VERVOLG NOTULEN
HOOFDBESTUURSVERGADERING
Monopölieheffingen en
Landbouwpolitiek.
ZATERDAG 19 NOVEMBER 195 5.
763
De Vooratter vraagt of deze ook voor andere ge
bieden geldt.
De heer Post antwoordt, dat dit nader kan wor
den bezien.
De heer Dorst zegt, dat hier enig misverstand is,
daar bedoeld wordt het grasland waarvan de zode
is gebleven, doch waarvoor geen vergoeding wordt
gegeven. Deze kwestie moet in zijn geheel opnieuw
bekeken worden.
De heer Post zegt, dat het dus gevallen betreft
van grasland, waarvan de herverkavelingscommis
sie niet-inzaaien heeft gelast.
Uitvoerig wordt hierna gesproken over de elec-
triciteitsvoorziening, waarbij de heer Scheele wijst
op degenen, die met nood-aggregaten werken en
nodig voorlichting behoeven.
De heer Geluk meent te mogen constateren, dat
het beleid van de P. Z. E. M. in deze materie bepa
lend is. Men kan zich afvragen of dit een sociaal
beleid genoemd mag worden.
De Voorzitter acht de industrie ten aanzien van
electriciteitsvoorziening bevoorrecht boven de
landbouw.
De heer Post adviseert te strijden voor een bij
drage uit het fonds onrendabele gebieden.
Besloten wordt deze kwestie nader te bezien en
onder de aandacht van de betrokken provinciale
instanties te brengen.
TUINBOUW.
De heer Dekker deelt mede, dat er over de tuin
bouw weinig bijzonderheden zijn mede te delen. De
afzet van fruit verloopt uitstekend, terwijl de prij
zen zeer goed te noemen zijn.
De Voorzitter maakt de heer Dekker er opmer k
zaam op, dat voor de te houden Tuinbouwmiddag de
vroegere tuinbouwconsulent in Zeeland, Ir Van
Soest, misschien uitgenodigd zou kunnen worden
om een lezing te houden over zijn bezoek aan
Italië.
De heer Dekker zegt toe met deze suggestie re
kening te zullen houden.
WERKGEVERS AANGELEGENHEDEN.
De heer Koster deelt mede, dat de C. A. O.
voor 1955^1956 afgesloten werd zonder belangrijke
wijzigingen. Van werknemerszijde wilde men dras
tische verhogingen van de lonen, omdat men meen
de, dat er een achterstand was in de lonen van de
landarbeiders t.o.v. de lonen in de andere bedrijfs
takken. De werkgevers hebben toen voorgesteld
een commissie in het leven te roepen, die een en
ander zou bestuderen. Deze „commissie loonver-
houdingen" heeft in haar onlangs verschenen rap
port een achterstand van 4 a 4 Yz cent voor de losse
arbeiders geconstateerd. Volgens spreker geldt dit
echter niet voor de losse arbeiders in het Z. W.-zee-
kleigebied, daar de losse arbeiders hier, in tegen
stelling met het Noorden van ons land, zeer veel
of dikwijls uitsluitend in accoord werken.
De commissie stelde t.o.v. de accoordtarieven
vas., dat deze in de landbouw hoog zijn. Na be-
besprekingen in de Hoofdafdeling Sociale Zaken
is men tot overeenstemming gekomen op basis van
een verhoging voor losse arbeiders van 3Vz cent
per uur en voor vaste arbeiders van 5 cent per uur.
Daar tevens overeengekomen werd de W. en W.-
toeslag in het uurloon op te nemen, zal het uur
loon voor losse arbeiders 1,11 en dat voor vaste
arbeiders 1,14 worden. Wanneer we de tarief-
dervingstoeslag voor vaste arbeiders hierbij op
tellen, komen we voor deze categorie op 1,19 per
uur.
Daar deze overeenkomst nog moet worden goed
gekeurd door het College van Rijksbemiddelaars,
zal de nieuwe regeling pas de Maandag volgende
op de goedkeuring, in werking treden.
De werkkgevers stonden met hun terughoudend
heid sterk, omdat de Regering zich voorgenomen
had, met het oog op de nog volgende huurverho
ging en oudedagsvoorziening, aan de lonen niets
te veranderen.
