen en dikwijls werd door hem zelf klein gereed
schap gemaakt.
Ingrijpende veranderingen op gebied van de mechanisatie waren er echter
oorzaak van dat het
slagen moest worden,
teruggang die in de toe-
va' g-aan» Kleine- gereed-
zichten, zeisen, houwelen
minder in gebruik en
fabrieken in series
dorpssmid ze hoogstens
tegen de concurrerende
Door
J. G. VAN LIERE
Hoofdassistent R. L. V. D.
aantal paarden dat be
zeer sterk terugliep. Een
komst nog verder door
schappen zoals sikkels,
e.d. kwamen enerzijds
werden anderzijds op
vervaardigd, waardoor de
nog kon verkopen, doch
prijzen kon hij ze zelf
niet meer maken. Er ging dus voor hem een belangrijk arbeidsterrein verloren.
Als het getij verloopt, verzet men de
bakens, zegt het spreekwoord. Helaas
hebben vele dorpssmeden dit niet tij
dig ingezien. Na de oorlog zag men
enkele kleine handelszaken en sme
derijen uitgroeien tot grote zaken,
maar een groter deel zat rustig te
wachten op de dingen die komen zou
den en schakelden zich niet tijdig om.
Toch was deze omschakeling zeer
noodzakelijk i.v.m. de voortschrijden
de mechanisatie.
Nu is het natuurlijk zeer goed te
begrijpen dat het voor een smid op
leeftijd buitengewoon moeilijk is om
van paarden op trekkers over te stap
pen. Een grotere tegenstelling kan
men zich haast niet indenken. Maar
velen verzuimden ook de jongere
generatie een vakopleiding te geven
die voor de huidige mechanisatie ge.
vraagd wordt. Daar komt nog hij dat
dit omschakelen zo'n grote investe
ring vraagt, dat dit voor velen een be
zwaar is.
In dit alles schuilt echter het ge
vaar dat de dorpssmid die niet mee
kan, automatisch uitgerangeerd wordt
en dat de boer zonder smid komt te
zitten. Wat dit voor de smid betekent
behoeft niet omschreven te worden
en voor de boer betekent dit dat hij
straks zelfs voor de kleine reparaties
niet meer op zijn eigen dorp terecht
kan.
Gelukkig is er de laatste jaren een
kentering gekomen. Veel jonge sme
den volgden de Smeeonui-vakopïeiding
en de carsussen bp de Praktijkschool
voor Landbouwmechanisatie. Zij
deden daar, op het gebied van werk
tuigen en motoren,, een gedegen ken.
nis op. Wanneer zij daarnaast in staat
zijn hun werkplaatsen zo in te richten
dat zij alle normaal voorkomende re
paraties kunnen verrichten, speciaal
ook op motorisch gebied, dan behoe
ven zij de toekomst in het geheel niet
somber in te zien.
HULST: Maandag 5 Dec. in „De
Graanbeurs" van 3 tot 5 uur.
WISSEKERKE: Woensdag 7 Dec.
in Hotel „De Kroon".
OOSTBURG: Woensdag 7 Dec. in
Café ,,De Windt".
KOUDEKERKE: Woensdag 7 Dec.
in Hotel „Nieuw Walcheren"
van 9 tot 1.30 uur.
TERNEUZEN: Woensdag 7 Dec. in
Hotel ,,Des Pays Bas".
ZIERIKZEE: Donderdag 8 Dec. in
Hotel „Huis van Nassau".
MIDDELBURG: Donderdag 8 Dec. in
Café „De Eendracht".
Ook op de verkoop zullen zij zich
toe moeten leggen. Niet afwachten
dus tot een klant hen komt vertellen
dat hij dit of dat wil kopen, maar door
regelmatig contact met hun cliënten
te weten zien te komen wat er aan de
inventaris van hun cliënten ontbreekt
of vernieuwd moet worden. Door dit
met de cliënt te bespreken en deze
van advies te dienen zullen zij eerder
voor provisie in aanmerking komen.
