Speurwerk, buiten en binnen
Balder
zomergerst
ZATERDAG 19 NO - EMBER 9 5 5.
76b
VRAAGGESPREK
tussen de heren
Ir. H. Rietberg, Directeur van het Instituut
voor Rationele Suikerproductie te Bergen op
Zoom
en
lr. M. A. Geuze te Poortvliet
op Donderdag 17 November 1955, van
12.50—13.00 uur over Hilversum II.
G.
Wanneer u hoopt, dat we hier sensatie zullen
bezorgen in de zin van Sherlock Holmes oj Ellery
Queen, dan komi u bedrogen uit. Maar toch kunt
u gerust blijven toehoren, want het speurwerk,
waar we het deze middag over zullen hebben, is
zeker te vergelijken met de minutieuze nasporingen,
die ge van detectives uit romans kent.
Het spéélt zich af in het Instituut voor Rationele
Suikerproductie te Bergen op Zoom of op de suiker
bietenakker ergens in Nederland. Het is van groot
belang, want de waarde van de Nederlandse suiker
productie uit bieten beloopt per jaar plm. 300 mil-
lioen gulden en u, Nederlandse luisteraars, consu
meert per jaar gemiddeld meer dan 36 kg suiker.
Vertelt u eens, meneer Rietberg, wat doet u al
zo met uw mensen daar in Bergen op Zoom; ligt
de nadruk bij het werk buiten, dus bij de bieten
teelt, of ligt hij binnen, bij de suiker fabricage
R.
Wel, meneer Geuze, zoals iedere goede speurder
gaan we eerst naar de plaats van het misdrijf, dus
naar de akker. Wij bekijken daar de problemen en
verzamelen het bewijsmateriaal. In ons laborato
rium wordt dan het vraagstuk verder bestudeerd,
en wanneer wij denken de oplossing te hebben ge
vonden, worden, in het veld weer proeven aange
legd, om een en ander te controleren. Blijkt dan
de zaak rond te zijn, dan worden de boeren op de
hoogte gesteld, zodat zij met de nieuwste gegevens
rekening kunnen houden.
G
Die suikerbieten, waarmee u te maken hebt, zijn
niet allemaal gelijksoortig, nietwaar; er zijn toch
grote verschillen, net als bij de mensen
R.
Er zijn inderdaad belangrijke verschillen en wij
kennen dus een groot aantal bietensoorten, als re
sultaat van het kweekwerk in binnen- en buiten
land. Natuurlijk is het zowel voor onze boeren als
voor onze nationale economie van belang, dat hier
te lande alleen die soorten worden verbouwd, die
het beste geschikt zijn voor onze grond en ons
klimaat. Wij hebben dan ook ieder jaar talrijke
proefvelden, waarop allerlei soorten worden ver
geleken, om daaruit dan die te kunnen kiezen, die
voor ons land bruikbaar zijn.
G.
De laatste jaren horen wij ook over polyploïde
rassen spreken, dat zijn toch reuzensoorten, popu
lair uitgedrukt Hebben deze reuzensoorten wer
kelijk waarde voor de practijk, uws inziens
R.
Uw vraag doet me een beetje denken aan de
sprookjes uit onze kinderjaren. Er zijn heus nog
geen bieten, waarvan er maar één in een kruiwagen
kan. Maar toch is er wel wat nieuws aan de hand.
Bietenkweken is een moeizaam en kostbaar werk
en het ging er op lijken, dat wij weinig meer voor -
uit kwamen. Er is echter een methode ontdekt,
waarbij planten met een bepaalde stof, gewonnen
uit de herfsttijloos, werden behandeld en dan na
komelingen leverden, die groter en beter waren dan
de ouders. Ook bij de bieten werd dit toegepast
en de resultaten zijn volgens onze proeven zeker
interessant, daar zowel het gewicht van de biet
als het suikergehalte toenam. Ook in de practijk
werden deze nieuwe soorten al beproefd en naar
wat ik zo van de boeren hoor, is men er niet on
tevreden over, al is het dan misschien niet zó fan
tastisch als sommigen hebben gedacht, toen zij over
reuzensoorten hoorden praten.
G.
De bieten lijden net als de mensen aan allerlei
ziekten. Wat doet u zoal voor de gezondmaking?
(Advertentie.)
C.B. RASSEN ZIJN OOGSTZEKERE RASSEN.
v I
dé brouwgerst.
R.
Helaas zijn er heel wat kwalen, die de biet be
dreigen, maar gelukkig hebben onze bietendokters,
de specialisten voor bietenziekten, er al verschillen
de onder de knie gekregen. Een gevaarlijke ziekte
bij onze bieten is de vergelingsziekte, die zeer be
smettelijk is, daar ze wordt overgedragen door blad
luizen, die van de ene plant naar de andere vliegen.
De laatste jaren zijn er echter bestrijdingsmiddelen
aan de markt gekomen, waarmee wij deze ziekte
die grote opbrengstvérliezen geven kan, binnen de
perken kunnen houden.