Onder druk van de werknemers heeft de Re
gering echter wel toezeggingen moeten doen voor
verbetering van de secundaire arbeidsvoorwaarden.
Toegestaan werd bij het ingaan van een nieuwe
C. A. O. de vacantietoeslag te verhogen en de va-
cntieduur te verlengen.
Spreker is niet gerust in verband met de te ver
wachten ontwikkelingen op dit gebied.
De Tuinbouw-C. A. O. is nog steeds niet goedge
keurd, zodat we het nog met de oude regeling
moeten stellen.
Naar de mening van de heer Koster liggen de
betaalde lonen dit jaar niet op een even hoog
niveau als het vorig jaar, hoewel er practisch overal
wel meer betaald zal zijn dan het C. A. O.-loon.
Spreker acht het mogelijk, dat in de komende win
ter niet méér dan het C. A. O.-loon behoeft betaald
te worden.
De Voorzitter is verheugd, dat de heer Koster
zich in deze zeer ingewikkelde materie zo heeft
verdiept. Spreker zegt, dat het noodzakelijk is, dat
we voor deze problemen over specialisten beschik
ken, die een en ander voldoende kunnen overzien.
De zuigkracht vanuit de industrie is momenteel
zeer sterk, zodat we daar terdege rekening mede
moeten houden. Wanneer we de voorgestelde
loonsverhoging goedgekeurd krijgen, bestaat er,
volgens spreker, een gerede kans, dat deze hogere
lonen ook doorberekend zullen worden.
De heer Krepel is van mening, dat het uurloon
in Schouwen-Duiveland wel niet beneden 1,34 per
uur zal dalen.
De Voorzitter geeft toe, dat het in de herverka-
velingsgebieden erg moeilijk ligt.
De heer Krepel vraagt vervolgens of bekend is
welk doel wordt nagestreefd met de controle van
de betaalde lonen, die momenteel wordt uitge
voerd.
De Voorzitter zegt, dat naar zijn mening, dit zui
ver informatief is en dat hier geen gevolgen van
zijn te verwachten.
De heer Koster deelt vervolgens nog mede, dat
de werknemers erin hebben toegestemd uit te gaan
van de loonrichtlijnen, gegeven door het College
van Rijksbemiddelaars. Was daarentegen gebruik
gemaakt van het werkclassificatierapport, dan zou
den de loonsverhogingen veel groter geweest zijn.
De Hoofdafdeling Sociale Zaken wil het toekom
stige loonbeleid in de landbouw weer in studie ne
men, waarbij het K. N. L. C. zich verzet heeft tegen
de taakomschrijving van de in te stellen commissie.
Naar de mening van het K. N. L. C. dient vooral
nagegaan te worden welke waarde moet worden
toegekend aan het rapport-Berenschot over de
werkclassificatie, daar zij hierin weinig vertrou
wen heeft.
De Voorzitter vraagt of het bedrijfspensioen en
het vacantiefonds nu bij de B. V. A. B. zullen wor
den ondergebracht.
De heer Koster zegt, dat het K. N. L. C. op het
standpunt staat, dat een unificatie tussen deze
twee fondsen en de B. V. A. B. noodzakelijk is;
hierbij moeten dus de fondsen niet ondergebracht
worden bij het Landbouwschap.
LANDBOUW- EN LANDBOUWHUISHOUD-
ONDERWIJS.
De benoemingen van personen bij het onderwijs
worden alle door de vergadering goedgekeurd. Ook
de nota over de stand van zaken inzake de bouw
van de verschillende scholen wordt goedgekeurd.
De Voorzitter deelt hierbij nog mede, dat op 22
November a.s. door het Dagelijks Bestuur en de
Commissie voor het Landbouwhuishoudonderwijs
een rondgang langs de drie Zuidelijke landbouw-
huishoudscholen gemaakt zal worden.
Tevens wordt nog goedgekeurd de besluitenlijst
van de laatste vergadering van de Commissie voor
het Landbouwhuishoudonderwijs.
Tenslotte zegt de Voorzitter dat het Dagelijks Be
stuur besloten heeft een commissie voor het Land
bouwonderwijs in te stellen in verband met de op
handen zijnde vernieuwing van het leerplan en ae
invoering van het 9e leerjaar.
