DE MELKPRIJS VOOR HET JAAR 1955/'56. Een moeilijke keuze. ZATERDAG 5 NOVEMBER 195 5. 731 NAAST VERSCHIL IN DE BODEMVRUCHTBAARHEID MEER EN MEER EEN VRAAGSTUK VAN DE ARBEIDSBELONING IN DE LANDBOUW "TIE dagbladen hebben al laten weten, dat de eerste weken geen beslissing over de vaststelling van de melkprijs voor het komende melkprijsjaar te wachten is, ondanks het feit dat dit melkprijsjaar per 1 November ingegaan is. Het Landbouwschap heeft de Minister nog geen advies gegeven en het is voor ons de vraag of het nog zo ver zal komen, in verband met de vele voorstellen en denkbeelden, die de ronde doen en die het opstellen van een landelijk voorstel wel uiterst moeilijk maken. We hoeven in dit verband alleen maar te denken aan het Drentse standpunt, dat door het voor stel om te komen tot twee garantieprijzen voor velen maar moeilijk aanvaardbaar zal zijn. Bovendien is het Landbouwschap het vorige jaar ook al minder gelukkig geweest met het voor stel om voor de eerste 16.000 kg melk meer te betalen dan voor de rest, daar dit vooral ook in de praktijk tot vreemde consequenties zou voeren. Dit uitblijven van een advies is ook het gevolg geweest van het ontbreken van voldoende ge gevens, doordat het L.E.I. nog geen kostprijs voor het nieuwe melkprijsjaar had uitgerekend aan de hand van de gegevens over het afgelopen jaar en de vooruitzichten voor het nieuwe. Nu de vorige week de bedoelde rapporten verschenen zijn, kan het overleg beginnen. De taak van het L.E.I. is verder afgelopen, daar dit lichaam zich alleen bezig houdt met de berekeningen van de kostprijzen in de verschillende gebieden, terwijl de beleidsinstellingen nu met deze cijfers gaan werken om er conclusies t.a.v. het prijsbeleid uit te trekken. Laten we hopen, dat de Nederlandse landbouwer er alsnog in zal slagen een eensgezind stand punt naar voren te brengen. Stijging van de kostprijs Nadere analyse Het vorige jaar was vooral het verschil in Gaat men de cijfers van de rapporten wat kostprijs tussen de weidegebieden en de zandge- nader analyseren, dan blijkt dat de arbeidskosten bieden met de gemengde bedrijven van grote be- nie* alleen een groot bedrag per ha vertegenwoor- tekenis, daar deze kostprijzen resp. 20,90 en Jigen, doch ook de opstellers veel moeilijkheden 24,80 ct. per kg melk met 3.7 vet bedroegen. hebben gegeven. i- j i ,icn In de zandgebieden tracht men de arbeidsover- de kostpnjzen resp. op 21,60 ct. schotten op de bedrijven zoveel mogelijk uit te en 24,90 ct., zodat het verschil iets kleiner ge- schakelen, door bedrijven uit te zoeken, waar worden is, al zijn beide kostprijzen wat gestegen. volgens normale begrippen geen aanwijsbare ar- De landelijk gewogen gemiddelde kostprijs steeg beidsoverschotten bestaan. Verder wordt bij de daardoor van 22.85 ct tct 23.25 ct. per kg melk. berekening uitgegaan van normen voor het aan- Hier moet nog bij worden aangetekend dat de tal uren, die lager zijn dan die welke voor de werkelijke kostprijs, die eerst later kan worden toetsing van de bedrijven worden gebruikt, vastgesteld, kan afwijken van deze voorcalculatie. Zó kan men dus zeker niet zeggen dat deze Dat is vooral het afgelopen melkprijsjaar zo ge- berekeningen beloningen voor onproductieve uren weest, door de slechte weersomstandigheden, die bevatten. overigens weer tot gevolg hebben gehad dat bij Bij de weide bedrijven volgt men een andere de nieuwe berekeningen met een dergelijk uit- methode, door eerst uit te gaan van de loonboek- zonderlijk slecht jaar rekening gehouden is. Toch houding. Door het gebrek aan arbeidskrachten valt het op, dat gemiddeld over een reeks van ziet men echter dat de werkelijk betaalde kosten jaren beide kostprijzen niet veel uiteenlopen. achterblijven bij het z.g. standaardloon en dat Indien de regering dezelfde berekening zou er een verschuiving gaande is naar de gezins- toepassen als het vorige jaar, zou dit betekenen arbeid. Daarom heeft het L. E. I. een aantal over- dat de kostprijs van het zand eerst verminderd uren voor het gezin in rekening gebracht tegen moet worden met een zeker bedrag dat men 150 van het geldende C. A. O.