De allergevaarlijkste vijand van onze bieten is
wel het bietenaaltje, in de wandeling bietenmoeheid
genoemd. Dit aaltje is een soort wormpje, niet
groter dan IVz mm, het leeft in de grond en tast
de wortels van de bieten aan, met als gevolg: ver
welking van de plant bij droog, zonnig weer en
grote schade aan de opbrengst.
G.
En wilt u ook eens vertellen, wat u ter bestrij
ding van die aantasting doet
R.
Deze parasieten werkelijk vernietigen in de
grond, kunnen wij jammer genoeg niet. Ze zitten
namelijk goed beschermd, soms met enige honder
den bij elkaar binnen een klein bolletje met een
harde wand, dat wij cycte noemen. Zo'n cyste is
niet groter dan een speldeknop en de aaltjes blijven
daar veilig in totdat er bieten op zo'n akker ver
bouwd worden. De bietenwortel scheidt stoffen af,
die de aaltjes prikkelen hun veilig omhulsel te
verlaten en de bietenwortel aan te vallen. Allerlei
middelen zijn door ons beproefd om die aaltjes in
de grond te dóden, maar zonder resultaat; ze zitten
te goed beschermd. Toch moet de Nederlandse boer
suikerbieten kunnen blijven telen, ook op die be
smette grond. Gelukkig is daar een oplossing voor
gevonden. Wanneer men namelijk enige jaren op
zo'n veld geen bieten teelt, gaan de aaltjes dooi
uithongering ten gronde. Alleen is nu de vraag
voor de boer, hoe lang die hongerkuur moet worden
voortgezet. Het antwoord hierop kunnen wij geven
door in monsters van de besmette grond te onder
zoeken, hoeveel aaltjes er in zitten, en dan de boer
advies te geven over de wachtperiode.
G.
En nu zou ik willen weten, hoeveel boeren u
rechtstreeks met deze adviezen bereikt, dus hoeveel
monsters onderzoekt uw instituut nu jaarlijks op
het voorkomen van dit aaltje
R.
Wij onderzoeken in het winterseizoen ongeveer
8000 monsters, die afkomstig zijn van ruim 3000
boeren, waarvan er velen jaarlijks met monsters
terugkomen.
Volledig genezen kunnen we de kwaal op deze
wijze natuurlijk niet, maar wél wordt grote schade
voorkomen. Eigenlijk lijkt dit systeem van onder
zoek wel wat op doorlichting op grote schaal, zoals
die bij de mens wordt toegepast.
G.
Denkt u, dat er in de toekomst nog andere be
strijdingsmogelijkheden voor deze ziekte zullen
zijn
R.
Het onderzoek gaat nog steeds verder. Ik zei
u al, dat de bietenwortel stoffen afscheidt, die de
aaltjes tot activiteit prikkelen. Nu hebben wij enige
andere planten gevonden, die hetzelfde doen, maar
waarop de aaltjes niet kunnen leven. Verbouwen
we zo'n plant, dan verlaten de aaltjes wel hun om
hulsel, maar ze vinden geen voedselplant en gaan
ten gronde. Dit lijkt ons een aanlokkelijke methode
en wij zijn bezig met proeven, om na te gaan, of
dit ook in de practijk uit te voeren is.
G.
We hebben nu verschillende dingen gehoord, die
vooral in het veld zich afspelen, maar u bekijkt
immers niet alleen de bietenopbrengst, maar ook
de kwaliteit van de bieten voor de fabricage
R.
Natuurlijk, want wél zien wij graag veel suiker
in de biet, maar in de fabriek moet daarvan ook
zoveel mogelijk zuivere, witte suiker in de zak ko
men. Behalve suiker zitten er echter in de biet
vele andere stoffen, waarvan sommige bij de fa
bricage hinderlijk zijn. Daarom moeten in ons la
boratorium honderdduizenden bieten nauwkeurig
onderzocht worden op suiker en andere bestand
delen. Dit is een hele opgave, maar gelukkig komt
de ontwikkeling van de wetenschap ons hier te
hulp. Zoals een detectieve in een roman uit één
draadje soms veel afleidt, kunnen wij nu in één
druppel bietensap enige tientallen stoffen bepalen.
Op het eerste gezicht gaat dit werkelijk op alchemie
lijken.
G.
Juist, dat is de papier chromatogr af ie, meen ik.
DE VERBANDTROMMEL OP ONZE
LAND- -EN TUINBOUWBEDRIJVEN
Uit het jaarverslag over 1951 van de Onderafde
ling Zeeland van de Centrale Land- en Tuinbouw
Onderlinge blijkt, dat het aantal ingekomen onge-
Mplsaangiften in verhouding tot bet voorafgaande
boekjaar is gestegen met 21
Van het aantal ingekomen ongevaisaangiften
had 16 betrekking op gevallen, waarin alleen
vergoeding voor geneeskundige behandeling werd
gevraagd, gevallen dus waarbij de getroffenen het
werk niet moesten staken, bij 70 der gevallen
duurde de arbeidsongeschiktheid niet langer dan 6
weken, terwijl 5 van de gevallen een arbeids
ongeschiktheid te zien gaf van meer dan 6 weken.