Maar de schuld ligt niet alleen bij de
smeden, doch vaak ook bij de boer
zelf. Vrij dikwijls koopt deze recht
streeks van de groothandel en pas
seert daarbij zijn eigen smid, terwijl
deze laatste toch de man is die de
kleine karweitjes op moet knappen.
Wanneer door deze rechtstreekse koop
direct geld te besparen viel was er
nog iets voor te zeggen, doch dit is
vrijwel nooit het geval. Mocht dit in
enkele gevallen wel zo zijn, dan ge
loof ik nog dat het goed is de smicï
bij de aankoop te betrekken. Een pro
visie als beloning voor advies en be.
middeling zal hem bij later te ver
richten reparaties en veranderingen
meer plezier in zijn werk geven.
Het probleem is hiermede natuur
lijk nog niet geheel opgelost. In het
kort kunnen we het echter als volgt
weergeven
le. de smid moet zorgen voor een ge
degen. vakkennis d.m.v. vakoplei
ding en praktijk;
2e. moet hij beschikken over een
goed geoutilleerde werkplaats
waar de reparaties aan de werk
tuigen kunnen worden verricht
en de eenvoudige storingen aan
de trekkers kunnen worden ver
holpen
3e. moet hij zich actiever op de ver
koop gaan toeleggen en zijn cliën
ten daarbij van advies dienen;
4e. Anderzijds moet de boer zich niet
alleen in nood en voor de kleine
reparaties tot de smid wenden
maar hem ook betrekken in be
langrijker zaken betreffende de
mechanisatie. Niet om de smid
de hand boven het hoofd te hou
den, maar in het belang van zijn
eigen bedrijf. De smid moet be
schouwd worden als een (onmis
bare) schakel tussen hem en de
groothandel.
Hoewel de goede richting reeds in.
geslagen is, meende ik er goed aan te
doen de aandacht van het publiek
hierop te vestigen, want er kan nog
veel verbeterd worden.
Een goede samenwerking tussen
boer en smid kan de bedrijven van
beiden zeer ten goede komen.
jyjET medewerking van de Directie van het Veeteelt wezen, het centraal
Veevoederbureau in Nederland, de Landbouwvoorlichtingsdienst, het
Bedrijfschap voor Vee en Vlees, de Coöp. Vleescentrale en de heer Th. Cuiper,
oud-directeur van de Slagersvakschool te Utrecht, heeft het Veevoederbureau
oor Zeeland een tweetal proeven met het mesten van rundvee op stal
genomen.
Doel van de proeven was meer inzicht te krijgen in:
de kosten van het mesten op stal;
de voordeligste leeftijd en type voor mestvee;
en de graad van rijpheid; die bij aflevering moet worden bereikt.
De proeven werden genomen op het proefbedrijf „De Scheldemonden" te
Bruir.isse met 9 M. R. Y.-dieren, waarvan 3 oudere koeien, 3 jonge koeien,
3 vaarzen en bij de heer F. J. Bom te Colijnsplaat met 19 M. R. Y.-dieren,
waarvan 10 jonge koeien en 9 vaarzen.
Aan het verslag, dat met uitvoerige tabellen is gedocumenteerd, samen,
gesteld door Ir S. G. Brummel en C. den Engelsen van de Veeteeltvoorlich
tingsdienst in Zeeland, ontlenen we het volgende:
Proef: „De Scheldemonden''
Op 20 Oct. 1954 werden de genoemde
9 dieren aangekocht, voor de oudere
koeien, jongere koeien en vaarzen
tegen resp. 765, 645,en 600,
Het gewicht bij aankoop was resp. 605,
465 en 397 kg, als gemiddelde voor de
3 groepen. Per kg levend gewicht wa
ren de aankoopkosten resp. 1,26
1,21—1,32); ƒ1,39 1,34—1,47)
en ƒ1,51 (ƒ1,48—1,56).
