WAT DOET MEN VOOR DE KLEINE BOER? Jhr. J. VAN VREDENBURCH 75 JAAR. Zitdagen Boekhoud Bureau. voor 2eeiaf;d No. 2299. Frankering bij abonnement: Terneuzen ZATERDAG 5 NOVEMBER 1955. 43e Jaargang. ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD WAARIN OPGENOMEN HET NOORD-BRABANTSCH LANDBOUWBLAD Officieel Orgaan van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij (Z. L. M.) de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw en andere Verenigingen Op 11 November a.s. hoopt de heer Jhr J. van Vredenburch, Erelid van de Z. L. M., zijn 75e jaardag te vieren. Gaarne vermelden wij dit heugelijke feit, gedachtig aan het vele belangrijke werk, dat de jarige gedurende zovele jaren op zoveel plaatsen en in zo veler lei vorm in het belang van het agra risch bestel van ons land in het alge meen, maar in het bijzonder voor Zee land, met name voor de Z. L. M. heeft gedaan. Vooral in de distributietijd, tengevol ge van de oorlog 19141918, hanteerde de heer Van Vredenburch van 1916 tot 1920 de voorzittershamer op een wijze, die ieders respect afdwong. In figuur lijke zin deed hij zijn presidentshamer ook hameren op de departementale deuren in Den Haag, wanneer uitge vaardigde distributiemaatregelen voor de Zeeuwse boerenstand, als voedselpro- ducerend deel van ons volk, dl te druk kend of onaanvaardbaar werden. Meerderen zullen zich nog zijn actie tegen het stuitende ministerieel bestuur herinneren om militairen huiszoeking te doen verrichten bij de boeren, ten einde te onderzoeken of te veel voedsel voorraden voor eigen gebruik werden achtergehouden. Dat hij op de ministeries steeds ge hoor kreeg en in de meeste gevallen met succes was een gevolg van de wetenschap, dat Jhr Van Vredenburch zich uitsluitend op de bres stelde als de eisen van de boerenstand gerechtvaar digd waren. Maar dan deed hij het ook uit volle overtuiging en met alle kracht. Ook als stichter van het Landbouw- huis heeft de heer Van Vredenburch de Z. L. M. aan zich verplicht. Hoewel de jarige al enige jaren geen ambt meer bekleedt in het agrarisch leven van ons land, zal er moeilijk iemand te vinden zijn, die op deze leef tijd nog met zo'n onverminderde inte resse met het wel en wee van de boe renstand en van de Z. L. M. meeleeft. Dit medeleven gaat niet alleen uit naar de organisaties, waarin hij een werk zaam aandeel had, maar óók naar de leden individueel. Het nog aanwezige personeel van de Z. L. M., dat tijdens zijn voorzitterschap op het Landbouwhuis werkzaam was, mag zich in zijn nimmer verflauwende belangstelling verheugen. On blz. 512 van bet Gedenkboek van HULST: Maandag 7 Nov. in „De Graanbeurs", van 35 uur. WISSEKERKE: Woensdag 9 Nov. in Hotel ,,De Kroon." OOSTBURG: Woensdag 9 Nov. in Café „De Windt". ZIERIKZEE: Donderdag 10 Nov. in Hotel „Huis van Nassau". MIDDELBURG: Donderdag 10 Nov. in Café „De Eendracht". de Z. L. M. staat in verband met zijn benoeming tot Voorzitter op 6 Decem ber 1916: „Jhr Van Vredenburch, ver trouwensman van zovelen, allerwege bemind door zijn hulpvaardigheid." Deze woorden kunnen, bijna na 39 jaren later, met nog te meer overtui ging onderstreept worden. Het zal de jarige op 11 November a.s. op Beukenhof te Cappellen (België) zeker niet aan blijken van medeleven ontbreken. Namens de Z. L. M. wensen wij ons Erelid van harte geluk en hopen gaar ne, dat hij en de zijnen nog lang op deze dag met vreugde mogen terugzien. Terwijl de ene oogst van de bieten nog niet afgelopen is, gaan we al weer denken over het volgende jaar. En wel over het machinaal dunnen van de bieten waaraan hard gewerkt wordt. In een artikel op de 5e pagina vertelt de heer Van Liere wat de demonstraties dit jaar weer geleerd hebben. Op de foto zien we een Be IV a bietendunner uitgerust met grondvangers in de werkstand HIT is de vraag die ook in de Z. L. M. meermalen gesteld wordt. Een bui tenlands congres geeft mij aanleiding nader op deze vraag in te gaan. In 't begin van October hield de C. E. A., de Europese Landbouworganisatie, namelijk zijn jaarlijks congres te Parijs. Van deze organisatie is ook het Koninklijk Nederlands Landbouw Comité, de top-organisatie van onze Provin ciale Landbóuwmaatschappijen, lid. Op dit congres werd een resolutie over de oplossing van het kleine boerenvraagstuk aangenomen. De resoluties van de C. E. A. worden ter kennis van de Regeringen van -de West-Europese landen gebracht. De inhoud van de resolutie, welke opgesteld werd naar aanleiding van een studie van de Zwitserse hoogle raar, Prof. Howald, volgt hieronder puntsgewijze. Cursief staat telkens de tekst van het stuk; daartussen staat toelichting of commentaar van schrijver dezes. Men heeft dan vastgesteld: 1. De betekenis van het kleine land- bouw-familiebedrijf vloeit voor alles voort uit hét relatief hoge opbrengst vermogen