-loon. zou kunnen betitelen als een relatief te hoge pacht Nu is er bij het standaardloon, dat op deze van de zandgebieden wegens mindere bodem- weidebedrijven betaald mag worden, nog niet vruchtbaarheid om dan een landelijk gemid- voldoende rekening gehouden met de sterk toe- melde vast te stellen. genomen mechanisatie op deze bedrijven, waar- Het vorig jaar werd zodoende de algemene door het aantal benodigde uren daalt. Toch is dit garantieprijs vastgesteld op 22 cent per kg, terwijl verschijnsel opmerkelijk, omdat het loon van de de zandgebieden de eerst bij de berekening toe- weidebedrijven 20 beneden het standaardloon gepaste aftrek wegens ongunstige productie-om- ligt en dat van de gemengde zandbedrijven, on- standigheden van 1.7 ct per kg, later weer als een danks alle beperkingen, er nog altijd 10 boven, toeslag kregen uitgekeerd. Zodat dus voor de Een gevolg hiervan is weer, dat in de weide- zandgebieden in feite een garantieprijs van 23.7 ct. gebieden door dit arbeidstekort geen productie- gold. verhoging door intensivering kon worden toege- Zou men dit jaar weer tot dezelfde oerekening past, waardoor kostprijsverlaging niet mogelijk overgaan en veronderstellen we even dat het bleek. In tegenstelling daartoe was dit op ver- verscliil van bodemvruchtbaarheid dat niet in de schillende zandbedrijven wel mogelijk, pachtprijs tot uitdrukking komt weer 1,7 ct. per Zodoende kan men in deze arbeidsfactor een kg is dan zou dit betekenen dat de algemene reden zien waarom de kostprijzen weer wat naar garantieprijs inplaats van 22 cent, 22,45 ct. zou elkaar zijn toegegroeid. Het verschil tussen deze worden en dat de zandgebieden met de toeslag gebieden is overigens niet a'lleen te verklaren uit komen tot een garantieprijs van 24,15 ct. per kg. een oogpunt van grondsoort. Als men ziet dat de Men begrijpt echter wel, dat we dit alleen even weidebedrijven allen groter zijn dan 15 ha en de uitrekenen als een vergelijking met het voor- gemengde bedrijven allen kleiner dan 13 ha, gaat gaande jaar en niet omdat we over dit systeem, men een belangrijke rol bij het ontstaan van de dat in wezen een tweeprijzensysteem is, nu zo verschillen aan de bedrijfsgrootte toeschrijven, enthousiast zijn. Wellicht komen we hier later nog eens op terug. B. GENORMALISEERDE KOSTPRIJS PER 100 KG MELK OP BASIS VAN 3,7 VETGEHALTE Weidebedrijven Nov. '55 1 Nov. '54 1 Nov. '56 Tnov. '55 het kleiweidegebied in Friesland 19,90 19,20 het veen weidegebied in Friesland 22.40 21.90 het kleiweidegebied in Noord-Holland 19^50 18,50 het veenweidegebied in Noord-Holland ten noorden van het IJ22,50 j, 2L20 het weidegebied in Noord-Holland ten zuid-oosten van Amsterdam 22,50 20.30 het noord-westelijk weidegebied in Utrecht en Eemland 23.20 „22,10 het weidegebied in Rijnland, Delf- en Schieland 22.00 22.30 het weidegebied in de Alblasserwaard 23,70 24,50 Gemengde bedrijven op zandgrond het zandgebied (De Wouden) in Friesland 24,50 23,90 het zandgebied in Drente 25,30 „24^30 het zandgebied in Overijsel 26,00 25^90 het zandgebied in de Graafschap Zutphen 23,90 23^80 het zandgebied van Oost- en Midden-Noord-Brabant: bedrijven van 7—10 ha 25,00 „25,70 bedrijven van 1015 ha ,24,80 „26,00 Deze kostprijzen zijn berekend voor normale verhoudingen en bij prijzen, zoals die thans gelden of met redelijke zekerheid voor de periode November 1955—1956 mogen worden verwacht. Bij de vraag, welke hoeveelheden kosten en opbrengsten als normaal moeten worden beschouwd, zijn de boekhoudresulta- ten van de laatste jaren inaanmerking genomen. Hierbij is rekening gehouden met de technische en economische ontwikkeling, zoals die thans kan worden waargenomen. De invloed van gunstige of ongun stige weersomstandigheden is zoveel mogelijk uitgeschakeld. De gegvens voor de berekening zijn ontleend aan bedrijven, welke produceren onder gemiddelde pro- duktieomstandigheden, zoals die in de onderhavige gebieden worden aangetroffen. Hiertoe kunnen o.a. worden gerekend: de bedrijfsgrootte, de kwaliteit van de grond, de watervoorziening en de verkaveling. Alleen die bedrijven zijn in het onderzoek betrokken, waarvan de bedrijfsleiding als vakkundig kan wor den beschouwd. Bij de keuze van de bedrijven is hierover het oordeel gevraagd van plaatselijke des kundigen uit de kringen van de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst en de landbouworganisaties. Het beeld van de kostprijzen in de verschillende gebieden voor het komende jaar vertoont slechts kleine afwijkingen met dat van het afgelopen jaar. Op de Z. A. R. -dag werden we de vorige week weer eens geconfronteerd met het probleem van de boerenzoon die in Nederland geen bedrijf kan krij gen. En wel door de lezing van Ce heer Dijkhuis, die in zijn verhaal over de landbouw in Suriname ook nog aandacht schonk aan de polderontgin ningen van de Stichting voor de ontwikkeling van Machinale Landbouw, die aan Nederlandse boe renzoons