De voeding bestond van 20 Oct. tot
22 Dec. uit vers bietenloof met koppen
- tot verzadiging (opname door de
koeien 4550 kg, door de vaarzen 30
40 kg); 2,5 kg zomer graanstro en
1 kg lucernehooi.
Na 21 Dec. werd het ver$e bietenloof
vervangen door ingekuild bietenloof
met koppen. De opname daarvan lag
in dezelfde grootte-orde, alleen de
oudere koeien namen tot 65 kg per
dier per dag o^. Na 7 Febr. werd geen
Voor de oudere koeien:
hooi meer verstrekt (voorraad uitge
put).
Vanaf 13 Nov. werd een geleidelijk
stijgende hoeveelheid krachtvoer toe
gediend. Eerst tot 0,8 kg rundvee
koek C, daarna mestkoekjes, oplopend
van 1,3 kg op 24 Nov. tot 2,4 kg op 8
Maart 1955. De rantsoenen waren dus
voor alle dieren, met uitzondering van
het sappig voer, gelijk.
Van het sappig voer werd meer toe
gediend dan opgenomen. Bij het verse
bietenloof werd bijna 27 niet genut
tigd. Wat overbleef bestond groten
deels uit grond- en rotte blad- en sten
geldelen. Het kuilvoer werd iets beter
gegeten. Hier bleef gemiddeld 17 in
de voergoot achter. In dit opzicht wa
ren de individuële verschillen groot
(n.l. resp. 23—37 en 12—26
De voederwaarde van de opgenomen
rantsoenen kan, aan de hand van en
kele data verdeeld over de gehele mest-
periode, als volgt worden getypeerd:
Voor de vaarzen:
De opgenomen hoeveelheden lagen
voor de jonge koeien tussen die van de
oudere koeien en de vaarzen in. De op
name van sappig voer was bij de
oudere koeien bijzonder hoog. De ge
middelde gewichtstoename gedurende
de mestperiode van 138 dagen was
769 g per dier per dag.
Voor de oudere koeien was dit 833 g
(6801080), voor de jonge koeien
704 g (572783) en voor de vaarzen
770 g (630—986
Deze groeicijfers zijn, gezien de con
centratie van het geboden rantsoen,
zeer redelijk, maar de individuële ver
schillen zijn groot. De vlotte eters, die
het geringste percentage sappig voer
lieten liggen, vertoonden de hoogste
groeicijfers.
Een drietal deskundigen, n.l. de
heren Th. Cuiper, Bilthoven, P. Cle
mens, 's-Gravenhage en Ir H. de Boer,
's-Gravenhage, beoordeelden het vee
op slachtkwaliteit, volgens een hier
voor bruikbare puntenschaal, op 8 Dec.
1954 en bij aflevering op 10 Maart 1955.
Op 8 Dec. werden volgens deze schaal
gemiddeld 181 punten toegekend (va
riërende van 162201)voor de oudere
koeien was dit gemiddeld 171, de jonge
koeien 183 en de vaarzen 189 punten.
Bij aflevering vertoonde deze beoor
deling het volgende beeld: gem. 212
punten (variatie 185246)voor de
(Zie verder pagina 2.)
(Advertentie.)
datum
kg
g
ZW
eiwit-
ZW in
kg
g
ZW
eiwit-
ZW
ds
vre
verh.
ds
ds
vre
verh.
ds
9/ll/'54
11,8
864
5122
5,9
43
9,4
656
3900
6,0
42
15/12/'54
14,9
1064
7064
6.7
48
11,4
892
5372
6,7
47
18/ l/'55
16,9
924
8204
8,9
49
11,9
674
5704
8,5
48
23/ 2/'55
16,2
1064
9035
8,5
56
11,8
765
6505
8,5
55
Hoge opbrengst.
Goed bewaarbaar.
KONINKLIJK KWEEK BEDRIJF
EN ZAADHANDEL
I'APELLE-BIEZELINGE