per oppervlakte, uit de veelal hoge bruto-opbrengsten per ha gemeten land en uit h....r veelheid aan mensen. De bewerkers zijn zelfstan dige ondernemers, die voor eigen ver antwoordelijkheid het ondernemers risico dragen. Juist daardoor is het kleine boerenbedrijf voor de Europese Staten niet zo maar een gegeven, maar integendeel een sociale, econo mische en politieke noodzaak. Het kleinbedrijf, waarover het hier gaat, iseen be rijf met hoogstens 2 werkkrachten, dus in 't algemeen een bedrijf kleiner dan 8-10 ha, al naar gelang de intensiteit, van de bedrijfs uitoefening. In Nederland betreft dat 69 °/o van alle bedrijven, in België 82 °/o, in Frankrijk 52.5 °/o, in Zwitser land 82 °/o. In vele andere Europese landen zijn de verhoudingen weinig anders en de betekenis van het kleine bedrijf is dus zeer groot. 2. De economische toestand van het kleine landbouw-famïliebedrijf, vooral van boerderijen zonder nevenbedrijf en zonder intensieve cultures, wordt in alle landen van Europa als ongun stig of slecht aangemerkt. De inko mens per arbeidskracht zijn in de regel beduidend lager dan in niet-agrarische beroepen. Dit is een van de kernproblemen, waarmede de landbouw overal wor stelt. Ongetwijfeld ir dit ook de re den waarom men in Nederland in de kleine boerenstand met een groot aan passingsvermogen gezocht heeft naar mogelijkheden om een beter inkomen te verkrijgen, hetzij door het opnemen van een nevenberoep, hetzij door spe cialisatie en intensivering van de ver bouw. 3. Eén van de belangrijkste oorzaken van de onbevredigende ecotiomische toestand dezer kleine bedrijven is ge legen in de ontbrekende mogelijkheid, de arbeidskrachten voldoende te be nutten, alsmede in het feit, dat-9de arbeidsproductiviteit te gering is. Dit feit is in Nederland in vele ge vallen een gevolg van de omstandig heid dat men zal moeten spreken, met van een kleinbedrijf, maar van een te klein bedrijf. Zie hiervoor punt 7. Maar ook te hoge kosten ten gevolge van te verspreide kavelligging, tf kleine percelen en onvoldoende bedrijfsgebouwen spelen vaak een grote en schadelijke rol. 4. De toekomst van het kleine land bouw -familiebedrijf bestaat in hoofd zaak in een rechtvaardige beloning voor een goed georganiseerde arbeid en rationeel gebruikte productie middelen. Dit is een uitnodiging en een op roep tot de boer op het kleinbedrijf ..modern" te zijn en „modern" te wer ken in de goede zin van het woord. Alleen wanneer hij met zijn tijd mee gaat, zal het de boeren-organisaties mogelijk zijn, zijn belangen voldoende bij de Overheid te behartigen. O.a. betekent dit dat hij zal moeten leren investeren op crediet, dat betekent beginnen om schuld te maken, om dit later als het goed i.. gebeurd, met meer rendement terug te winnen en dat hij zijn kind, dat voor opvolger bestemd is, een goede opleiding ver?ekert. 5. In het bijzonder het vooruitbren gen van het kleine boerenbedrijf is tot nog toe in vele Europese landen te vjeinig gedaan. Het ontbreekt niet aan goede pogingen voor een sociaal-eco nomische politiek ten gunste van het kleine boerenbedrijf, maar de pogin gen tot nog toe waren te >einig om vattend, te weinig doelbewust en dientengevolge onvoldoende werkzaam. Nederland slaat hier zeker geen slecht figuur. We wijzen op de in de crisisjaren tot stand gekomen Dienst voor Kleine Boeren, de huidige sub sidieregeling voor sommige verbete ringen en aanschaffingen op kleine bedrijven en niet te vergeten de ver- kavelings- en saneringspolitiek, op welke laatste weer in punt 7 ingegaan wordt. 6. Specifieke maatregelen om de kleine landbouw familiebedrijven vooruit te brengen, moeten genomen worden op het gebied van grondpo- litiek, voortbrengings- en prijspoli tiek en de sociale politiek. 7. De grondpolitiek moet ervan uit gaan, de kleine boer in Europa een hoeveelheid grond van een bepaalde minimum oppervlakte ter beschik king te stellen, waarop een rationele en evenwichtige productie mogelijk is. Dit laatste zal dus alleen moge lijk zijn, wanneer de grootte zodanig is, dat inderdaad de aanwezige ar beidskrachten) volledig benut kan worden. De sanering van te kleine bedrijven staat weliswaar in ons land nog aan het begin, maar trok de aan dacht van de andere landen. In Zwit serland heeft men verder b.v. in het boeren-erfrecht practische bepalingen, die het splitsen van bedrijven tegen werken. 8. De taak van de voortbrengings- politiek vereist vooral, dat in het klei ne bedrijf die cultures aangemoedigd worden, waarvoor het bijzonder ge schikt is, benevens in het waarborgen van productenprijzen, die de kosten dekken. Het vormings- en voorlich- tingswerk moet in 't bijzonder ten dienste van het kleine boerenbedrijf werken. (Zie verder 2de pagina.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1955 | | pagina 1