een bestaan kunnen bieden. Hij stelde het uiterst voorzichtig en verstandig door niet alleen uit te gaan van de mogelijkheden van zo'n bedrijf, doch ook van de toekomstige ont wikkelingen in groter verband. Wordt er buiten de 5.000 ha, die nu in cultuur zijn, nog meer ontgonnen En zal de Surinaamse regering ter wille van de algemene welvaart het goed vinden dat de Nederlandse boeren een be staan hebben, dat beter is dan de doorsnee land bouwer daar gewend is Het zijn vragen die niet beantwoord kunnen worden, doch waarnaar kerels die durf en energie hebben ook niet vragen, omdat ze beseffen dat het vertrek over de Oceaan altijd een zeker risico inhoudt. En staat daar in Suriname niet tegenover, dat ieder na 3 jaar zo nodig weer vrij man is en tussentijds een behoorlijk salaris verdient Als men het zo beziet valt het inderdaad te betreuren, dat boerenzoons zonder bedrijf niet in meerdere mate i n deze gelegenheid, om in Suriname een bedrijf te krijgen, gebruik maken. Enige jaren geleden becijferde Ir. Maris van het L.E.I.dat in het kleigebied van Zeeland jaar lijks 385 jongeren de landbouw vaarwel zouden moeten zeggen, omdat deze hen geen plaats meer biedt. Hierbij ging hij er dus van uit, dat de be drijven niet verder gesplitst worden en dat dus deze 385 jongeren een andere werkkring moeten zoeken of emigreren. Tot de landen waar landbouwbedrijven beschik baar komen voor boerenzoons behoort ons land be slist niet meer, want degenen, die nog altijd hopen op een bedrijf in de N. O. P. voor hun kinderen, moeten bedenken dat zij een speld in een hooi berg zoeken. Mede door de verplaatsing van boeren uit de herverkavelingsgebieden en door het helpen van een aantal van hen die door uitbreidingsplannen getroffen zijn, is het aantal bedrijven dat over blijft voor boerenzoons maar zeer gering. Terwijl anderzijds het aantal gegadigden heel groot is. Men zou uit hoofde van deze feiten meer be langstelling voor emigratie mogen verwachten. Het jaarverslag van de Nederlandse Emigratiedienst over 1954 stelt echter danig teleur, wanneer men ziet dat de emigratie vanuit Zeeland heel sterk ge daald is. Terwijl de provincie Zeeland 2.6 °/o van het totaal aantal inwoners van ons land bezit, le verde het over 1954 slechts 0.9 van de totale Nederlandse emigratie. En wanneer men dan verwacht dat in een ty pische agrarische provincie de landbouwsector een behoorlijk aandeel heeft in de emigratie, komt men ook al bedrogen uit, want van de 117 beroeps personen die in 1954 emigreerden kwamen er slechts 41 uit de landbouw. Dit betekent ook, dat van de overtollige jonge ren slechts 10.5 de weg van de emigratie kiest, om zich elders een nieuw bedrijf te verwerven. Gezien de beperkte mogelijkheden die Zeeland in andere bedrijfstakken te bieden heeft, vinden we dit percentage veel te laag, temeer waar landelijk gezien nog altijd 17 °/o van de overtollige jongeren emigreren. En omdat de mogelijkheden in indus trie en handel in Zeeland beperkt zijn, gaat men zich direct afvragen waar die overtollige jongeren, of anderen uit de landbouwsector die hun plaats innemen, dan wel blijven. Zoeken ze een bestaan elders in het land of blijven ze op de bedrijven, hopende dat er toch nog eens een bedrijf voor hen vrijkomt Hoe het ook zij, erg geruststellend zijn deze cijfers zeker niet. Een paar weken geleden zijn daarom een hon derdtal emigratiedeskundigen bijeen geweest om de oorzaken van de dalende belangstelling voor emigratie op het platteland na te gaan. Men kwam toen o.a. tot de conclusie dat de reden gezocht moetworden in een toegenomen werkgelegenheid voor jonge agrariërs buiten de landbouw. o We zijn geneigd de redenen wat Zeeland betreft, in een andere richting te zoeken. En wel in het tekort aan arbeidskrachten op de bedrijven. Zo worden er momenteel zoons op de bedrijven ge houden die geen toekomst hebben en die wegens het ontbreken van een bepaalde opleiding moei lijk plaatsbaar zijn in andere beroepen. Tenslotte staat deze kwestie geheel buiten het vraagstuk of men in een periode van volledige werkgelegenheid de emigratie al dan niet dient te bevorderen, omdat het hier in de eerste plaats gaat om de toekomst van jonge mensen en dan eerst over het aantal op dit moment nodige werk krachten. Eenvoudig gesteld zullen jaarlijks honderden ouders tegen hun kinderen moeten zeggen: Emi greren of een ander beroep kiezen. Als deze keuze tijdig gedaan wordt valt de uitvoering wel weer mee. B.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1955 | | pagina 3