De bev/sring van uien in luchtgekoelde bewaarplaatsen.
D
7&ï
E omstandigheid, dat verreweg het grootste deel van de uienoogst gedurende de wintermaanden
afgeleverd wordt, maakt het noodzakelijk jaarlijks grote hoeveelheden voor kortere of langere
tijd op te slaan.
Bij beschouwing van de door de practijk voor het bewaren van uien toegepaste bewaarmethoden kan
geconstateerd worden, dat zich hierbij de laatste jaren grote veranderingen hebben voorgedaan.
Vooral in de uiengebieden van Zeelanl, in West-Noord-Brabant en op Goeree-Overflakkee blijkt voor
het opslaan van uien in luchtgekoelde bewaarplaatsen grote belangstelling te bestaan. Teneinde hier
voor een verklaring te kunnen geven is het noodzakelijk na te gaan op welke wijze de uien tot nu toe
opgeslagen worden. In de hierboven genoemdé gebieden vond tot voor kort bewaring uitsluitend
plaats in ren en hoop. In tegenstelling tot Goeree-Overflakkee en West-Noord-Brabant, waar vrijwel
uitsluitend hoopbewaring toegepast werd, kwam in Zeeland nog vaak renbewaring voor. De voor
naamste reden waarom steeds meer tot hoopbewaring overgegaan werd, is wel de omstandigheid, dat
tijdens een vorstperiode de in een ren opslagen uien zeer moeilijk vorstvrij te houden zijn. Hoewel
hoopbewaring grotere mogelijkheden biedt voor het met succes aanbrengen van een beveiliging
tegen vorst is men bij het opruimen van de uien bij beide bewaarmethoden niettemin steeds sterk
afhankelijk van de weersomstandigheden.
VORST EN BROEI WEREN.
Naast de genoemde bewaarmethoden komt in
Noord-Holland nog bewaring in de cylindrische
hoop voor. Evenals bij renbewaring vormt hierbij
het vorstvrij houden van het product een ernstig
probleem. Hierbij komt nog, dat afgezien van de
bezwaren verbonden aan het vorstvrij houden van
het product, het bij de traditionele bewaarmetho
den niet mogelijk is het optreden van broei onder
alle omstandigheden tegen te gaan. Vooral bij hoop
bewaring. waarbij uiteraard teleurstellingen voor
komen. Het valt dan ook niet te verwonderen, dat
zodra voor het bewaren van aardappelen door de
Stichting voor Aardappelbewaring het bouwen van
luchtgekoelde bewaarplaatsen gepropageerd werd1,
onderzoekingen verricht zijn in hoeverre ook voor
het bewaren van uien aan dit systeem gedacht kon
worden.
Het principe waarvan bij deze wijze van opslag
uitgegaan wordt komt erop neer, dat door het
ventileren op gunstige ogenblikken getracht wordt
de temperatuur in de bewaarruimte zo laag mo
gelijk te krijgen. Voor het bereiken van een zo goed
mogelijk resultaat worden de wanden van de be
waarruimte geïsoleerd. Teneinde de doelmatigheid
van dit bewaarsysteem voor het bewaren van uien
te kunnen beoordelen, moest niet alleen een ant
woord gegeven worden op de vraag of door toepas
sing van luchtgekoelde bewaring verlenging van de
bewaarperiode mogelijk was, doch tevens diende
een inzicht omtrent het percentage uitval te wor
den verkregen.
De in vergelijking met hoopbewaring voorko
mende verschillen in bewaartemperatuur zijn o.a.
nagegaan aan de hand van een proef uitgevoerd
op het Proefbedrijf „De Scheidemonden" te Brui-
nisse.
In de hiernaast opgenomen grafiek zijn naast de
temperatuur in de bewaarruimte en in de hoop
ook de gemiddelde dagelijkse maximum- en mini
mumtemperaturen uitgezet.
VERBAND TUSSEN TEMPERATUUR
BINNEN EN BUITEN.
Zoals uit het verloop van de temperatuur blijkt,
is met uitzondering van de periode waarin vorst
voorkwam een duidelijk verband waar te nemen
tussen de gemiddelde temperatuur in de geventi-
leerde cel en de gemiddelde minimum buitentempe
ratuur. Daarentegen is de gemiddelde temperatuur
in de kuil belangrijk hoger.
In tegenstelling tot de practijkhoper, die meestal
een inhoud van 13—15 hl per strekkende meter
hebben, had de gecontroleerde kuil een inhoud van
10 hl per strekkende meter, hetgeen ten gunste van
de gemeten temperatuur geweest kan zijn.
Nadat gedurende een 4-tal jaren proefnemingen
werden verricht, kan thans omtrent het bewaren
van uien in luchtgekoelde ruimten het volgende
opgemerkt worden. In de eerste plaats vormt de
mogelijkheid in een goed geïsoleerde bewaarplaats
de uien zelfs tijdens een strenge vorstperiode vorst-
vrii te houden een belangrijk voordeel. Een tweede
voordeel is, dat ook bij ongunstige weersomstan
digheden met het verzendklaarmaken kan worden
voortgegaan. Mede in verband met de zeer wissel
vallige afzetmogelijkheden van dit product is het
gewenst steeds aan de bestaande vr lag te voldoen.
De aanvankelijk door verschillende telers geuite
veronderstelling, dat door bewaring in een lucht
gekoelde bewaarplaats de bewaarperiode zou kun
nen worden verlengd, werd door het onderzoek
niet bevestigd.