Dit laatste zal wellicht nog wel even op zich laten
wachten, daar de financiële consequenties niet ge
ring zijn. De vergadering kan zich met de instelling
accoord verklaren.
VERZEKERINGSZAKEN.
Het overzicht van de activiteiten van de Z. L. M.
op het gebied van verzekeringszaken wordt dooi
de vergadering met instemming ontvangen, terwijl
de Secretaris nog mededeelt, dat er over de regeling
van de wettelijke aansprakelijkheid besprekingen
aan de gang zijn tussen de C. L. T. en enkele
Landbouwmaatschappijen. De C. L. T. O. is ver
plicht om de bij haar lopende verzekeringen in de
toekomst af te stoten, waarna deze gewoon zouden
kunnen overgaan.
Momenteel wordt gewerkt aan een concept- re
glement voor ueze verzekering.
BESLUITENLIJST D. B. VERGADERINGEN.
Dr Ir C. W. C. van Beekom merkt naar aanlei
ding hiervan op, dat naar zijn mening vergeten is
te vermelden dat de heer H. J. van de -iande te
Oosterland tevens benoemd is als vertegenwoordi
ger van de Z. L. M. in het Onderzoek Centrum.
Nadat deze aanvulling is aangebracht, verklaart
de vergadering zich accoord met deze besluitenlijst.
INGEKOMEN STUKKEN.
Van de Grondkamer is een schrijven ontvangen,
waarin verzocht wordt een aanbeveling van twee
personen op te maken voor het benoemen van een
taxateur, behalve voor de districten Oost Zuid-Be
land, West Zuid-Beveland, Tholen en St Philips-
land, waar reeds twee taxateurs werkzaam zijn.
De Grondkamer is niet genegen het aantal leden
uit te breiden.
Besloten werd echter, dat in alle districten een
taxateur zal worden benoemd, waarvoor door de
organisaties voordrachten opgesteld kunnen wor
den. De bedoeling is, om voor alle overdrachten
van land en bij vestiging, wijziging, verlenging of
overdracht van een zakelijk recht op land, bedoeld
in artiekel 3 onder a. en b. van de Wet op de ver
vreemding van landbouwgronden, de taxatie te la
ten geschieden door twee taxateurs, mits de bedon
gen tegenprestatie meer dan 10.000 bedraagt. Ook
bij het vaststellen van de pachtwaarde en de ver
koopwaarde van alle hofsteden zal de taxatie door
twee taxateurs verricht worden.
Het voornemen bestaat, dat zodra de heer Phi-
lipse aftreedt, een lid uit Tholen en St. Philipsland
zal worden aangewezen. In Walcheren zal van de
zijde van de C. B. T. B. een opvolger worden aan
gewezen voor de heer Geschiere.
Tijdens de hedenmorgen gehouden D. B.-vergade-
ring werd door de heer Dekker medegedeeld, dat
bij de zetelverdeling niet aan alle verlangens van
de Kringen kan worden voldaan. Voor Walcheren
zal de te benoemen taxateur iemand van de Z. L. M.
dienen te zijn.
Voor taxateurs zal in 't vervolg een leeftijds-
Er zijn bepaalde onderdelen van de landbouw
politiek die steeds wrijfpunten zullen blijven. We
mogen de monopolieheffingen daar zeker toe reke
nen, die enige jaren een punt van bespreking met
de Minister uitmaken.
Men kan niet ontkennen dat het huidige systeem
z'n bezwaren heeft i.v.m. speculaties, al zijn de
mogelijkheden daartoe dan ook beperkt, nu het af
sluiten van overeenkomsten aan banden gelegd is.
De Minister van landbouw heeft gezien deze
bezwaren gemeend een nieuw systeem te moeten
voorstellen, dat werkt met één heffing voor alle
granen, die eens per jaar wordt vastgesteld.
Tot nog toe werd bij het vaststellen van een
monopolieheffing nagegaan hóéveel de importprijs
ligt beneden de Nederlandse kostprijs. Het verschil
tussen deze twee prijzen werd dan bij import als
monopolieheffing opgelegd.
Het nu voorgestelde systeem gaat dus uit van
een gemiddelde kostprijs voor alle granen, waarbij
ook een monopolieheffing wordt vastgesteld die als
een gemiddelde beschouwd moet worden.