De gevolgen van een ongeval kunnen van geringe,
maar ook van een zeer grote betekenis zijn. Dit
laatste spreekt duidelijk wanneer de getroffene een
blijvend letsel overhoudt of in het allerongunstig
ste geval, tengevolge van het bekomen letsel en de
eventuele gevolgen, komt te overlijden.
Wanneer het letsel aanvankelijk onbeduidend
schijnt, kunnen de gevolgen toch zeer ernstig zijn.
Dit komt uog wel eens tot uitdrukking bij een
infectie na een lichte verwonding.
Van grote betekenis is daarom dat elke verwon
ding, hoe gering ook, direct op de juiste wijze wordt
behandeld.
In eerder vermeld verslag komt tot uitdrukking,
dat bij 10 der aangegeven ongevallen sprake was
van infectie na een verwonding. Aangenomen mag
worden, dat de meeste dezer gevallen lichte ver
wondingen waren, waaraan aanvankelijk geen aan
dacht werd besteed.
Waarschijnlijk is, dat bij een directe en juiste
wondbehandeling bij vele dez-^r gevallen infectie
voorkomen had kunnen worden.
Mede naar aanleiding daarvan willen wij nog
eens wijzen op de voorschriften van het Landbouw-
veiligheidsbesluit o.a. hierop neerkomende, dat op
de bedrijven een verbandtrommel aanwezig moet
zijn. Iedere w.g. dient dus na te gaan of hij aan
dit voorschrift heeft wide an en zo neen, dan als
nog ten spoedigste voor aanschaffing van een ver
bandtrommel zorg te dragen. Het niet aanwezig
zijn van een dergelijke trommel is n.l. strafbaar.
Nu is het aanwezig zijn van een verbandtromniel
op zichzelf natuurlijk niet afdoende. Men moet hier
van ook een practisch gebruik maken. Aan te beve
len zou wellicht zijn, de werknemers van tijd tot tijd
op de aanwezigheid van de verbandtromc-.el te wij
zen en steeds na te gaan of hiervan een daadwer
kelijk gebruik wordt gemaakt.
Elke werkgever zal, gezien de personeelsbezetting
en de ligging van zijn percelen grond ten opzichte
van de bedrijfsgebouwen verder dienen r.a te gaan,
welke maatregeleen hij kan treffen om toch, in
dien nodig, een directe wondbehandei.ng te reali
seren.
Een dezer dagen deelde een w.g. met wie wij een
en ander bespraken mede, dat hij ieder personeels
lid een kokertje jodiumtinctuur heeft gegeven,
wat ze ook steeds bij zich hebben, zodat na een
kleine verwonding direct de wond met jodium
behandeld kan worden. Vclgens deze w.g. werkt dit
prima en de werkgevers zien het belang hiervan
zelf zeer goed in.
O.i. een goed voorbeeld he /elk de werkgevers
en werknemers, die aan een snelle en juiste wond
behandeling nog te weinig aandacht besteden, ter
overweging wordt aanbevolen.
Ook ten opzichte van bedrijfsongevallen en hun
gevolgen geldt: „beter voorkomen dan genezen".
M. A. VAN LIERE.
Inderdaad.
R.
G.
Verkrijgbaar bij de plaatselijke landbouw-
verenigingen.
Zou ik nog een practische en actuele vraag
mogen stellen, die vooral ook alle bieten- en suiker
mensen zal interesseren Waaraan schrijft u het
lage suikergehalte van de bieten dit jaar toe
R.
Het suikergehalte van de bieten in Nederland
is de laatste jaren door verschillende oorzaken
achteruit gelopen, maar na de mooie zomer van
1955 is het gehalte wel heel erg teleurstellend. Naar
mijn mening ligt dat aan de nachttemperaturen
van dit najaar. Om veel suiker in de biet te
krijgen, moet na half September de temperatuur
's nachts beneden 8 graden C liggen. Daar is dit
jaar niet veel van gekomen en onze bieten, die
toch al onrijp waren, omdat de groei laat was ge
start, kregen geen kans om een gehoorlijk gehalte
op te bouwen.
G.
Nu nog een laatste vraag: Wie zijn uw opdracht
gevers en wie betaalt het werk van uw instituut
R.
Onze opdrachtgevers zijn de gezamenlijke Ne-
derlanse suikerfabrikanten, dus de Centrale Suiker
Maatschappij, die bijna 40 °/o van de bieten ver
werkt en de coöperatieve fabrieken, die ruim 60
verwerken. Deze fabrieken betalen samen ook alle
kosten van ons onderzoek. De structuur van de
Nederlandse suikerindustrie brengt met zich mee,
dat ook de Nederlandse boer rechtstreeks bij ons
werk betrokken is.
G.
U hebt nu wel bemerkt, dat hier inderdaad van
speurwerk sprake is. Speurwerk, niet alleen van
belang voor de boer en de suikerindustrie, maar ook
voor de Nederlandse volkswelvaart in het algemeen.