MECHANISCHE KOELING IN HET
VOORJAAR GEËIST.
Teneinde het uitlopen van de uien in het voor
jaar tegen te gaan is het noodzakelijk, dat na
Januari de temperatuur tot 2° C teruggebracht
wordt. Voor het constant handhaven van deze tem
peratuur is dan ook mechanische koeling vereist.
Immers, de in een luchtgekoelde bewaarplaats te
Gedeeltelijk gevulde cel.
Na het binnenbrengen van de uien, welke evenals
aardappele tot een hoogte van 3 m gehort worden,
dient ter voorkoming van broei de partij eerst goed
drooggeblazen te worden.
Speciaal voor vochtige pa- ijen moet aanvanke
lijk intensief geventileerd worden. Nadat de betref
fende partij aldus voor broei gevrijwaard is, kan
een begin met het verlagen van de temperatuur
gemaakt worden.
Waar aangenomen mag -vorden, dat bij bewaring
tot in het voorjaar de voor uien meest gewenste
bewaartemperatuur ligt van 02° C, dient met
het ventileren te worden oortgegaan ook nadat
de voor aardappelen laagst jelaatbare temperatuur
reeds bereikt is. Afgezien van andere bezwaren
volgt hieruit, dat het geen aanbeveling verdient
uien en aardappelen op te slaan in een ruimte, die
-e -v aXtcUl, aa -l-/> -/
lit 1 H*
-w 'JZ-
S? TlSlt
Het vullen van een cel via schudhor en transporteur.
bereiken temperatuur is geheel afhan
kelijk van de buitentemperatuur. Het
bereiken van de vereiste temperatuur
in deze bewaarplabtsen in het voorjaar
nodig voor het in rusthouden van de uien zal
dan ook slechts zelden mogelijk zijn.
Uit de tot nu toe verkregen resultaten is evenmin
gebleken, dat door bewaring in luchtgekoelde be
waarplaatsen het percentage uitval gunstig beïn
vloed wordt. De voornaamste reden hiervoor is, dat
de verschillende op uien voorkomende schimmels,
zoals o.a. de koprotverwekkende zwam Botrytis
allü zich ook bij de in luchtgekoelde bewaarplaat
sen heersende temperatuur volledig kunnen hand
haven.
Uitgaande van normale partijen zullen de ver
schillen in percentages
leverbare uien tussen in
luchtgekoelde bewaar
plaatsen dan wel in hoop
of ren opgeslagen uien
over het algemeen niet
groot zijn. Een andere
factor, welke evenwel
in veel sterkere mate
pleit voor opslag m
luchtgekoelde gebouwen
is het behouden van een
goede kieur.
De mogelijkheid de
partijen dadelijk na bin
nenkomst droog te bla
zen, alsmede het daarna
handhaven van een be-
rekkelijk lage tempera
uur, voorkomt het op
reden van broei.
EERST GOED
DROOGBLAZEN.
Ten aanzien van de bij
ie bewaring te volgen
vverkwijze volgen hieron
der enkele aanwijzingen.
door eenzelfde ventilator bediend wordt. Een factor
waarmede zowel bij het inbrengen ls bij het u.t-
halen van het product voldoende rekening moet
worden gehouden is het /ermijden van bescnadi-
gingen.
In vele gevallen is de valhoogte van de gebruikte
transporteurs te groot, .erwijl bij het afmaken van
de cel vaak nog te veel over het product gelopen
wordt.
Ter verkrijging van een zo gunstig mogelijke
verdeling van de lucht moet het optreden van stort-
kegels zoveel mogelijk woidtn voo* - nan. In ver
band hiermede moet ook zorggedragen worden, dat
losse vellen, grond, alsmede afwijkende exempla
ren, zoals dikhalzen, vóór het binnenbrengen ver
wijderd worden.
Verder biedt bewaring in luchtgekoelde gebou
wen de mogelijkheid om tot kunstmatig drogen
over te gaan. Reeds geruime tijd is bekend, dat in
Amerika ter bestrijding van het koprot door Prof.
Walker gunstige ervaringen opgedaan zijn met het
kunstmatig drogen van uien. Hierbij werd uitge
gaan van de gedachte, dat naarmate de hals van de
ui sneller inoroogt het moeilijker is voor de schim
mel de bol binnen te dringen. Bij toepassing van
hoop- of renbewaring was het drogen van uien op
practijkschaal echter onuitvoerbaar. Door de komst
van de luchtgekoelde bewaarplaatsen werden ech
ter geheel nieuwe perspectieven geopend.
OOK WARME LUCHT.
Indien beschikt wordt over een verwarmings
bron kan dezelfde ventilator, waarmede koude lucht
doorgeblazen wordt, ook dienst doen voor de aan
voer van warme lucht. Voor het verwarmen van de
buitenlucht wordt gebruik gemaakt van een Prior-
oogstdroger als ook van gasverwarming.
Sinds 1952 worden door het Instituut voor Plan-
tenziektenkundig Onderzoek in samenwerking met
de Stichting Nederlandse Uien-Federatie onderzoe
kingen verricht met betrekking tot de bestrijdings
mogelijkheden van koprot. Uit deze onder leiding
van ir Van Doorn uitgevoerde onderzoekingen is
gebleken, dat de beste resultaten bereikt worden
(Zie verder pag. 8, le kolom.).^