Intussen is de meningsvorming op gang geko
men. Het blad „De Landbode" heeft de goede ge
dachte gehad, de verschillende belanghebbende
groepen handel, industrie, veehouderij en akker
bouw te vragen naar hun oordeel over deze zaak.
Aan deze artikelen, die in de reeks „Wat zegt u
er van" verschenen, ontlenen we dan ook onze
gegevens.
o
Men kan het standpunt van de handel aldus
weergeven. Juist door de monopolieheffingen wordt
momenteel niet steeds het goedkoopste graan in
het buitenland aangekocht, omdat dit goedkoopste
door de heffing in Nederland weer het duurste kan
worden.
Wanneer er een uniforme heffing komt, vervalt
dit bezwaar, zodat dan de buitenlandse verhoudin
gen meer op de Nederlandse markt tot uiting gaan
komen.
Toch kunnen zich ook dan nog merkwaardige
reacties voordoen, omdat een daling of stijging van
de buitenlandse prijs van één graan, gevolgen kan
hebben voor d^hoogte van de heffing en dus ook
voor de prijs van de andere granen in Nederldnd.
De kans op slechte praktijken is daardoor groter,
omdat men kan gaan speculeren op een lage heffing.
Ook de verwerkers zijn voor het nieuwe idee
van de minister niet zo erg enthousiast, vooral
wanneer de producten geëxporteerd moeten worden
en niet voldoende restituties tegenover de heffingen
gezet kunnen worden. In feite past in de huidige
situatie zo zegt men in deze kringen geen
beperking meer, al is men er anderzijds ook van
overtuigd, dat de huidige monopolieheffingen voor
de handel de risico's beperken en een bodem in de
markt leggen.
In de veehouderijsector heeft men lang moeten
strijden om de gerechtvaardigde compensatie van
de monopolieheffingen bij de export verwezenlijkt
te krijgen.
Het voordeel van het nieuwe systeem zou ge
legen zijn in het doorwerken zij het dan op wat
hoger niveau van de buitenlandse prijsverhou
dingen, waardoor goedkope granen gebruikt kun
nen worden. Doch in de praktijk blijft men zitten
met de moeilijkheid dat vervanging door andere
graansoorten in de regel heel moeilijk is. En bij
schaars aanbod zal er van die goedkoopte toch ook
maar weinig terechtkomen.
Het standpunt van de akkerbouwsector mag in
Zeeland zwaar wegen. In deze sector ziet men de
monopolieheffingen als een sluis die aan de ene
kant de prijs van de granen op kostprijs stabiliseert
en anderzijds toch ook handel en industrie in de
gelegenheid stelt te concurreren.
Bij een vaste heffing zou de prijs van de buiten
landse granen richting kunnen geven aan de pro
ductie in Nederland, al staat daar tegenover dat
niet alle grondsoorten zich voor deze aanpassing
lenen.
Een belangrijke vraag is tenslotte of in bepaalde
gevallen, waarin de productieprijs niet gedekt
wordt, geen toeslag per ha gegeven zal moeten
worden, ook wanneer gemiddeld voor alle granen
deze productieprijs wel gehaald wordt.
o
De moeilijkheden en mogelijkheden die van het
door de Minister voorgestelde systeem het gevolg
kunnen zijn, zijn hierboven in het kort weergege
ven. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat geen
der partijen het voorstel als het ei van Columbus
begroet, ook al ziet men de bezwaren die het hui
dige systeem aankleven heel goed in.
Vooral de landbouw zal de consequenties van
dit systeem goed moeten overwegen en niet in zee
moeten gaan met iets nieuws dat handel en in
dustrie een grotere vrijheid geeft, wanneer daar
tegenover staat dat de bestaansmogelijkheid van
de bedrijven wordt aangetast.
Tenslotte is een vraag of de tarwe ook onder
de 4 granen moet komen te vallen. We veronder
stellen dat de Nederlandse boer er weinig voor zal
gevoelen, de tarwe als basisproduct te laten vallen
en de tarweregeling de vaste prijs te laten vervallen.
Zo zijn er nog meer onzekerheden rondom dit
voorstel, die een definitieve beoordeling onmogelijk
maken en tot waakzaamheid manen. B.